School voor propere zeerovers
De Hogere Zeevaartschool in Antwerpen is de enige maritieme onderwijsinstelling in Europa die er de laatste jaren op vooruitgaat in aantal studenten. Op 3 oktober treedt een nieuwe lichting aan. Kapitein Patrick Blondé wist weinig van het onderwijs toen hij hier vijf jaar geleden belandde.
Een simpele vergelijking. Anno 2000 was het Belgische scheepsregister zo goed als onbestaande. Het aantal studenten aan de Hogere Zeevaartschool (HZS) bedroeg in het academiejaar 1999-2000 amper 217. Anno 2007 is de vloot die onder de Belgische driekleur vaart naar tonnage de zeventiende grootste ter wereld. En kijk, bij de HZS klokten ze vorig academiejaar af op 512 aspirant-zeevaartofficieren. Dit jaar wordt er waarschijnlijk opnieuw een groei van 15 tot 20 % opgetekend.
“We hebben de omstandigheden mee,” geeft de algemeen directeur van de Hogere Zeevaartschool, kapitein Patrick Blondé, toe. “Maar zonder hard werken én samenwerken zouden we niet staan waar we nu staan.” Samen met pr-verantwoordelijke Eddy De Bondt belandde Blondé vijf jaar geleden bij de Hogere Zeevaartschool. De twee kennen elkaar van het inmiddels opgedoekte Assiport, dat destijds het promotieorgaan was van de privébedrijven uit de Antwerpse haven. Voordien was Blondé tien jaar aan de slag bij de maritieme groep Ahlers. “Van onderwijsprocedures wisten we geen van ons tweeën veel. Daartegenover: of je een bedrijf of een school moet reorganiseren, de basis is steeds dezelfde: communiceren, samenwerken, luisteren en dan structureren.”
Nieuwbouw
Zeevaartonderricht wordt in Antwerpen al sinds de veertiende eeuw gegeven, de Hogere Zeevaartschool zelf dateert van 1834, al richtte Napoleon in 1815 al een voorloper op. De huidige, geklasseerde gebouwen stammen grotendeels uit 1931. Bijna tachtig jaar later denkt Blondé aan een nieuw, modern gebouw, vlakbij het huidige. “Dit jaar kunnen we de groei nog opvangen, over een jaar of drie, vier raken we in de problemen. We hadden een gebouwtje vlakbij gekocht, maar dat sneuvelt bij de aanleg van de Lange Wapperbrug. Dat maakt dat we vijf jaar tijd hebben om een nieuwe school te bouwen.”
Daarvoor rekent Blondé op privé-investeerders, die het project met een DBFM-formule ( design, build, finance and maintenance: ontwerp, bouw, financiering en onderhoud) willen financieren. “Met de Royerssluis zit je hier op de scheidingslijn tussen de oude en de nieuwe haven, en het staat in de sterren geschreven dat de stad in deze richting opschuift. Je zou hier dan, net als bijvoorbeeld in Kopenhagen, een merkpunt kunnen creëren.”
De samenwerking met de privésector is één van de zaken waar Blondé van bij zijn aantreden hard voor heeft geijverd. “Zij kunnen ons ondersteunen, en wij hen. De Belgische Redersvereniging, Alfaport ( nvdr – de koepel van Antwerpse privéhavenbedrijven), de Antwerpse Scheepvaartvereniging, het Koninklijk Belgisch Zeemanscollege, de Belgische afdeling van het Nautical Institute, de vereniging van scheepswerktuigkundigen Gallois en anderen vergaderen hier. Ik ken een aantal reders persoonlijk, dat helpt om kort op de bal te kunnen spelen, te zorgen dat we kunnen inspelen op de noden van de industrie. Zonder hen hebben wij geen reden van bestaan. Vroeger was de school eerder docentgericht, nu een pak meer studentgericht. Wij hebben twee hoofdrichtingen: ongeveer 80 % volgt nautische wetenschappen, de rest scheepswerktuigkunde. Elke student garanderen we een job. Zelfs als we duizend studenten extra hebben: we krijgen ze weg. De meesten hebben in het tweede of derde jaar al een contract getekend. Er wordt voor hen gevochten.”
Dat blijkt ook uit enquêtes, vult De Bondt aan. “We hebben twee jaar geleden een alumnivereniging opgericht, waar inmiddels zowat 500 oud-leerlingen lid van zijn. Van alle mensen die we hebben geënquêteerd, was er één die een paar weken thuis had gezeten.” Dat maakt dat er aantrekkelijke lonen worden betaald aan afgestudeerden. Een derde officier, de laagste graad, krijgt al snel 2000 euro netto op zijn bankrekening, bij een eerste officier of kapitein van een groot schip kan dat oplopen tot 5000 euro per maand.
Traditie en technologie
“De zeevaart is één van de meest traditionele sectoren, met één van de meest moderne technologieën,” meent Blondé. “Wanneer Exmar re-gasschepen introduceert, waarbij vloeibaar gas aan boord wordt vergast, worden de officieren hier aan onze simulator opgeleid. Tegelijk eisen we dat onze studenten altijd hun uniform dragen, ook in de stad. Dat verhoogt de visibiliteit.”
En hoewel de HZS steeds wordt geassocieerd met grote zeeschepen, pikken Blondé en zijn team ook in op andere marktniches. Commerciële yachting, bijvoorbeeld. Want door de invlagging van megajachten onder Belgische en Luxemburgse vlag en door de nieuwe Europese regelgeving is er een grote vraag naar goed opgeleide bemanningsleden ontstaan.
Mede door het succes staat de Hogere Zeevaartschool opnieuw op de kaart. De tweetaligheid – elk van de 55 docenten moet in de twee landstalen les kunnen geven – en de specificiteit van de doelgroep maken dat de school geen concurrentie heeft in eigen land. Blondé: “Dat is een voordeel, maar kan ook een nadeel zijn, omdat mensen sneller dreigen weg te zakken in zelfgenoegzaamheid. Wij proberen mee te evolueren: de laatste vijf jaar is de gemiddelde leeftijd van de docenten met vijftien jaar gedaald, en we hebben ongeveer 30 % vrouwelijke personeelsleden en 15 % vrouwelijke studentes. Veranderen is voor mij niet vermoeiend, we moeten vooruit blijven gaan.”
Door de tweetaligheid – 40 % van de studenten is Franssprekend, een kwart bestaat uit buitenlanders van twintig nationaliteiten – wordt de Hogere Zeevaartschool wel eens de laatste Belgische onderwijsinstelling in ons land genoemd, maar dat klopt slechts ten dele. Alles wat verband houdt met het academische en educatieve, inclusief de lonen van het personeel, valt onder de verantwoordelijkheid van het Vlaamse ministerie van Onderwijs. Het is echter de federale overheidsdienst Mobiliteit die controleert of de opleiding de kwaliteitsnormen van de Internationale Maritieme Organisatie haalt. “Reders willen geen kapitein die zijn brevet in een of ander obscuur land gehaald heeft. Vroeger had je in de Filipijnen ruim duizend zeevaartscholen, nu blijven er minder dan honderd over.”
Dienstverlening aan derden
Blondé en zijn team speelden ook korter op de bal dan de maritieme opleidingsinstituten in Frankrijk en Nederland. Aan de HZS kan je een masterdiploma halen, bij de buren blijft het voorlopig beperkt tot een bachelordiploma. De nieuwe Europese verplichtingen voor hoger onderwijs bepalen dat ook hogescholen naast onderwijs ook academisch onderzoek en dienstverlening aan derden moet verrichten: veiligheidsopleidingen, brugbeheer, training op gasschepen enzovoort. “Reders laten hun varend personeel de limieten van hun schepen leren kennen op onze simulator. Met als voordeel dat een crash niet op CNN te zien is.” Momenteel is de dienstverlening goed voor ongeveer een vijfde van de eigen middelen. Die bedragen ongeveer 600.000 euro per jaar en worden aangevuld met een dotatie van 1,1 miljoen euro. Met de eigen inkomsten worden bijvoorbeeld de simulators up-to-date gehouden.
Luc Huysmans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier