Sexy richting oude dag
Saaiheid troef: dat is het beeld dat over de Belgische pensioenfondssector bestaat. Een terechte kritiek? Niet als we naar het investeringsbeleid van de Voorzorgskas voor Geneesheren, Tandartsen en Apothekers kijken. Het fonds koos de voorbije jaren resoluut voor een actief portefeuillebeheer.
Belgen zijn altijd al heel terughoudend geweest tegenover de manier waarop het geld van pensioenfondsen belegd wordt. Het gaat toch om de spaarcenten van de mensen, niet? Die achterdocht is ongegrond, als we het track record van de Voorzorgskas voor Geneesheren, Tandartsen en Apothekers (VKG), het pensioenfonds van de gezondheidssector, onder de loep nemen.
Van 1994 tot 2000 haalde de VKG (beheerd vermogen: 521 miljoen euro) een gemiddeld rendement van 16,1%. Daarmee komt het pensioenfonds duidelijk boven het marktgemiddelde van 12,5% uit. In 2001 volgde wel een daling met 8%, maar dat baart directeur Karel Stroobants van de VKG niet echt zorgen. “De negatieve evolutie op de financiële markten heeft geen dramatische gevolgen gehad voor de situatie van de leden. Die genieten hoe dan ook van een gewaarborgde rente van 3,75%. Daarvoor is de vorige jaren voldoende provisie aangelegd.” Voor het jaar 2000 kregen de leden trouwens een rendement van 6,75% uitgekeerd op de aanvullende pensioenrekening. Ter vergelijking: bij andere spelers zoals Omob of Axa ligt dat op respectievelijk 6,5 en 6,4%.
Wat is het geheim? De VKG heeft de naam een dynamische investeringspolitiek te voeren. Hij kreeg daar eind vorig jaar zelfs een prijs voor van het IPE, een gespecialiseerd Angelsaksisch magazine voor pensioenfondsen. De VKG werd geloofd omdat het fonds erin geslaagd was te evolueren van een risico-avers en vrij saai pensioenfonds naar een fonds met een gediversifieerde investeringspolitiek. Het beheer van de VKG-portefeuille is in handen van spelers als Gartmore Investment Management, Sanford C. Bernstein, Jennison Associates of Fiduciary Trust maar ook Belgen als Puilaetco en Bank Corluy.
Oubollig imago
De VKG is nog amper te vergelijken met het pensioenfonds dat in 1967 werd opgericht. “De voorzorgskas komt van ver, zeer ver,” zegt voorzitter Jean-Pierre Gaillez. “Het fonds werd opgestart in de nasleep van de onderhandelingen die in 1964 werden gevoerd rond het oprichten van artsensyndicaten. Onze leden – momenteel zijn er ongeveer 17.000 – zijn vooral artsen en tandartsen. Er bestaat immers ook een aparte voorzorgskas voor apothekers, de VKA. Halfweg de jaren zestig waren aanvullende pensioenen nog een rariteit. We deden echt aan pionierswerk.”
Anno 2002 klinkt de manier waarop het pensioenfonds lange tijd functioneerde tamelijk absurd: het was gebaseerd op een systeem van repartitie op vrijwillige basis met bijdragen bepaald door de staat, zonder rekening te houden met de indexering van de rente en met de hogere levensverwachting. Stroobants: “Een vrijwillig systeem op basis van repartitie – waarbij de huidige actieven betalen voor de huidige generatie van gepensioneerden -, het is een enorme paradox. Vandaar dat het fonds begin de jaren negentig besloot over te stappen naar een systeem van individuele kapitalisatie.”
De overgang naar een kapitalisatiesysteem met solidariteit verliep niet van een leien dakje. De Beroepsorganisatie van verzekeringsondernemingen (BVVO) vroeg naar een onderzoek, want ze kreeg er meteen een geduchte concurrent bij. Het Arbitragehof gaf de VKG uiteindelijk gelijk. Maar daarmee was het probleem nog niet van de baan. De Raad van State werd geraadpleegd en de EuropeseCommissie begon een zaak tegen België. Dat heeft als een katalysator gewerkt. De Commissie kwam tot de conclusie dat niet langer de VKG een probleem was, maar wel dat het monopolie voor de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen moest worden weggewerkt.
“Maar daarmee was het probleem nog niet definitief van de baan,” zegt Stroobants. “Om die overschakeling voor te bereiden, hebben we van Oostende tot Aarlen een roadshow gegeven voor de leden, om ze te overtuigen van de voordelen van een kapitalisatiestelsel. Daar kwam nog bij dat we alle leden duidelijk moesten maken dat ze alleen binnen het systeem konden blijven als ze afstand deden van een aantal financiële verplichtingen die we tegenover hen hadden.”
Naar Angelsaksisch model
Die overschakeling naar een kapitalisatiesysteem was voor Stroobants ook het signaal om het fonds te moderniseren. “De keuze voor een kapitalisatiesysteem was één stap in de goede richting, maar qua beleggingsstrategie droeg de VKG nog de erfenis van het verleden mee,” aldus de directeur. “De investeringsportefeuille was zuiver Belgisch en bestond voor het grootste deel uit ‘zekere waarden’ zoals obligaties.”
80% van het beheerde vermogen werd in Belgische obligaties gestoken. Een weinig indrukwekkende strategie in vergelijking met andere spelers, vooral dan in landen met een sterke traditie op het vlak van pensioenfondsen, zoals Nederland en Groot-Brittannië. Vooral de Nederlandse pensioenfondsen schakelden heel snel over van investeringen in staatsleningen naar vastgoed en aandelen. Sommige fondsen hebben daardoor zulke grote reserves weten te verzamelen dat hun deelnemers nu jarenlang weinig of zelfs geen premie hoeven te betalen.
Om de returns te verhogen en tegelijk het risico te diversifiëren, schakelde het fonds over op een internationale asset mix. Daarvoor werd ook een beroep gedaan op internationaal gerenommeerde vermogensbeheerders. In 1998 werd België geschrapt als asset place. De waarden kwamen onder de noemer Europese small, mid en large caps terecht. De VKG is ook overgestapt van Belgische naar Europese staatsobligaties, en in 2000 werd het gewicht aan bedrijfsobligaties verhoogd tot de helft. Daarnaast koos het fonds voor een extern beheer naar Angelsaksisch model. Stroobants: ” Splits de verantwoordelijkheden is de boodschap. De ene zorgt voor de berekening, een andere speler voert de transacties uit.” Met de huidige beleggingsmix wordt 55% geïnvesteerd in aandelen, 35% in obligaties en 10% in immobiliën.
Een klassieke vraag die dan rijst, is de manier waarop het fonds de beleggingsrisico’s onder controle houdt. Volgens Stroobants is het specifieke karakter van het ledenbestand daarbij een voordeel. “Bij onze beleggingsstrategie hebben we ons altijd door een langetermijnvisie laten leiden. Een lange investeringshorizon vermindert het risico, en dus mag het gewicht van de aandelen in de portefeuille best wat hoger liggen. Die langetermijnvisie hanteren is mogelijk dankzij de gemiddelde leeftijd van onze leden: 42 jaar.”
De gemiddelde leeftijd van de VKG-aangeslotenen ligt veel lager dan bij een bedrijf dat zo’n fonds opstart, en waar er bijgevolg een snellere uitstroom van kapitaal is. Een tweede belangrijk gegeven is dat de leden niet vroeger dan hun pensionering over het bedrag kunnen beschikken. Stroobants: “Als je dat toelaat, schiet je trouwens voorbij aan het doel van de tweede pijler, namelijk op lange termijn investeren.”
Ook het feit dat de VKG met verschillende vermogensbeheerders samenwerkt, moet het risico beperken: een gediversifieerde portefeuille met risicovolle beleggingen betekent ook dat die risico’s elkaar min of meer neutraliseren.
Fonds voor de hele gezondheidssector
Gaat de VKG nu op zijn lauweren rusten? “Neen,” klinkt het kordaat. “Wij zijn altijd een voortrekker geweest en willen dat ook in de toekomst blijven. Ondertussen is de wet op de aanvullende pensioenen goedgekeurd, waardoor het makkelijker wordt om binnen één sector aan pensioenvorming te doen op basis van kapitalisatie én gekoppeld aan solidariteit. Wel, wij waren eigenlijk een sectorfonds avant la lettre. Ik zie dat men qua aanvullende pensioenen ons voorbeeld volgt: wij staan open voor concurrentie met een kleine c. In de eerste pijler ( nvdr – het wettelijke pensioen) is er geen competitie, in de derde pijler ( nvdr – het individuele pensioensparen) is er wel totale competitie, en dan heb je degenen die ertussen zitten. Die tweede pijler is een bijna gevestigde divisie met oog voor groepssolidariteit. Koppel daaraan een actief beheer en je bent op de goede weg. Veel fondsen uit de tweede pijler dreigen immers een slapende pensioenkas te worden.”
En dat is precies wat de VKG te allen prijze wil vermijden. Integendeel, het wil de komende jaren een centrale rol spelen in de pensioenvorming voor de hele gezondheidssector. Dat moet gebeuren via het vorig jaar opgerichte dienstenplatform Amonis, dat op alle beroepen uit de gezondheidssector mikt. Het platform bestaat uit een coöperatieve vennootschap (Amonis), een onderlinge verzekeringsvereniging ( Amonis Life) en een beleggingsvennootschap met Veranderlijk Kapitaal ( Amonis Bevek).
Op die manier wordt de knowhow van vermogensbeheer, administratie en actuariële studie waarover de VKG beschikt ten dienste gesteld van de gezondheidssector. “Het sluit aan bij wat minister van Pensioenen Frank Vandenbroucke(SP.A) onder ‘de democratisering van de aanvullende pensioenen’ verstaat. Amonis telt minstens 150.000 potentiële leden, gaande van verplegers via diëtisten tot zelfs het administratief personeel van ziekenhuizen. Met Amonis als eerste niet-bancaire bevek treedt de VKG openlijk in concurrentie met beveks of beleggingsfondsen van banken en beursvennootschappen, ook al een novum.”
De Amonis-bevek telt negen compartimenten. Zeven ervan investeren elk in een andere categorie aandelen, met iedere keer een verschillende risicograad. Twee compartimenten beleggen in vastrentend papier. Er is dus zowel keuze voor wie veel of wie weinig risico wil nemen. Stroobants: “Het is ook mogelijk om naar andere compartimenten over te stappen. Ook heeft de VKG voor de verschillende compartimenten andere topadviseurs en beheerders aangesproken. En wat de transparantie betreft, sluit Amonis aan bij wat we met de VKG doen: geen weggemoffelde kosten via funds of funds bijvoorbeeld.”
Alain Mouton [{ssquf}], amouton@trends.be
De Voorzorgskas voor Geneesheren wil de komende jaren een centrale rol spelen in de pensioenvorming van de hele gezondheidssector.
Met zijn vorig jaar opgerichte dienstenplatform Amonis mikt de Voorzorgskas op 150.000 potentiële leden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier