Pakistan, Kenia en risicomanagement
Pakistan en Kenia, ten prooi aan politiek geweld, waren de voorbije jaren economische successen. Pakistan groeide gemiddeld 7 % de afgelopen vijf jaar; directe buitenlandse investeringen piekten op recordhoogten en de beurs presteerde als een van de beste van Azië. Kenia had als regionale business hub, met zijn vrij gediversifieerde economie, één van de beste risicoprofielen van Afrika.
Democratische verkiezingen zouden onder Amerikaanse druk (Europa is hier van geen tel) de dictatuur van generaal Pervez Musharraf geleidelijk ontmantelen en Kenia werd nog tijdens de verkiezingscampagne door Europese waarnemers geroemd als een model voor het zwarte continent.
Wat liep er dan mis? Het antwoord is: mateloze corruptie.
En aan die kankerende corruptie zou de vermoorde oppositieleidster Benazir Bhutto, een moedige maar corrupte dame, weinig veranderd hebben. Haar prestaties op dat vlak waren tijdens haar premierschap eind jaren tachtig en begin jaren negentig alles behalve overtuigend. Integendeel.
Voor de Keniaanse oppositieleider, Raila Odinga, bekend om zijn dure pakken en gele Hummer, zou corruptiebestrijding evenmin een prioriteit zijn. Nochtans is de chaos, die in beide landen de economische vooruitgang ondermijnt, minder het gevolg van etnische spanningen of moslimfundamentalisme, maar in de eerste plaats een uitbarsting van razernij: de have nots tegen zij die wel beter werden van de economische heropleving.
In de achtergebleven gebieden van noordwest Pakistan en in de sloppenwijken van megasteden oogsten moslimfanaten en Taliban. In Kenia worden de ondernemende Kikuyu, gelieerd aan machtscentra in Naïrobi, een schietschijf. En ook daar spint Al Qaeda geruisloos zijn web: denk aan bomaanslagen op de Amerikaanse ambassade en op Israëlische toeristen. Terloops, hoe kan het dat, mocht buitenlandse hulp werken (Kenia is jarenlang vertroeteld door de internationale hulpindustrie), nog 55 % van de Kenianen onder de armoedegrens leeft na meer dan vier decennia onafhankelijkheid?
In februari 2005 vluchtte John Githongo, de man die zijn rol als voorzitter van de Keniaanse anticorruptiecel ernstig nam, naar Londen. De westerse donoren zwegen. Generaal Musharraf muilkorfde kritische stemmen tegen zijn regime, maar liet moslimfanaten vrij spel. Washington en Brussel zwegen. Vorige week werd in Nigeria Nuhu Ribadu, hoofd van de corruptiebestrijding in dat land – notoir voor zijn e-mails waarmee u schatrijk kunt worden – door de regering “op training” gestuurd naar een afgelegen ‘police academy’.
Ribadu startte de voorbije maanden gerechtelijke onderzoeken naar steenrijke politici. En de voorbije dagen klaagde António Gutteres, hoofd van de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de onverschilligheid aan van de internationale gemeenschap voor de humanitaire crisis in Congo en tegenover de plundering door buitenlandse ondernemingen en lokale machthebbers. Ook in Congo is het risico op een Keniaans scenario, na de euforie rond de verkiezingen, niet denkbeeldig. (T)
Door Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier