Oude leningen opnieuw bekijken

Oude hypothecaire leningen kunnen misschien toch nog in aanmerking komen voor een belastingvoordeel.

Wie tijdens Batibouw plannen heeft gesmeed om een eigen huis te bouwen of er eentje aan te kopen, zal met genoegen vernemen dat de voorwaarden waaronder de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen fiscaal in rekening kunnen worden gebracht, in de voorbije jaren enkele belangrijke wijzigingen hebben ondergaan.

Intrest.

Leningen kunnen op verschillende manieren terugbetaald worden. De meest klassieke manier is om periodiek een stukje van het kapitaal terug te betalen, terwijl uiteraard ook periodiek intresten worden geheven. Elk van beide onderdelen – de kapitaalaflossingen en de intresten – kunnen recht geven op een fiscaal voordeel. Maar de voorwaarden lopen sterk uiteen.

Zo is het voor de aftrek van de intresten in principe niet vereist dat het om een hypothecaire lening gaat. De intresten kunnen fiscaal in rekening worden gebracht, zodra de lening specifiek is aangegaan om een onroerend goed te verkrijgen of te behouden, ongeacht of die lening gewaarborgd is door een hypothecaire inschrijving. Maar deze intrestaftrek – in het fiscale jargon de “gewone” intrestaftrek genoemd – stelt in de praktijk niet veel voor. De intresten zijn in deze regeling immers slechts aftrekbaar ten belope van de belastbare “onroerende” inkomsten. Zijn de intresten hoger dan de onroerende inkomsten, dan gaat het saldo gewoon verloren.

Naast de gewone intrestaftrek is er evenwel ook nog de “bijkomende” intrestaftrek. Die laat toe de intresten – binnen zekere grenzen – ook af te trekken van de overige gezamenlijk belastbare inkomsten. In de regel zullen dat de beroepsinkomsten zijn.

Voor die bijkomende intrestaftrek is onder meer vereist dat de lening een hypothecaire lening is, en dat ze is aangegaan om in België de “enige” woning van de belastingplichtige te bouwen, of in nieuwe staat te verwerven, of om die enige woning te renoveren (op voorwaarde dat ze minstens vijftien jaar oud is).

Kapitaal.

Tot daar de intrestaftrek. Naast de intresten worden bij een klassieke lening ook “kapitaalaflossingen” betaald. Die geven in de regel geen recht op een “aftrek” van het belastbaar inkomen, maar wel op een “belastingvermindering”.

Het verschil is niet onbelangrijk. Bij een aftrek wordt de belastbare grondslag gewoon verminderd. Dat betekent dat het belastbare inkomen “aan de top” naar beneden gaat, en dat bijgevolg een belastingbesparing gerealiseerd wordt tegen het tarief dat op het hoogste gedeelte van het belastbaar inkomen van toepassing is.

Bij een belastingvermindering is het fiscale voordeel niet op de eerste plaats afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen, maar wel van het verminderingspercentage. Zo geven kapitaalaflossingen (in de mate dat ze fiscaal in aanmerking komen) recht op een vermindering die berekend wordt tegen minimaal 30% en maximaal 40% van de betaalde sommen.

Maar het onderscheid tussen “aftrek van het belastbaar inkomen” en “belastingvermindering” is niet altijd even duidelijk. In sommige omstandigheden is de belastingvermindering die men voor kapitaalaflossingen kan krijgen immers exact gelijk aan het voordeel dat uit een “aftrek van het belastbaar inkomen” voortvloeit.

Dit is meer bepaald het geval als men een hypothecaire lening aangaat om in België een woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen die de enige woning van de belastingplichtige is. De belastingvermindering wordt dan immers niet berekend tegen minimaal 30% en maximaal 40%, maar wel tegen het marginaal tarief dat op het hoogste gedeelte van het inkomen van de belastingplichtige van toepassing is.

Europa.

Hoe het ook zij: kapitaalaflossingen van leningen die aangegaan zijn om onroerende goederen te bouwen, te kopen of te verbouwen, geven pas recht op een belastingvoordeel op voorwaarde dat de lening gewaarborgd is door een hypothecaire inschrijving. En op voorwaarde dat ze aan alle andere wettelijke voorwaarden voldoet.

Tot voor enkele jaren was vereist dat de hypothecaire lening in België afgesloten werd. Die voorwaarde stond weliswaar niet uitdrukkelijk in de tekst van de wet vermeld. Maar de administratie ging er blijkbaar van uit dat de “economie” van de wettelijke regeling noodzakelijkerwijze vereiste dat de lening in België werd aangegaan. De redenering was wellicht dat men niet kon verwachten dat er Belgische belastingvoordelen aan in het buitenland betaalde kapitaalaflossingen verbonden konden zijn.

Door het opengooien van de markt in het kader van de Europese Unie kon die redenering niet langer volgehouden worden. Onder Europese druk zag de Belgische wetgever zich verplicht om zijn regelgeving aan te passen. Sindsdien staat in het Wetboek uitdrukkelijk te lezen dat het voor de belastingvermindering in verband met de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen volstaat dat de lening afgesloten is bij een instelling die binnen de Europese Unie gevestigd is.

Verzekering.

Niet lang daarna is een tweede belangrijke wijziging doorgevoerd. Wie de kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening fiscaal in rekening wou brengen, moest er tot voor kort voor zorgen dat de lening bovendien door een “schuldsaldoverzekering” gewaarborgd was.

Die voorwaarde heeft in de loop der jaren eveneens voor veel moeilijkheden gezorgd. Opnieuw was een van de vragen waar de verzekering afgesloten moest zijn. De wetgever loste dat enkele jaren geleden op door uitdrukkelijk in de wet te vermelden dat dit in België moest zijn.

Maar veel hielp dat niet. De Europese markt verdraagt alsmaar moeilijker dat fiscale voordelen binnen de enge nationale grenzen georganiseerd worden. Bovendien is er de vereiste van een schuldsaldoverzekering zelf.

Op zich is die voorwaarde misschien nog te rechtvaardigen. Maar ze wordt dat minder zodra men weet dat die schuldsaldoverzekering aan een hele reeks voorwaarden moest voldoen. Zo was onder meer vereist dat de voordelen van die schuldsaldoverzekering bedongen moesten zijn, in eerste orde “ten gunste van de schuldeiser”, en in tweede orde “ten gunste van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige”.

Die voorwaarde had onder meer tot gevolg dat bijvoorbeeld ontleners die ongehuwd samenwonen en de verzekering minstens in tweede orde ten goede willen laten komen van hun partner, het fiscaal voordeel vaarwel konden zeggen.

De basisvoorwaarde dat de hypothecaire lening gewaarborgd moest zijn door een schuldsaldoverzekering, had bovendien tot gevolg dat belastingplichtigen die zo’n verzekering niet kunnen krijgen, zonder meer de toegang tot het belastingvoordeel ontzegd werd. Denk maar aan mensen met een zware ziekte die hen moeilijk toegang geeft tot de verzekeringsmarkt.

Schrapping.

De wetgever heeft al deze problemen met één pennentrek opgelost. Voortaan is geen schuldsaldoverzekering meer vereist. De afschaffing geldt met ingang van het aanslagjaar 2001 (inkomsten van 2000).

Belangrijk om te weten is dat de nieuwe regeling niet alleen geldt voor leningen die met ingang van dat jaar afgesloten zijn. Ze geldt ook voor “oude” leningen.

Dat wil zeggen dat oude leningen die tot voor kort fiscaal niet in aanmerking kwamen, nu toch nog fiscaal opgevist kunnen worden. Stel bijvoorbeeld dat iemand tien jaar geleden een hypothecaire lening met een duurtijd van twintig jaar heeft afgesloten, maar dat hij toen om een of andere reden geen schuldsaldoverzekering kon krijgen. Of dat hij wél zo’n verzekering kon krijgen, maar dat hij in zijn omgeving niet de juiste personen had die hij als begunstigden kon opgeven. Zo iemand heeft de kapitaalaflossingen van dergelijke lening totnogtoe nooit fiscaal in rekening kunnen brengen.

Terug.

Met ingang van het aanslagjaar 2001 verandert dit. Van nu af aan is immers geen schuldsaldoverzekering meer vereist, ook als de lening voorheen afgesloten is.

Wie zo’n lening heeft lopen, en de kapitaalaflossingen ervan tot nu toe niet fiscaal in rekening heeft gebracht, doet er dan ook goed aan om na te kijken wat de oorzaak daarvan is geweest. Het gebrek aan een schuldsaldoverzekering mag vanaf nu geen beletsel meer zijn om de kapitaalaflossingen in rekening te brengen. En het feit dat de lening eventueel niet in België afgesloten is, kan ook niet meer beletten dat de kapitaalaflossingen in rekening worden gebracht. Weliswaar geldt de schrapping van deze vereiste (van afsluiting in België) slechts met ingang van het aanslagjaar 1999. Maar de administratie heeft laten weten dat die schrapping ook op oude leningen – zelfs voor de voorbije aanslagjaren – van toepassing is.

De auteur is advocaat bij Dauginet & Co. en hoofdredacteur van De Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content