ROERENDE VOORHEFFING. WIE HOUDT WIE VOOR DE GEK ? Soms te laat, soms te vroeg

Dat de fiskus enige moeite heeft om een normale kommunikatie te ontwikkelen met het belastingplichtige publiek, is niet nieuw. Neem bijvoorbeeld het toch niet zo moeilijke probleem van de voorafbetalingen. De eerste voorafbetaling van het jaar moet in principe gebeuren tegen 10 april. Maar niettemin kon men in verschillende kranten lezen dat die uiterste datum verschoven was naar 18 april. Hoe komt dat ?

Een en ander heeft te maken met de manier waarop het vermeerderingspercentage berekend wordt dat van toepassing is als men niet of te weinig voorafbetaalt. Normaal wordt dat percentage berekend uitgaande van de rentevoet die de Nationale Bank van België toepast op bepaalde voorschotten in rekening-courant. Maar krachtens de wet kan de koning daarvan afwijken als dit ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is.

Normaal had het vermeerderingspercentage voor het aanslagjaar 1996 aldus berekend moeten worden uitgaande van een basisrentevoet van 6 %. Maar gebruik makend van de hoger vermelde mogelijkheid besliste de regering het vermeerderingspercentage te berekenen vanuit een rentevoet van 7 %. Waardoor het gemiddelde vermeerderingspercentage voor het aanslagjaar 1996 niet op 13,5 % uitkomt, maar wel op 15,75 % (zijnde 2,25 keer de in aanmerking genomen basisrentevoet).

TERMIJN.

Tot daar geen vuiltje aan de lucht. In het wetboek staat evenwel nog een biezondere bepaling te lezen over de termijn waarbinnen de eerste voorafbetaling van het jaar moet worden gedaan. Zoals gezegd, moet die in principe gebeuren tegen 10 april van het lopende jaar. Maar, zegt het wetboek, zodra de koning beslist een andere basisrentevoet in aanmerking te nemen dan de rentevoet die de Nationale Bank toepast, hebben de belastingplichtigen minstens een maand tijd om hun eerste voorafbetaling te doen.

Het koninklijk besluit waarbij bekendgemaakt werd dat voor het aanslagjaar 1996 rekening gehouden wordt met een basisrentevoet van 7 %, werd gepubliceerd in het Staatsblad van 16 maart 1995. Tel daar een maand bij, en men komt rekening houdend met het verlengde paasweekend automatisch op 18 april uit. Acht dagen later dus dan de termijn die normaal geldt.

Het probleem is alleen dat maar weinig belastingplichtigen weten dat het wetboek in die biezondere termijnverlenging voorziet. Om eerlijk te zijn : niemand was zich daarvan bewust.

Iedereen wordt weliswaar geacht de wet te kennen. Maar die wet, zeker de fiskale wet, is zo ingewikkeld, en zo veelomvattend, dat die veronderstelde allesomvattende kennis meer de uitzondering dan de regel vormt. Men mag al blij zijn dat men de grote principes kent, en links en rechts een paar details. Hij die pretendeert alles tot in de finesses te kennen, is ofwel een leugenaar, ofwel een uiterst zeldzaam eksemplaar van een wandelende computer of encyclopedie.

WAKKER.

Wat er ook van zij, niemand heeft zich dat biezonder regeltje inzake de termijnverlenging tot 18 april herinnerd. Zodat er ook niet de minste ruchtbaarheid aan gegeven werd.

Binnen de Administratie zijn er evenwel nog wakkere geesten. En die hadden die termijnverlenging wel opgemerkt. Zodat ter zake uiteindelijk toch nog een bericht wereldkundig werd gemaakt.

Normaal zou men dan verwachten dat dit bericht met luide trom verspreid zou worden, via alle mogelijke informatiekanalen die het grote publiek bereiken ; en vooral, dat dit ruimschoots op tijd zou gebeuren. Maar daar is allemaal niet veel van in huis gekomen. Het persbericht is wel naar enkele kranten verstuurd, maar dit gebeurde pas begin april. Zodat de dagbladpers er slechts melding van gemaakt heeft, op het ogenblik dat de gewone termijn om de eerste voorafbetaling te doen (10 april) al verstreken was.

Pikant detail : op vijf april heeft de Administratie nog een omstandig bericht in het Staatsblad gepubliceerd met naar jaarlijkse gewoonte de hele uitleg over hoe men het vooraf te betalen bedrag moet berekenen, hoe men die voorafbetalingen moet doen, waar men moet storten, en wanneer men dat moet doen. Van een verlenging van de termijn om de eerste voorafbetaling te doen is in dat bericht geen spoor te vinden. Daar luidt het nog steeds dat dit uiterlijk op 10 april moest gebeuren. Van verwarring gesproken !

AANKONDIGEN.

Soms is de fiskus zeer laat met zijn mededelingen. Soms is hij er ook vroeg bij. Dat is tegenwoordig van langsom meer het geval als het erop aankomt nakende wetswijzigingen aan te kondigen. Vooral dan als die wetswijzigingen bedoeld zijn om een gat in de fiskale wetgeving te dichten of om een regeling te verstrengen en men die wijziging of verstrenging uitwerking wil laten hebben vanaf het ogenblik waarop de regering de beslissing daartoe neemt. Vooraleer de wettekst ter zake in het Staatsblad te lezen staat, verlopen normaal gezien nog vele maanden. Na de regeringsbeslissing moet het wetsontwerp immers nog heel de parlementaire procedure doorlopen. Waarna de regeling dan met terugwerkende kracht in werking kan treden.

Precies om kritiek te vermijden op de retroaktieve werking van dergelijke fiskale maatregelen, heeft men de gewoonte aangenomen, die maatregelen onmiddellijk officieel aan te kondigen, op het ogenblik dat de regering haar beslissing neemt. Zodat niemand achteraf moet komen klagen dat hij van niets wist. Men noemt dat het “announcement”-effekt.

BEVEK.

Enkele weken geleden heeft de regering nogmaals van die techniek gebruik gemaakt. En dit om aan te kondigen dat zij van plan is het fiskaal stelsel van beveks met een gewaarborgd rendement te verstrengen. In de toekomst zullen de inkomsten die men uit dergelijke beveks verkrijgt, onderworpen worden aan de roerende voorheffing. Een maatregel die naar verluidt noodzakelijk is omdat men vastgesteld heeft dat zich een ware “vlucht” in de richting van dat soort beveks heeft voorgedaan, met voor de Schatkist een dramatisch verlies aan roerende voorheffing tot gevolg.

En om elke spekulatie te vermijden, heeft de regering daar onmiddellijk aan toegevoegd dat de nieuwe regeling van toepassing zal zijn op alle onderschrijvingen die na 7 april 1995 gebeuren, dag waarop de ministerraad de beslissing heeft genomen. Dat “nieuws” werd ook als zodanig meegedeeld aan de pers.

Men moet achteraf dus weer niet komen klagen : wie na 7 april inschrijft op een bevek met gewaarborgd rendement, weet dat het fiskaal stelsel van de inkomsten ervan weldra met terugwerkende kracht gewijzigd zal worden. En dat hij de roerende voorheffing zal moeten betalen.

De manier waarop aldus van het “announcement”-effekt gebruik is gemaakt, roept dit keer evenwel bijkomende vragen op. Als de regering een maatregel aankondigt, dan volgt daarop normaal gezien de opmaak van een wetsontwerp dat vervolgens aan het parlement ter beoordeling wordt voorgelegd.

Het probleem is nu dat het parlement enkele dagen na de regeringsbeslissing over de beveks met gewaarborgd rendement, ontbonden is geworden. Er kan dus geen wetsontwerp meer worden ingediend. En dus ook niet behandeld worden. Men moet wachten op het nieuwe parlement. Dus tot na de verkiezingen. En normaal gezien zal het dus ook de volgende regering zijn die een wetsontwerp ter zake zal moeten indienen.

Zodat men tot de verbazende vaststelling komt dat de huidige regering gemeend heeft zich de vrijheid te kunnen permitteren een maatregel aan te kondigen die zij zelf niet meer kan doorvoeren. Op de keper beschouwd, heeft de huidige regering dus gesproken in naam van de volgende regering. Zij heeft zich sterk gemaakt dat de volgende regering bereid zal zijn de genomen beslissing te bevestigen en uit te voeren. En dat is toch wel heel kras. Vooral omdat op dit ogenblik niemand weet hoe die volgende regering er zal uitzien. Dezelfde koalitie ? Een gewijzigde koalitie ?

Wie kan op dit ogenblik bevestigen dat bijvoorbeeld een sterk gewijzigde koalitie nog bereid is juist dezelfde beslissing te nemen, en ze ook met terugwerkende kracht tot 7 april 1995 van toepassing te verklaren ?

IETS DOEN.

Op het kabinet van de minister van Financiën doet men alsof er geen vuiltje aan de lucht is. En gaat men ervan uit dat geen enkele regering, van gelijk welke signatuur, naast de drainage van roerende voorheffing kan kijken die zich op dit ogenblik voordoet. En dat gelijk welke regering dus wel verplicht zal zijn de beveks met gewaarborgd rendement aan de roerende voorheffing te onderwerpen. “We moesten iets doen, ” zegt men op het kabinet van de minister.

Vraag is alleen wat er nu gaat gebeuren als de volgende regering de genomen beslissing niet zonder meer overneemt, en bijvoorbeeld de datum van inwerkingtreding niet op 7 april 1995 behoudt. Zullen de belastingplichtigen zich dan niet terecht voor de gek gehouden mogen voelen ?

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content