Raids op aids
Het is bijna twee decennia geleden dat aids, de meest dramatische en tragische epidemie uit de recente geschiedenis, de kop opstak. Meer dan 16 miljoen mensen zijn intussen aan de ziekte gestorven, waaronder minstens 3,6 miljoen jongeren onder de vijftien. Intussen schat de Wereldgezondheidsorganisatie dat er op dit ogenblik 32,4 miljoen volwassenen en 1,2 miljoen kinderen met HIV leven.
Een bijna onuitgegeven inspanning om de ziekte een halt toe te roepen, heeft krachtige geneesmiddelen, evenals opvoedings- en preventiecampagnes opgeleverd, die de spiraalsgewijze aanwas van HIV-besmetting en aids in de industrielanden vertraagd heeft. Het tragische is echter dat 95% van de mensen die nu besmet zijn in ontwikkelingslanden leven, waar de onstuitbare verspreiding van het virus nog wordt aangewakkerd door armoede, een gebrek aan fundamentele gezondheidszorg en beperkte middelen voor preventie en behandeling. De ziekte heeft hele dorpen in het Afrika beneden de Sahara geteisterd en verwoestingen aangericht bij de jongere generaties, vooral dan onder mensen die oud genoeg zijn om te werken. HIV en aids zijn niet alleen een gezondheidskwestie, ze vormen een ontwikkelingsprobleem van enorme omvang.
Drie fronten.
Enkele weken geleden vergaderde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties voor de eerste keer over de aids-pandemie in Afrika. Ik ben ervan overtuigd dat een overwinning op HIV-aids in de Derde Wereld alleen mogelijk is met een gemeenschappelijke inspanning op drie fronten: het engagement van alle partijen om een echt partnership tegen de ziekte op te bouwen, de ontwikkeling van medische infrastructuur en voorlichtingsprogramma’s en creatieve financiering om die programma’s ook tot bij de patiënten te brengen.
De eerste stap is politiek engagement. HIV-aids wordt, onder druk van de povere beschikbare middelen, in sommige ontwikkelingslanden nog steeds niet voldoende erkend als een prioriteit voor de volksgezondheid. Bovendien valt ook gedrag dat de verspreiding van HIV in de hand werkt – onveilige seks en intraveneus drugsgebruik – in heel wat maatschappijen moeilijk in het openbaar te bespreken, laat staan te veranderen.
Maar politiek engagement gekoppeld aan partnerschap tussen alle betrokkenen – de overheid, de industrie, de niet-gouvernementele organisaties en de instanties van de Verenigde Naties, in de eerste plaats Unaids, kan een echte vooruitgang bewerkstelligen. Toen bijvoorbeeld studies aantoonden dat een korte kuur met bepaalde HIV-medicijnen de overdracht van het virus van zwangere vrouwen op hun ongeboren kinderen met 50% verminderde, verlaagde Glaxo Wellcome de prijs van zijn anti-virusgeneesmiddelen Retrovir (AZT) en Epivir (STC) in sommige gevallen met 75% om die kortetermijntherapie meer betaalbaar te maken.
Dat internationaal programma, dat verwezenlijkt wordt in samenwerking met Unicef, biedt een gratis opstartvoorraad en verlaagde prijzen over een lange periode in elf ontwikkelingslanden.
De kostprijs is echter niet het enige, zelfs niet het belangrijkste punt. Veel meer ontmoedigend is het algemeen gebrek aan medische infrastructuur om de diagnose, behandeling en voorlichting te ondersteunen. Wanneer men Afrika alleen goedkope geneesmiddelen bezorgt, gaat men voorbij aan de realiteit in landen waar patiënten twaalf tot vijftien kilometer moeten stappen naar het dichtst bijzijnde gezondheidscentrum, als dat er al is; waar zwangere vrouwen niet op doktersbezoek kunnen tot de weeën begonnen zijn; waar heel wat besmette mensen zich niet bewust zijn van hun toestand; en nog veel meer mensen niet weten hoe het virus verspreid wordt. Bovendien is het behandelingsregime voor HIV-aids ingewikkeld: in sommige gevallen tot twintig pillen per dag, waarvan vele aanleiding geven tot dieetbeperkingen. Zelfs in het Westen slaagt de helft van de patiënten er niet in om zich te schikken naar die combinatie- cocktail.
Glaxo Wellcome en andere farmaceutische bedrijven werken samen met Unaids aan de ontwikkeling van een initiatief om de beperkte gezondheidsinfrastructuur aan te passen, zodat een HIV-behandeling kan geboden worden die vergelijkbaar is met die in de geïndustrialiseerde wereld. Het biedt financiële en technische ondersteuning en stelt geneesmiddelen ter beschikking tegen verlaagde prijzen. De eerste resultaten in twee van de pilootlanden – Ivoorkust en Oeganda – tonen zowel de mogelijkheden als de beperkingen van dergelijke programma’s.
Maar medische centra inrichten, ze uitrusten met diagnoseapparatuur, de opleiding, de artsen, de voorlichting van de patiënten, het controleren of de behandeling wel overal gevolgd wordt, het kost allemaal geld en dat ligt in de ontwikkelingslanden niet zomaar voor het grijpen. Ook hier weer bestaat de enige oplossing in samenwerking.
Vorige maand geraakte ik op een vergadering die bijeengeroepen was door de secretaris-generaal van de UNO, Kofi Annan, onder de indruk van het engagement vanwege de vertegenwoordigers van de regeringen van Afrikaanse en Oeso-landen ( Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), Uno-agentschappen, NGO’s en HIV-belangengroepen en de bedrijfswereld, om een Internationaal Partnership tegen Aids in Afrika te ontwikkelen. Ik ben er optimistisch over, dat creatieve financieringsprogramma’s voor geneesmiddelen en infrastructuurverbetering ontwikkeld kunnen worden, die naar reële vooruitgang zullen leiden.
De ondernemingswereld
speelt een sleutelrol in die inspanning. De bedrijfsleiders van vijftien internationale ondernemingen participeren in de Global Business Council on HIV-Aids, die een grotere betrokkenheid van de bedrijfswereld in de wereldwijde aanpak van aids wil creëren. Die raad moedigt andere bedrijven aan om zijn voorstellen toe te passen, onder meer de organisatie van HIV-voorlichtingsprogramma’s op het werk en de opvang van besmette werknemers.
Samengevoegd zullen die sleutelelementen van partnership, ontwikkeling van infrastructuur en aangepaste financiering leiden tot oplossingen, ten gunste van alle partijen, maar vooral in het voordeel van de miljoenen mensen die met HIV-aids moeten leven en die weinig of geen hoop op behandeling hebben.
sir richard sykes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier