Pensioenfondsen in moeilijkheden?
Steeds meer bedrijven moeten een belangrijk deel van hun resultaat afstaan om de tekorten van hun pensioenfondsen aan te zuiveren. Vallen er slachtoffers?
Aan particuliere beleggers wordt vaak de raad gegeven geen stukken aan te houden waarvan een te groot percentage in handen is van institutionele beleggers – dat wil zeggen de verzekeringsmaatschappijen en de beleggings- en pensioenfondsen. De reden is dat het optreden van die laatste steeds massaal is, vaak in dezelfde richting neigt, en daarom de markt ongewoon beïnvloedt.
Onlangs zijn de verzekeringsmaatschappijen herhaaldelijk in het nieuws gekomen, toen bleek dat ze zich gedwongen voelden massaal aandelen te verkopen. Wat de beleggingsfondsen betreft, lazen we dat ook in september het beleggend publiek zijn beleggingen in aandelenfondsen verliet ten gunste van obligaties, cash en goud.
Tot voor kort hoorden we weinig over pensioenfondsen. En berichten als ‘pensioenfondsen verkopen massaal aandelen’ zag je nagenoeg nooit. Maar in de internationale pers verschijnen meer en meer artikels over rapporterings- en aanzuiveringsproblemen bij pensioenfondsen. Siemens en IBM moesten een belangrijk deel van hun resultaat afstaan om de tekorten van hun pensioentoezeggingen aan te zuiveren. Daarom enkele punten op een rijtje.
Pensioenplan. De pensioentoezeggingen aan de personeelsleden van een onderneming zijn vastgelegd in een pensioenplan. Dat plan legt contractueel vast tot welke aanvullende pensioenprestaties de onderneming zich verbindt tegenover elk personeelslid. Dus welke pensioenuitkering het bedrijf betaalt, na hoeveel jaren dienst, welk deel van de pensioenbijdragen gedragen wordt door de onderneming en welk deel door het personeelslid. Dat is heel relevant, omdat de werknemersbijdragen meestal via een verzekeringsmaatschappij belegd worden.
Ondernemingen zijn geen liefdadigheidsinstellingen, en als zij dus een substantiële pensioentoezegging doen aan hun personeel, hebben ze daar een doel mee. Daarover wordt niet vaak uitvoerig gediscussieerd, maar één duidelijke reden is wel dat de bedrijfsleiding vindt dat het personeel zich ongestoord moet kunnen toeleggen op het bedrijfsdoel, en dat het onwenselijk is dat de aandacht afgeleid wordt door eventuele pensioen- en beleggingsperikelen.
Tot zo’n vijftig jaar geleden was het niet verplicht om voor dergelijke pensioentoezeggingen expliciet reserves aan te leggen. In Duitsland bijvoorbeeld is het nog steeds toegelaten die verplichtingen gewoon in de balans van de onderneming in te schrijven: de pensioenvordering van het personeel helpt rechtstreeks bij de bedrijfsfinanciering. Maar in de meeste landen, zoals België, wordt de financiering van de pensioentoezegging volledig extern geprovisioneerd, hetzij bij een verzekeringsmaatschappij, hetzij bij een pensioenfonds dat gezamenlijk wordt beheerd door werkgever en werknemers.
Pensioenfondsen beheren dus de financiële verplichtingen van de onderneming ten overstaan van het personeel op zeer lange termijn, en ze beleggen de bijdragen van de onderneming op de kapitaalmarkt. Om te weten of er voldoende dekking is, moet de verdisconteerde waarde van de nettoverplichtingen op regelmatige tijdstippen vergeleken worden met de waarde van de beleggingsportefeuilles.
Het gemiddelde Amerikaanse pensioenplan noteerde een overschot van 7% in 2000 en een tekort van 6% in 2001. Voor 2002 mogen we een bijkomend tekort verwachten. Is er een tekort, dan moet er bijgestort worden; is er een significant overschot, dan hoeven er enkele jaren geen bijdragen betaald te worden. Het overschot terugbetalen aan de onderneming is in België verboden.
Grote reserves. Omdat de aandelenmarkten sterk presteerden in de voorbije vijftien jaar, moest elke onderneming met een pensioenplan uitmaken of het bijdragen bleef betalen wanneer de beleggingsopbrengsten gevoelig de verwachte gemiddelde return van de typische 6% overtroffen. De ondernemingen die onveranderd bleven bijdragen, hebben uiteraard grote reserves opgebouwd. In sommige gevallen het dubbele van de pensioenverplichtingen. Maar andere, die het niet zo breed hadden, beperkten hun bijdragen tot het strikt noodzakelijke.
De meeste pensioenfondsen zitten bewust in de kapitaalmarkt voor een lange termijn. Ze beleggen daarom vaak voor 50% in aandelen, in Angelsaksische landen zelfs nog voor meer. Hun beleggingsbeleid wordt meestal nauwkeurig opgevolgd, dus ze herbalanceren hun posities meestal nauwgezet. Hun doel is niet om winst te maken op het beheer van de portefeuilles, zoals bij beleggingsfondsen en verzekeringsmaatschappijen, maar hun langetermijnverplichting tegen minimale kosten te dekken. De ondernemingen aanvaarden dat tekorten ter zake onvermijdelijk zijn. De zekerheid die ze bieden aan hun personeel wordt vertaald in een onzekerheid die de onderneming moet beheren.
Het nettoresultaat van het pensioenfonds moet in het jaarverslag van de onderneming worden gerapporteerd. Hier zorgen de Amerikaanse boekhoudregels voor grote heisa. Het was toegelaten de verwachte beleggingsprestaties als een winst te boeken. Vorig jaar rapporteerden de vijftig grootste pensioenfondsen een inkomen uit hun fonds van 54 miljard dollar, terwijl hun plannen in totaal 36 miljard dollar verloren. Absurd.
Hogere bijdragen. Meestal is er geen gevaar dat bedrijven niet in staat zullen zijn hun pensioenverplichtingen na te komen. Maar sommige ondernemingen, zoals General Motors, die hun bijdragen laag hielden en vrij agressief in aandelen belegden of een hogere return zochten in high-yield obligaties om er goedkoop vanaf te komen, zullen hogere bijdragen in hun pensioenfonds moeten storten, net op het moment dat het niet goed uitkomt.
Voor alle beleggers, maar vooral voor de financiële directeurs die de nood aan hogere bijdragen al op zich zien afkomen, klinken de verwachtingen van Richard McCabe, chief market analyst van zakenbank Merrill Lynch, als muziek in de oren. Hij ziet namelijk “een significant herstel of een cyclische bullmarkt in het verschiet, die één of twee jaar zal duren”. Toch even nadenken over de verborgen boodschap die McCabe geeft als hij het heeft over een “cyclische bull”…
Emiel Van Broekhoven [{ssquf}]
De auteur is hoogleraar economie aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter
van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).
Het gemiddelde Amerikaanse pensioenplan noteerde in 2001 een tekort van 6%. Voor 2002 mogen we een nog groter tekort verwachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier