Pluche.
Politici in het dure pluche van raden van bestuur. Of ondernemers die ministeriabel zijn. Ze blijven een unicum in dit land. Een rariteitenkabinet, zeg maar. Eén decennium geleden sprokkelde Trends de bestuursmandaten bijeen van de keien van de Wetstraat. We selecteerden toen 36 (gewezen) ministers met postjes in het bedrijfsleven. Een bloemlezing van – niet altijd zo transparante – belangen.
Vandaag doen we de oefening over (zie blz. 66). En wat blijkt? Net zoals toen voert een rist éminences grises, voormalige ministers met een gemiddelde leeftijd van 57 jaar, de ranglijst aan. Bij parlementairen idem dito. Het zijn vooral vijftigplussers die zetelen in commerciële bedrijven. Jonge Vlaamse politici laten het in plenum afweten.
Goeie zaak, zo dachten we. Maar dat was buiten de waard – lees, de werkgevers van het Verbond van Belgische Ondernemingen en het Vlaams Economisch Verbond – gerekend. “De aanwezigheid van politici in de raden van bestuur van het bedrijfsleven kan de kloof tussen de politiek en de economie helpen dichten,” zegt Pieter Timmermans, directeur-generaal van het VBO. Ook Lutgart Van den Berghe, voorzitster van het Instituut voor Bestuurders, is die mening toegedaan. “Iedereen die een toegevoegde waarde aan een raad van bestuur kan leveren, zit daar in principe op zijn plaats. Of er te weinig politici in het Vlaamse bedrijfsleven actief zijn, weet ik niet, maar het zijn er in ieder geval weinig,” stelt ze vast.
Er gaapt inderdaad een kloof tussen de politiek en het bedrijfsleven. Maar de vraag is of die overbrugd moet worden. De afstand tussen beide werelden heeft alles te maken met de groeiende complexiteit van beide vakdomeinen. Niét met het gebrek aan bestuurders-politici. Dat ondernemers vaak smeken om zélf het heft in handen te nemen – denk maar aan wijlen Aimé Desimpel die de post van minister van Financiën ambieerde- is begrijpelijk, maar gevaarlijk. Een staatsbegroting stel je nu eenmaal niet op zoals een bedrijfsbudget. En zonder twijfel hebben sommige politici hun toegevoegde waarde in een raad van bestuur, maar zolang zij nog politiek actief zijn, leidt dit alleen maar tot (vermoedens van) belangenvermenging.
Op bladzijde 16 dook in dat verband het spook van het ‘affairisme’ weer op. Kamervoorzitter Herman De Croo ( VLD) drong in april 2000, namens zijn advocatenbureau, bij zakenman George Forrest aan op een snelle toekenning van de exploitatierechten van een Congolese mijnmaatschappij. “Er zijn landen, zoals Nederland, waar je zakelijke belangen moet achterlaten wanneer je volksvertegenwoordiger wordt. Bij ons is dat niet het geval en dat vind ik goed. Al moet je er wel voor zorgen dat een en ander deontologisch netjes gescheiden blijft,” gaf De Croo doodgemoedereerd als commentaar – daarbij het feit nuancerend dat diezelfde Belgische industrieel Forrest onlangs voor de senaatscommissie voor plundering van bodemrijkdommen in Congo verscheen.
Onduidelijkheid over de belangen die politici te verdedigen hebben, is dodelijk voor een democratie. Dit geldt zowel voor Herman De Croo – die ook bestuurder is van het beursgenoteerde Texaf, een Belgische holding met textielbelangen in Kinshasa – als die andere VLD-excellentie, Pierre Chevalier. Vorige week raakte bekend dat Chevalier door het Zwitserse gerecht buiten vervolging werd gesteld in een oplichtingszaak – een affaire die hem zijn functie als staatssecretaris van Buitenlandse Handel kostte. “Ik vraag rehabilitatie,” liet de politicus prompt nadien weten. Waarom? Zijn afzetting was terecht. Of hij nu schuldig was of niet.
Piet Depuydt, Hoofdredacteur [{ssquf}]
Onduidelijkheid over de belangen die politici met een bedrijfsmandaat te verdedigen hebben, is dodelijk voor een democratie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier