Planmakers helpen plantrekkers
De universiteiten aan beide kanten van de Maas bundelen hun krachten in de ‘transnationale Universiteit Limburg’. Het doel? Slimmere Nederlandse en meer assertieve Vlaamse studenten, die klaargestoomd worden voor het bedrijfsleven.
“De Limburgers stonden in beide landen naar het centrum gekeerd, met andere woorden: met de rug tegen elkaar,” zegt Karl Dittrich, voorzitter van de Universiteit van Maastricht. “Pas enkele jaren geleden keken we achterom en beseften we: Kijk, daar is er nog zo eentje zoals wij. En hij praat dezelfde taal, verdorie.”
Dittrich is ten oosten van de Maas de stuwende kracht voor de verregaande samenwerking van zijn universiteit met het Limburgs Universitair Centrum(LUC) in Diepenbeek. Samen met zijn Vlaamse ambtgenoot, rector Harry Martens, bouwde hij de voorbije jaren aan de transnationale Universiteit Limburg. Deze tUL heeft momenteel twee richtingen: Biomedische wetenschappen en Informatietechnologie.
Vlaanderen maakt via de Limburgse Reconversie Maatschappij (LRM) over een periode van tien jaar 55 miljoen euro vrij voor het project. Dittrich wist tot nu toe voor de eerste vijf jaar zo’n 17,4 miljoen euro los te weken bij de lokale autoriteiten. Het eerste semester van de tUL is inmiddels achter de rug. Tijd voor een evaluatie van dit proefproject van een verregaande grensoverschrijdende samenwerking.
TRENDS. De ontstaansgeschiedenis van jullie universiteiten is dezelfde: een eenzijdig georiënteerd mijngebied dat met miljarden een herstructurering op poten heeft gezet, moest ook een universiteit hebben. Toch telt Maastricht met 12.000 inschrijvingen zes keer meer studenten dan Diepenbeek. Hoe komt dat?
KARL DITTRICH (UNIVERSITEIT VAN MAASTRICHT). “We hebben als universiteit veel meer kansen gekregen dan Diepenbeek. Wij bestaan ook 25 jaar, maar er was politieke wil om een academische pijler uit te bouwen in een achtergebleven gebied: een échte universiteit.”
HARRYMARTENS(LIMBURGS UNIVERSITAIR CENTRUM). “Nederland was veel consequenter. De LUC ontstond in dezelfde periode tegen dezelfde achtergrond, maar werd slechts gedoogd. Onze ontwikkelingskansen werden gefnuikt door politici in Brussel die voeling hadden met de KU Leuven. Leuven vreesde na de splitsing en met de opkomst van Antwerpen en Limburg gereduceerd te worden tot de ‘Universiteit van het Hageland’. We moesten ons door gebrek aan politieke steun beperken tot de kandidaturen van enkele exacte wetenschappen en biomedische richtingen. Gelukkig had de provincie ook de Economische Hogeschool Limburg opgericht. Sinds 1991 is dat onze faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen. Pas met de nieuwe Vlaamse regering ( nvdr – waarin misschien toevallig heel wat Limburgers zetelen) waren de toekomstplannen van het LUC opnieuw bespreekbaar.”
Waarom nog een unief in Limburg, als de andere universiteiten op nauwelijks een uurtje sporen liggen?
MARTENS. “De cijfers bewijzen dat de participatie van de Limburgse achttienjarigen aan de unief (15%) achterblijft bij de rest van Vlaanderen (19%). Bovendien ligt het percentage TEW- en wetenschapsstudenten bij ons merkelijk hoger. Daaruit concludeer ik dat een regionaal aanbod van universitair onderwijs meer studenten aantrekt. Het lokale hoger onderwijs heeft dus een reëel ontvoogdingseffect.”
Het verwijt van de universiteit onder de kerktoren is niet veraf.
MARTENS. “Integendeel. Een universiteit verhoogt net de graad van internationale academische contacten, met uiteraard afgeleide economische effecten. Onze bedrijven kunnen een arbeidsmarkt aanboren van hooggekwalificeerde wereldburgers in spe.”
DITTRICH. “Dat gebeurt momenteel te weinig. Twee derde van onze jongeren verlaat na hun studie de regio. Daarom wil ik dat onze universiteit met de tUL kan werken aan de opbouw van lokale economische initiatieven, om de kennis in Limburg te verankeren.”
Is de economische spin-off van het LUC niet erg beperkt?
MARTENS. “Neen. De ondernemingen Expect (materiaalonderzoek), Androme (software), Zeus (multimedia), QuESD (internetsystemen) en Opikanoba (educatieve multimediaprojecten) zijn stuk voor stuk uit onze campus gegroeid. Ze zijn goed voor een tewerkstelling van 64 eenheden. Daarnaast hebben zich ook andere bedrijven op de campus gevestigd, zoals Professional Interactive Media Centre, dat onlangs nog bekroond werd met de ‘Leeuw van de Export’. Dat is niet slecht voor een universiteit die tien keer kleiner is dan de KU Leuven.”
DITTRICH. “Maastricht bood vooral Rechten, Economie en Gezondheidszorg, richtingen die vooral activiteiten in diensten creëren. Onze Holding UM – die participeert in bedrijven, opgestart door studenten en academici – ondersteunt initiatieven die onder meer medische kennis commercialiseren, bijvoorbeeld op het gebied van biomaterialen en oogheelkunde. Met Diepenbeek erbij kunnen we meer productiegerichte bedrijven stimuleren. De gezamenlijke pool in bètawetenschappen wordt voor onze beide provincies waarschijnlijk de belangrijkste economische stimulans voor het volgende decennium. We vermijden dat beide Limburgen het Florida van de Benelux worden: leuk om te wonen en te leven, maar niet om te werken.”
Concreet zijn er erg weinig bedrijven die over de grens samenwerken. Er lijkt wel een Berlijnse muur tussen de bedrijvenclusters in oost en west. Is de Maas dan zo diep?
DITTRICH. “Onvoorstelbaar diep. De grote verrassing is dat wij op 25 kilometer afstand van elkaar leven en dezelfde taal spreken, maar toch zoveel verschillen op het vlak van woordgebruik, ondernemingscultuur, opvoeding, werkmethodes, houding, denkwijze en de filosofie van het onderwijs. Enorm verrijkend is dat.”
Verrijkend maar moeilijk? Waar ligt het grote verschil?
DITTRICH EN MARTENS. “De vergaderingen!”
DITTRICH. “Hollanders vergaderen, maken afspraken en voeren uit. Er is amper interesse voor de motivering of de achtergrond aan de andere kant van de tafel. Vlamingen hebben een groter empathisch vermogen en vinden het ontbreken daarvan eigenlijk onbeleefd. Een ander probleem zijn de gezagsverhoudingen. Bij ons onderbreken studenten de professoren. Ze ventileren hun eigen gedachten, terwijl het Vlaamse onderwijs veeleer staat voor de reproductie van kennis. Zo komen onze studenten eens in contact met serieuze collega’s, die uren en uren tijd nemen voor hun werk.”
MARTENS. “Met alle problemen van dien. Een conflictmaterie is het gebrek aan inzet van de Nederlandse studenten bij gezamenlijke werken. ‘Zij hangen daar op café, terwijl wij studeren’, hoor ik van onze studenten. Tot het moment komt dat de studie verdedigd moet worden voor de jury. Met een goed voorbereide uitleg, mooie slides en enige bravoure presenteren de Nederlanders hun eindresultaten op een professionele manier. Als Nederlanders wat meer discipline opbrengen en minder snel uit hun nek kletsen, en de Vlamingen beter communiceren, hebben we veel bereikt.”
DITTRICH. “Uiteraard heeft Harry het vooral over de Nederlanders van boven de Moerdijk ( lacht). Aan de andere kant hebben wij Nederlanders dan weer de neiging om nauwgezet procedures te volgen, alles te reglementeren, alle scenario’s te voorzien voor samenwerkingsprojecten als het onze. Terwijl de Vlaming denkt: we beginnen eraan en we zien wel. Het probleemoplossende vermogen in Vlaanderen is groter op het crisismoment zelf, terwijl wij alle calamiteiten willen voorzien. Overigens: dat lukt niet.”
MARTENS. “De slogan dat Nederlanders planmakers zijn en de Vlamingen plantrekkers is voor een stuk gegrond.”
Hans Brockmans [{ssquf}]
“We leven op 25 kilometer van elkaar, maar toch zijn er zoveel verschillen.”
“Zij hangen daar op café, terwijl wij studeren, hoor ik van onze studenten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier