Rond de Leuvense stoof
Wat aten de Belgen tussen 1900 en 1960 ? Diane De Keyzer serveert het antwoord. Vooral het schrijnende contrast tussen de rijke- en de armentafel, en de oorlogskeukens vallen op.
Als de aardappelen gaargeprutteld waren op de Leuvense stoof, goot de grootmoeder van Diane De Keyzer het kookvocht af, dat in de soep ging of voor de vaat diende. Prompt werd de rode spekpan met het teutje op het vuur geplaatst. Een blokje goede boter en een halve eetlepel afgebakken spekvet schoven erin. In de hete vetstof braadde ze gesnipperde sjalot. Achtereenvolgens werden verse melk van de eigen koeien en de aardappelen toegevoegd. De patatten-met-melksaus werden niet opgediend in borden, maar gegeten uit de pan. “Er bestond geen groter genoegen dan daar aan die tafel te zitten met peet en de rode pan en de gloed van de Leuvense stoof in de rug.”
Met Madame est servie, een haast tastbare reconstructie van de vergeten geschiedenis van het huispersoneel in herenhuizen en kastelen, oogstte De Keyzer een verrassend groot succes. Het mag dan ook niet verbazen dat haar nieuwe boek zowel thematisch als vormelijk aansluit bij haar Vlaamse bestseller. In De keuken van meesters & meiden blikt de (radio)journaliste terug op de culinaire geschiedenis van de eerste helft van deze eeuw. Naast haar eigen herinneringen put ze uit talloze getuigenissen. Zo ontstaat andermaal een sfeervolle én leerzame historische collage.
Naast een interessante culinaire speurtocht groeit haar documentaire uit tot een sociaal fresco. Terecht wijst de ondertitel op dit aspect : Klassenverschillen aan tafel 1900-1960. Terwijl de kasteelheren en -freules zich rond de eeuwwisseling laafden aan gulzige porties runds- en kalfsvlees, zalm, kreeft en tussendoor wild, moest de gewone man zijn honger stillen met pap, aardappelen met ajuinsaus of een boterham met gebakken vet. In de beste jaren wachtte er voor de kleine boeren zowat om de zes maanden een pensenkermis. Maar veel vlees konden ook zij zich niet veroorloven. Ondertussen smulden de hogere klassen zelfs buiten de feestdissen om nog zo’n halve kilo vlees per persoon per dag.
De Keyzers boek deint op het conjuncturele wel en wee. Ze begint bij de weelderige tafels van de belle époque. Dankzij de bewaarde schriften van markiezin Ferdinande de Mailhem van het kasteel van Louvignies, kan ze het eetpatrooon en enkele feestmenu’s weergeven. Ondertussen vormt honger één van de grote drijfveren van sociale onrust. In 1904 legden de Antwerpse diamantarbeiders 18 weken het werk neer. In 1907 trokken de Wetterse textielarbeiders de straat op. De stakers haalden groenten en aardappelen bij de boeren in de dorpen. Ze kookten er soep van voor zichzelf en hun gezinnen. Soep voor stakers, hebben we dat ook recentelijk niet meegemaakt in Vilvoorde ? Van Halewyck, 430 blz., 998 fr. .
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier