RECUPERATIE EN DUMPING

In de week die voorafging aan de indrukwekkende Witte Mars door Brussel sprak premier Jean-Luc Dehaene de hoop uit dat de mensen massaal zouden opstappen en op die manier “de regering een hart onder de riem steken”. Afgelopen zondag ontving de premier onder enorme persbelangstelling de ouders van de verdwenen kinderen. De premier wil echter, zo stelde hij met grote nadruk voor de televisiecamera’s, niet aan politieke recuperatie van deze imposante volksbeweging doen. Tussendoor gaf hij ook nog gauw mee dat het geleuter over de kloof tussen politiek en burger nu maar eens moet ophouden.

Het argument dat Dehaene niet aan politieke recuperatie van de opgekropte massawoede wil doen, klinkt bijzonder ongeloofwaardig. Wat de premier op de allereerste plaats heeft willen voorkomen, is dat het laaiende ongenoegen rond de verschrikkelijke kinderdossiers zou omslaan in een protestbeweging tegen het hele regeringsbeleid op sociaal-economisch vlak. De beste manier om dit te bereiken, was de zaken zodanig voor te stellen alsof de regering bijna vroeg om die mars. Slechts leden van de meerderheid kunnen nog ontkennen dat het protest dat culmineerde in de Witte Mars intussen niet op een breder draagvlak leunt dan alleen maar de onvrede over het slecht functioneren van ons gerecht.

Jean-Luc Dehaene verzet zich met alle mogelijke middelen tegen de conclusie die steeds meer mensen trekken. Namelijk dat hij, samen met de hele politieke klasse uit de voorbije jaren, niet wordt gezien als een onderdeel van de oplossingen die er moeten komen, maar integendeel als een onderdeel van het probleem zelf. Als het gerecht gepolitiseerd is, zowel op het gebied van aanstellingen als promoties, dan ligt de oorzaak daarvan net zoals de gruwelijke gevolgen ervan bij die politici. Het gaat in ieder geval niet op om nu indirect een sfeertje te creëren waarin alle onheil in dit land wordt toegeschreven aan de gerechtsmensen.

Dehaene beschikt wie zou dat durven tegenspreken over een uitstekende politieke feeling. Hij beseft als geen ander dat de bevolking tastbare bewijzen wil van de bewering dat er nu ook écht iets zal veranderen, ook in de politiek. Het klinkt wat laag-bij-de-gronds, maar dat kan nauwelijks overtuigender dan door koppen te laten rollen. Minister van Financiën Philippe Maystadt zou de komende weken wel eens de gedroomde kop van Jut kunnen worden.

De swap-annex-optie-operaties die tussen ’89 en ’92 plaatsvonden, waren speculatieve operaties die niets met actief beheer van de overheidsschuld te maken hebben (zie ook Tweespraak, blz. 3 en Economie & Ondernemen, blz. 24). In elk normaal land neemt de betrokken minister zelfs al wist hij helemaal van niks, wat in dit geval allesbehalve evident is de politieke verantwoordelijkheid voor dergelijke mistoestanden en treedt af. De irritatie die Maystadt en zijn staf in de Kamer tentoonspreidden omdat “de domme oppositie het allemaal niet zou hebben begrepen” is erg misplaatst en méér dan wat ook een uiting van arrogante angst.

Maystadt weet immers best dat de jacht open is en dat de mate van dekking die de meerderheid hem tot nog toe loyaal heeft gegeven (onder meer omwille van zijn grote vertrouwdheid met de problematiek van de Europese Monetaire Unie) wel eens snel zou kunnen verdwijnen. Erg belangrijk in dit dossier is dat Maystadt eerder dit jaar openlijk zijn ongenoegen uitsprak over de comeback van Charles-Ferdinand Nothomb als voorzitter van de PSC. Nothomb liet in het verleden al afdoende blijken dat enige rancuneuze gevoelens hem niet vreemd zijn. De kans dat Philippe Maystadt onvoorwaardelijke én algemene ondersteuning krijgt vanuit de eigen partijhoek is dus eerder aan de lage kant.

De swap-affaire dreigt bovendien niet alleen een donkere schaduw te werpen op de toekomst van Maystadt in de Belgische politiek. Het is algemeen bekend dat onze minister van Financiën al geruime tijd lonkt naar een functie op Europees (bijvoorbeeld Europese Commissie) of zelfs mondiaal vlak (bijvoorbeeld het Internationaal Monetair Fonds). “Geprezen in kringen van het IMF en wereldbankiers,” zo wist De Standaard op 16 oktober ’96 over Maystadt te melden.

De vraag is echter hoe door het IMF en de Amerikaanse en Europese regeringen na de swap-affaire tegen Maystadt wordt aangekeken. Zo kan de Italiaanse regering zich met reden afvragen hoe betrouwbaar België nog is als partner in vertrouwelijke monetaire besprekingen (zie Tweespraak, blz. 3). Terwijl bewindslui in alle uithoeken van de wereld zich het hoofd breken over de volatiliteit en het nog steeds aanzwellende transactievolume op de markt van financiële derivaten als swaps, opties enzovoort, komt Philippe Maystadt nu naar voren als minister van Financiën van een land dat actief heeft gespeculeerd op die lucratieve markt. Vooral in Washington laat zoiets een héél slechte indruk achter.

JOHAN VAN OVERTVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content