De bedrijfswagen inruilen voor een mobiliteitsbudget wint aan populariteit, maar het blijft nog een beperkt fenomeen. Wie het toch deed, gebruikt het budget het vaakst om woonlening of huur te betalen. Dat blijkt uit een onderzoek van hr-dienstverlener SD Worx.
Het mobiliteitsbudget bestaat op 1 maart vijf jaar. Het idee erachter is dat werknemers hun (recht op een) bedrijfswagen inruilen voor een budget dat ze kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld een elektrische wagen, een fiets, een trein-, bus- of deelabonnement. Daarnaast kunnen werknemers het budget gebruiken om een hypothecaire lening of de huishuur te betalen, althans indien ze binnen een straal van 10 kilometer van hun werk wonen of meer dan de helft van de tijd van thuis werken.
En die laatste optie blijkt een succes. “Het mobiliteitsbudget is heel populair voor de financiering van lening en huishuur, en dit stijgt al een tijdje in aandeel”, zegt Audrey Stampaert van Mbrella, een digitaal hr-mobiliteitsplatform. “In 2023 gebruikte 77 procent van de werknemers zijn mobiliteitsbudget voor huisvestingskosten.” In 2021 was dat nog 45 procent, in 2022 52 procent. Daarnaast wordt vooral geld uitgegeven aan fietsen (fietsaankoop, deelfietsabonnement …).
Jonge werknemers
Op basis van een analyse bij meer dan 36.000 werkgevers en meer dan 1,1 miljoen werknemers stelt SD Worx dat het aandeel werknemers met een mobiliteitsbudget in 2023 is verdubbeld: van 0,2 naar 0,4 procent. Een op de 35 bedienden met een bedrijfswagen ruilde die in. Het mediane bedrag van het mobiliteitsbudget bedroeg 7.800 euro.
Het inruilen van de bedrijfswagen heeft het meeste succes bij medewerkers tussen 25 en 35 jaar. En “vooral als de medewerker de auto niet echt nodig heeft of als er voldoende alternatieven voorhanden zijn, zoals in de steden”, aldus Veerle Michiels van SD Worx. In Brussel biedt 3,5 procent van de werkgevers het mobiliteitsbudget aan, in Vlaanderen 1 procent.
