Op zoek naar toegevoegde deurwaarde
Met negentiende-eeuwse wapens strijden deurwaarders tegen de incassobureaus. Een modernisering dringt zich op, al was het maar om hun toegevoegde waarde te bewijzen tegenover de vrijbuiters. De Franstalige confraters teren echter liever op het monopolie van de gerechtelijke uitvoering. Gevolg: een splitsing in de beroepsgroep.
De lange arm van de rechtbank moderniseert. Er is een kleine revolutie aan de gang in de wereld van de gerechtsdeurwaarders. Vandaag werken heel wat van de 525 heren en dames tot ze erbij neervallen, bij gebrek aan mogelijkheden om hun kantoor door te verkopen. De sector wil een sociaal statuut voor de deurwaarders, zodat ze op 67-jarige leeftijd met pensioen kunnen. Dat is slechts één van de voorstellen die het beroep grondig moeten hervormen.
De modernisering wordt vooral gestuurd door Antwerpse confraters. Lucas Engels, de syndicus (voorzitter) van de Kamer van Gerechtsdeurwaarders in de Scheldestad: “Gerechtsdeurwaarders moeten zichtbaar worden als competente professionals. Wie geen ondernemer wordt, verdwijnt van de juridische kaart.”
Volgens professor Gerechtelijk Recht Jean Laenens ( UIA) heeft het beroep geen keuze. “De modernisering is een publiciteitsstunt,” poneert hij, “maar één die dringend is. Vandaag worden de al sterk gereglementeerde bevoegdheden van de deurwaarders nog meer gefnuikt door nieuwe regels. Intussen werpen de incassobureaus zich op als concurrenten. Met succes, overigens.”
Indommelen is klanten verliezen
Vooral de Vlaamse advocaten zijn de drijvende kracht achter de modernisering van het deurwaardersberoep. “De wet van vraag en aanbod maakt ons alert,” weet syndicus Engels.
“Wie indommelt, verliest klanten,” getuigt de Antwerpse deurwaarder Jos Behaeghel. “In het zuiden van het land is men naar eigen zeggen socialer. Een huisuitdrijving van een schuldenaar? On ne fait pas ça! Het zogenaamde sociale aanvoelen lijkt mij een excuus om niet te hard te moeten werken.”
Veel confraters in het zuiden van het land staan huiverig tegenover de veranderingen die in Vlaanderen worden bepleit. Engels: “Dus scheiden onze wegen. Daarmee zijn we het zoveelste juridische beroep dat de stap van de splitsing zet.”
De Belgische justitie is sowieso een fictie, meent de Brusselse stafhouder Geneviève Boliau, voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Balies. “Beide landsdelen hebben een aparte rechtscultuur. Advocaten hebben al een dubbele structuur. De deurwaarders volgen nu dezelfde logica.”
Een softwarepakket met standaardbrieven voor advocaten illustreert het grondige mentaliteitsverschil in beide landsdelen. De Franstalige sectie presenteert een resem brieven die deurwaarders aanmanen om uit te voeren: het openingsschrijven is formeel, de tweede wat barser en nummer drie een dreigbrief: uitvoeren of er volgen stappen. In het Nederlandse pakket zit maar één standaardbrief.
Concurrentie? Connais pas.
Advocaat Jean Laenens: “De uitvoering in Wallonië is dikwijls een calvarietocht. Het duurt veel langer om beslag te leggen.” Een confrater uit de (taal)grensstreek bespeurt in sommige Waalse provincies echte kartels, waar deurwaarders de dossiers onderling verdelen per gemeente. Als de lokale deurwaarder zijn werk niet naar behoren uitvoert, is het onmogelijk een concurrent – een onbekend begrip – in te schakelen. De pleiter: “Het zijn lokale baronieën die teren op hun monopolie van de gerechtelijke uitvoering.”
De Vlaamse deurwaarders boden een antwoord op, enerzijds, de eisen van de advocatuur en, anderzijds, de concurrentie van de incassobureaus. Ze investeerden meestal zwaar in informatica en personeel om de dossiers beter te kunnen opvolgen. (Een Limburgse advocaat: “Ik ken Waalse deurwaarders die zelfs geen pc hebben.”) Om die kosten te delen, werken ze relatief meer dan hun collega’s in het andere gewest met associaties (zoals BVBA’s). Zo’n structuur biedt het voordeel dat een oudere deurwaarder zijn praktijk geleidelijk kan overlaten aan jongere branchegenoten.
“Zo kan worden vermeden dat hij bij de stopzetting met een sociaal passief wordt geconfronteerd,” aldus Lucas Engels. “Dat kan oplopen tot meer dan een miljoen euro. Er zijn nog deurwaarders die werken tot ze erbij neervallen omdat een stopzetting problemen creëert bij hun personeel.”
Vandaag heeft de gerechtsdeurwaarder het statuut van zelfstandige. Bij de uitvoering van zijn wettelijke taken opereert hij echter als ambtenaar en moet hij vaste tarieven hanteren. Voor de overige opdrachten geldt de concurrentie. Bij stopzetting (op een zelf te kiezen tijdstip) krijgt een gerechtsdeurwaarder een zelfstandigenpensioen. Gemiddeld verdient een deurwaarder, die sinds 2000 een jurist moet zijn als hij benoemd wil worden, jaarlijks 40.000 euro netto. “De verschillen zijn enorm,” aldus deurwaarder Behaeghel. “Ik ken deurwaarders die vlot het dubbele verdienen, terwijl anderen moeten rondkomen met een nettomaandinkomen van 1000 euro.”
De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders stelt voor een verplichte oppensioenstelling op 67 jaar te combineren met een te betalen overnameprijs door zijn vervanger (mutatis mutandis het systeem bij de notarissen). De meerderheid van de gerechtsdeurwaarders wilde ook de goodwill valoriseren in de overnameprijs, terwijl dit volgens uittredend voorzitter Karel Van Heukelen onverenigbaar was met het statuut van ambtenaar. Dat verschil tussen de meer academische en commerciële benadering leidde tot een blijvend ongenoegen bij heel wat deurwaarders en uiteindelijk het vertrek van de voorzitter. Engels: “Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.”
Schuldenaar als slachtoffer
Vooral de progressieve hoek lanceerde de voorbije jaren wetsvoorstellen die het harde insolventierecht bijschaven. De zwakkere burger, de consument en de schuldenaar moeten verdedigd worden tegen zichzelf en de harde buitenwereld, luidt de boodschap. Er zijn de beschermingsbepalingen in de wetten op het consumentenkrediet (1991), het hypothecair krediet (1992) en de uitbreiding van goederen die onbeslagbaar zijn (1993). Voorts beperkt de wet (1998) de mogelijkheden om een schuldenaar uit zijn huis te zetten.
Handelaars kunnen sinds 1998 verschoond worden na een faillissement. Particulieren mogen vanaf 1999 dan weer een beroep doen op de zogenaamde collectieve schuldenregeling, waarbij de uitvoering van schuldvorderingen wordt stopgezet in afwachting van een vonnis van de rechter. “Wie die procedure te kwader trouw toepast, kan de deurwaarders tot vijf maanden van de deur houden,” stelt Lucas Engels. “In die periode kan de schuldenaar zich onvermogend maken, zodat er helemaal niets meer te rapen valt.”
Een beperkte rondvraag leert dat een beslagrechter elk jaar tot 150 nieuwe dossiers voor collectieve schuldenregeling opent. Die dossiers vereisen een permanente opvolging om ongelukken te vermijden. Engels: “De rechters hebben onvoldoende gekwalificeerde medewerkers om die brandnieuwe functie op een efficiënte manier in te vullen en beheren de dossiers naast de erg complexe beslagzaken. De procedure wordt enorm vertraagd. Het is typisch Belgisch. Vol goede bedoelingen keurt het parlement de wet op de collectieve schuldenregeling goed, maar door het gebrek aan mankracht is de uitvoering nefast voor álle betrokken partijen: schuldenaars te goeder trouw en schuldeisers.”
Jenny Vanderhoeght, beslagrechter in Antwerpen, relativeert: “Voor heel wat mensen is de definitieve regeling van de schuldsituatie een oplossing na een leven van problemen. Ik denk dat we er meestal in slagen misbruiken te vermijden. Je hebt snel door of de schuldenaar te goeder trouw is en wil meewerken aan een echte oplossing.”
Confrater Behaeghel ergert zich eraan dat allerlei nieuwe wettelijke initiatieven zijn werk doorkruisen. Volgens hem wordt de schuldenaar geïnstitutionaliseerd als slachtoffer. “Zo wakkert de wetgever het gevoel aan dat het probleem van de schuldenaar altijd ergens anders ligt, nooit bij hemzelf,” meent Behaeghel. “Hij is, ocharme, een sukkelaar en moet worden beschermd tegen inhalige deurwaarders.”
Ook volgens professor Laenens kan een beetje inventieve schuldenaar zich makkelijk insolvabel maken. Het gevolg: “Als dat bij een aantal crediteurs gebeurt, geraakt de schuldeiser ook in de problemen en wordt hij mee in de insolventiespiraal gezogen.”
Het ontzag is weg
Deurwaarders stellen vast dat schuldenaars geen ontzag meer hebben voor hun ambt. Ooit werd hun komst als een schande ervaren en wilde de burger te allen prijze vermijden dat ze over de vloer kwamen. Behaeghel bestempelt de vrees voor zijn komst als “het fundament van ons burgerlijk rechtssysteem”.
Hij argumenteert: “Wie het instituut van de deurwaarder ondergraaft, tast ook het gerecht aan. Het vonnis wordt een waardeloos stuk papier. Als de trend zich voortzet, schaft de wetgever beter ons beroep af.” Of zoals meester Engels het formuleert: “We hebben het imago van de boeman. Dat moet zo blijven.”
Uittredend nationaal voorzitter Karel Van Heukelen pleit onder meer voor de afschaffing van de fiscale taksen bij een gerechtelijke uitvoering. Ter illustratie: voor de uitvoering van een commerciële schuld betaalt men minimaal 75 euro aan allerlei belastingen. “Minder dan een vijfde van de wanbetalingen overschrijdt een schuld van 1960 euro,” redeneert de voorzitter. “De kost staat in wanverhouding tot de opbrengst. Daarom wenden bedrijven zich voor kleine bedragen tot incassobureaus, die werken met een no cure, no pay-systeem. Dat die soms hun boekje te buiten gaan, zal de klant worst wezen. Voor hem telt het feit dat het geld op zijn rekening staat.”
Een andere poging om de gerechtsdeurwaarder weer aan zet te krijgen, is de versterking van de mogelijkheid van een ‘summiere rechtspleging’ voor kleine bedragen. Ook de werkgeversorganisatie Agoria wil een uitvoeringsprocedure die erop neerkomt dat de debiteur alleen een schuldvordering moet bewijzen om van de rechter een uitvoeringsbesluit te verkrijgen. De schuldenaar zal het vonnis pas in een later stadium van de rechtsprocedure kunnen betwisten. Naar Frans model zou l’inversion du contentieux (de omkering van het geschil) ertoe leiden dat crediteurs de procedure niet eindeloos kunnen rekken.
Volgens Jean Laenens (UIA) dient het voorstel een dubbel doel. De advocaten verliezen het monopolie dat ze vandaag hebben om deze procedure aan te vatten, omdat ook de gerechtsdeurwaarder de uitvoering van de schuldvordering kan eisen voor de rechtbank. Voorts zullen de deurwaarders met deze procedure het gras voor de voeten van de incassobureaus maaien, omdat ze goedkoop, snel en efficiënt kunnen optreden. De professor: “De rechten van de verdediging worden verwaarloosd. De schuldenaar mag zich verdedigen in laatste aanleg, terwijl hij het risico loopt dat zijn goederen openbaar worden verkocht. Dat de advocaten het voorstel afwijzen als een inbreuk op hun monopolie, vind ik irrelevant.”
Karel Van Heukelen gaat niet akkoord. “De mogelijkheid om het vonnis aan te vechten blijft. De Franse en de Duitse praktijk leert dat dit in 6 tot 8% van de gevallen gebeurt. Dat is verwaarloosbaar. Het klopt misschien dat de advocaten voor een stuk minder betrokken worden bij incasso’s, omdat elke particulier zelf met een schuldvordering naar de rechtbank kan stappen om kosten te vermijden. Of de gerechtsdeurwaarders een grotere rol zullen spelen in de coördinatie? Dat zal de toekomst uitwijzen.”
Doodknijpen is asociaal
Het loopt wel eens mis in de relatie tussen deurwaarders en advocaten. Die laatsten hebben vragen bij de sociale rol die de deurwaarders zich toedichten. Lucas Engels verdedigt dat hij een vonnis mag interpreteren in functie van de belangen van alle partijen, ook die van de schuldenaar.
Beslagrechter Vanderhoeght volgt die redenering. Ze zegt: “Een deurwaarder kan ter plaatse vaststellen dat een schuldenaar te weinig goederen heeft die hij kan verkopen. Een beslag zou alleen de schuldenberg vergroten, zonder de kans dat die ooit wordt terugbetaald. Het heeft geen zin een schuldenaar dood te knijpen.”
Advocaten eisen daarentegen dat een deurwaarder minutieus hun opdrachten uitvoert – ook als drukkingsmiddel, overigens. Een confrater getuigt: “Een cliënt had een schuldvordering van 75.000 euro. Ik wil beslag laten leggen op de goederen van de schuldenaar. Maanden hoor ik niets van het dossier. Na lang aandringen meldt de deurwaarder in een laconiek briefje dat de schuld wordt afbetaald tegen 250 euro per maand. Daar sta je dan met je vonnis. Ik kan je verzekeren dat mijn cliënt onaangenaam verrast was met deze kennismaking met Justitie.”
Ook hier verschillen de Franstalige en de Vlaamse rechtspraktijk. “De transparantie is veelal zoek in het Zuiden,” weet een advocaat. “De deurwaarder doet er zijn goesting. In Vlaanderen vervullen ze ook hun sociale rol, maar dat na ruggespraak met de opdrachtgever.”
Beslagrechter Vanderhoeght spreekt zich alleen uit over de Antwerpse rechtspraktijk. Ze bestempelt de deurwaarders als “redelijke mensen”. Immers: “Zij geven de dagelijkse praktijk een menselijk gezicht zonder de belangen van de schuldeiser uit het oog te verliezen. De balans ligt in het midden.”
Al bij al zijn de meeste beslagrechters tevreden over “hun” gerechtsdeurwaarders. “Het beroep ontwikkelt initiatieven waar iedereen baat bij heeft,” aldus Vanderhoeght. “Zo werken ze aan de informatisering van de inlichtingen over beslagen. Dat zal de verwerking van de dossiers sterk vereenvoudigen.”
Amateurdetectives zoeken beslag
Vandaag rusten de gegevens over beslagen op roerende en onroerende goederen, loondelegaties, berichten van collectieve schuldenregeling en andere informatie over insolventieprocedures op de griffies van alle gerechtelijke arrondissementen. Die informatie is belangrijk, omdat een advocaat wil weten op welke goederen hij (als eerste) beslag kan leggen en tegen welke uitvoering hij ‘verzet’ kan aantekenen om zich aan te sluiten bij een bestaand beslag.
Laenens: “Soms ben je als advocaat een amateurdetective die in alle arrondissementen informatie bijeensprokkelt. In de toekomst log je in op je pc en ontvang je alles on line.” Van Heukelen: “Iedereen zit in de fichebakken te grabbelen en geregeld verdwijnt de informatie in het niets. Dat is echt niet meer van deze tijd.”
De deurwaarders namen onder impuls van Van Heukelen zelf het initiatief om al deze informatie te centraliseren in één informaticabestand. Gerechtsdeurwaarders, fiscale ontvangers en griffiers van de beslagrechters zullen alle informatie over beslagen binnen het gerechtsgebied meedelen aan het bestand. Dezelfde beroepen kunnen het ook raadplegen, net als advocaten en notarissen. Het feit dat de Nationale Bank toegang krijgt tot het register, wekt heel wat wrevel in juridische kringen.
Engels wil hierover wel klare afspraken met de controlerende instanties van de partijen die toegang hebben tot het bestand. Immers: “Het is niet de bedoeling dat de incassobureaus die informatie kopen via hun advocaat en zo op schuldenaars worden losgelaten.”
Voor alle duidelijkheid: het register bevindt zich in de ontwikkelingsfase (onder meer met de hulp van het Franse informaticabedrijf Cediti). Over de financiering wordt nog volop gediscussieerd, zowel binnen als buiten de beroepsgroep. Het register zal in elk geval worden beheerd onder toezicht van de overheid door de Nationale Kamer in Brussel. Dat verklaart meteen waarom er ook na de geplande opsplitsing van de Kamer in twee organisaties per taalrol een confederale structuur blijft bestaan.
Dat de zaken niet op de communautaire spits worden gedreven, blijkt uit het feit dat de hervormers de huidige ondervoorzitter Marcel Mignon uit Neufchâteau steunen als vervanger van Leuvenaar Van Heukelen. Op 25 april wordt het nieuwe directiecomité verkozen.
Met het kabinet van minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) werden al een aantal principiële afspraken gemaakt. Naast het sociaal statuut en een aantal aanpassingen van de uitvoeringsprocedure, kwam ook de verstrenging van het tuchtrecht ter sprake. Ook deze stap past in de concurrentieslag met de incassobureaus. “Het beeld van strenge, goed uitgeruste en correcte deurwaarders wordt uitgespeeld tegen dat van een sector die op het randje van het aanvaardbare balanceert,” schetst Laenens. “Al bij al een goede strategie. Ze beseffen dat ze toegevoegde waarde moeten leveren.”
Lucas Engels erkent: “Onze sector is dringend aan een opkuis toe. De negentiende-eeuwse gewoonten en praktijken keren zich tegen ons. Het is aanpassen of verdwijnen.”
Hans Brockmans
hans.brockmans@trends.be
“We hebben het imago van de boeman. En dat moet zo blijven.”
“Het zogenaamde sociale aanvoelen van deurwaarders in Wallonië is een excuus om niet te hard te moeten werken.”
“Het vonnis wordt een stuk waardeloos papier.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier