Reddingsboei voor noodlijdende bedrijven
Een gerechtelijk akkoord is sinds kort geen glijbaan
meer richting faillissement. Een nieuwe wet geeft bedrijven in moeilijkheden een échte kans. Al zien sommige experts er ook een juridische basis voor sterfhuisconstructies in.
De ‘wet op de continuïteit van de ondernemingen’ trad vorige week in werking. In feite bezorgt ze België een kopie van het Amerikaanse Chapter 11, waarmee Barack Obama General Motors wil redden. Het gerechtelijk akkoord, tot voor kort het signaal van een nakend faillissement (zie kader De laatste stuiptrekking), wordt vervangen door de gerechtelijke reorganisatie, een echt instrument om ondernemingen te redden.
Christian Van Buggenhout (DLA Piper) is het brein achter deze vennootschapsrechtelijke revolutie. Geen wonder dat hij er lovend over spreekt: “Alle argumenten die een deftig gerechtelijk akkoord onmogelijk maakten, zijn in mijn nieuwe wet weggewerkt. Op zich bood de wet op het gerechtelijk akkoord van 1997 een aantal nuttige instrumenten. De juristen hebben die echter vakkundig vermoord.”
Onder de vorige wet moest de rechtbank van koophandel het herstelplan van de onderneming in moeilijkheden goedkeuren. Veel rechters stelden zich in de plaats van de crisisbestrijders. In het dossier-Liefmans, bijvoorbeeld, opperde de magistraat dat de brouwerij met een nieuw product niet zou kunnen scoren bij de consument. Het faillissement volgde. Van Buggenhout maakte ook meermaals mee dat de rechter een herstelplan niet goedkeurde omdat het bedrijf in de aanvangsfase verlies zou lijden. “Tja, wat wil je”, zegt de curator, “meer dan de helft van de bedrijven die ik buiten de rechtbank om heb gered, draaide met verlies. Het is net de bedoeling dat we dat rechtzetten, in overleg met de schuldeisers.”
Onder de nieuwe wet moet de rechter niet meer oordelen over het herstelplan. Hij moet enkel vaststellen dat er een probleem is met de continuïteit van een bedrijf, waarop onmiddellijk de gerechtelijke reorganisatie start. De onderneming moet dan een voorstel doen. Er zijn drie mogelijkheden: een minnelijk akkoord met de belangrijkste schuldeisers, een reorganisatieplan, en de overdracht onder gerechtelijk gezag.
1. Minnelijk akkoord Vertrouwen wordt beloond
Een onderneming in moeilijkheden kan met twee of meer schuldeisers een minnelijk akkoord onderhandelen over de manier waarop ze worden betaald. Dat akkoord wordt neergelegd op de griffie, maar niet gepubliceerd. Mocht later toch een faillissement volgen, dan kunnen de schuldeisers op basis van dit akkoord hun rechten afdwingen. Een onderneming in moeilijkheden kan zo’n akkoord zelfs zonder tussenkomst van een rechtbank sluiten, dus zonder andere beschermingsmaatregelen.
Advocaat Stan Brijs (NautaDutilh): “Zo’n minnelijk akkoord met de belangrijkste geldschieters en leveranciers kan de anderen mee over de brug krijgen. Tot nu trachtte een curator aan te tonen dat in de zogenaamde verdachte periode – tot zes maanden voor het faillissement – betalingen en transacties werden uitgevoerd met schuldeisers die wisten hoe de vork aan de steel zat. Hij zal de gelden van die laatste opeisen.”
Van Buggenhout getuigt dat hij als curator in een failliet bedrijf op zoek gaat naar mails van leveranciers als antwoord op een noodroep van de bedrijfsleider om tegen betere voorwaarden te leveren. “Wie weet heeft van een nakend faillissement en toch geld ontvangt, pleegt een nietige overeenkomst. Met dit akkoord worden trouwe leveranciers daarentegen beloond.”
Eigenlijk brengt zo’n minnelijk akkoord een belangrijk financieringsinstrument van bedrijven opnieuw tot leven: de wisselbrief. Die was lang een normale handelstechniek. “Maar geleidelijk hebben de banken zich als geldschieter tussen hun klanten opgesteld”, klinkt het. “Kredietverzekeraars doen iets gelijkaardigs. Bedrijven – mensen, met andere woorden – die elkaar vroeger gewoon vertrouwden, kregen plots met een tussenpersoon te maken, die soms wurgende voorwaarden stelde. Onder dit nieuwe stelsel is het opnieuw aan bedrijven om elkaar vertrouwen – krediet – te geven.”
2. Het reorganisatieplan Elektroshock bij hartstilstand
Een tweede mogelijkheid bestaat erin dat de ondernemer aan de rechter tijd vraagt (normaal zes maanden, maar achttien maanden kan in extreme gevallen) om een reorganisatieplan op te stellen. Dat gebeurt onder het toezicht van een ‘gedelegeerd rechter’. Het herstelplan mag over vijf jaar gespreid worden, dat zijn er drie meer dan onder de vorige wet. Schuldeisers die minstens de helft van de schulden vertegenwoordigen, moeten het plan en de aanpassing van hun schuldpositie goedkeuren. Wie niet opdaagt, wordt in tegenstelling tot vroeger niet meegeteld. Banken met een bijzonder voorrecht krijgen wel de intrest op hun lening, maar mogen hun krediet 2 tot 2,5 jaar niet opzeggen. Van Buggenhout: “Ik herinner me het gerechtelijk akkoord van de textielgroep Sofinal. De meeste schuldeisers waren het eens met een afbetalingsplan, er was een prachtig management en een helder businessplan. Toch dagvaardden de banken het bedrijf in faillissement. Zij hadden immers zware waarborgen op het vastgoed. Een gemiste kans. Ik was uit protest bijna lid van de PvdA geworden.”
Michael De Roover, die het business recovery team van PricewaterhouseCoopers leidt, schetst het probleem: “Een bankier wil slechts een ding: zijn geld terug. Als je zo iemand voorstelt om schulden om te zetten in aandelen in het bedrijf, ligt dat meestal heel moeilijk. Dat is een botsing van twee culturen.”
Van Buggenhout: “Een bedrijfsleider stapt best nooit naar een bankier met zijn probleem. Die is in staat om de kredieten terug te schroeven en de leveranciers te bellen dat ze dat beter ook doen. Een bankier is geen onafhankelijke adviseur. Ga er niet uithuilen, maar presenteer hem een degelijke oplossing.”
De nieuwe wet biedt kansen voor ondernemingen die tijdelijk in moeilijkheden komen. Bedrijfsrevisor Flip de Mey (Moore Stephens Verschelden): “Sommige klanten in transport, de haven en de diamant zagen hun omzet tijdelijk met 80 procent dalen. Met de nieuwe wet in aanslag, werk ik nu aan plannen voor opschorting van betaling. Een in se gezonde onderneming die door liquiditeitsproblemen een hartstilstand kreeg, kan toch overleven door deze elektrische schok.”
De onderneming in moeilijkheden of een derde partij kan vragen een gerechtsmandataris aan te stellen die adviseert in de reorganisatieperiode. Een ‘gedelegeerd rechter’ controleert de juridische afwikkeling. De procedure is vergelijkbaar met de vroegere ‘commissaris inzake opschorting’, maar een pak lichter. Van Buggenhout: “Met hun extreem voorzichtige houding waren die commissarissen meer een hindernis dan een hulp. Bovendien kostten ze soms zoveel dat het gerechtelijk akkoord onbetaalbaar werd. Ik maakte ooit mee dat drie commissarissen me om de twee weken de gedetailleerde cijfers vroegen. Miljoenen gingen in rook op aan erelonen.”
Wim Heethem, curator van het kantoor Racine & Vergels, denkt niet dat de procedure nu plots goedkoper wordt. “Er wordt meer input verwacht van de advocaat of revisor. Die kosten evenveel als een commissaris (125 tot 200 euro per uur).”
De keuze van de advocaat is cruciaal. “Heel wat confraters negeerden het gerechtelijk akkoord, gewoon omdat ze het niet begrepen”, erkent Van Buggenhout. “En laten we eerlijk zijn: dikwijls beginnen ze er niet aan omdat het ereloon voor een simpele vereffening of faillissement in verhouding tot het werk hoger is. Als ik achteraf de rekening maak, blijken gerechtelijk akkoorden dikwijls feitelijke pro Deo’s. Maar ze behoren verdorie tot mijn plicht als advocaat.”
De raadsman moet volgens De Roover een kei zijn in aansprakelijkheids-, vennootschaps- en insolventierecht. En: “Hij moet grijs haar hebben. Bankiers eisen ervaring. Daarom laat hij zich ook best bijstaan door een financieel adviseur die de balansen en de financieel informatie doorlicht en op een treffelijk manier presenteert. Feitelijk komt het erop neer dat wie gelooft in zijn bedrijf en in staat is een degelijk herstelplan uit te werken en uit te voeren, ook moet investeren in interne of externe mankracht.”
3. Overdracht onder gerechtelijk gezag Gezonde delen worden verkocht
Als het herstelplan niet blijkt te helpen, kan worden overgeschakeld naar een nieuwe mogelijkheid: de ‘overdracht onder gerechtelijk gezag’. De rechtbank belast een gerechtsmandataris met de overdracht van het bedrijf, of delen ervan. Elke belanghebbende – dus ook een concurrent – kan dat vragen aan de rechtbank.
Dat schept mogelijkheden voor ondernemingen die ten onder dreigen te gaan omdat ze het sociaal passief van een herstructurering – de ontslagpremies van de overbodige werknemers – niet kunnen betalen. Curator Brijs: “Nu wordt het mogelijk de levensvatbare economische activiteiten uit een bedrijf te lichten – los van alle juridische structuren – en onder te brengen in een newco. Het sociaal passief blijft achter. Als een faillissement dreigt, kan een derde partij nu veel gemakkelijker de levensvatbare bedrijfsactiviteiten redden. En die achtergebleven schulden? Laat ons eerlijk zijn: nu blijft er na een faillissement toch ook niets over voor de gewone schuldeisers.”
“Een de facto onteigening van ondernemers die compleet het roer kwijt zijn”, noemt Van Buggenhout deze overdracht. “Ik weet dat er private-equitygroepen klaarstaan om met de nieuwe wet in de hand gezonde delen van bedrijven in moeilijkheden over te nemen. Een nieuwe overname-industrie zal ontstaan. Zo zullen ze jobs redden. Deze wet komt dus op een perfect moment.” (T)
Door Hans Brockmans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier