Op zoek naar een smeltpunt
De Luxemburgse Arbed-staalgroep praat over een alliantie met het Duitse Salzgitter. Die krachtenbundeling zou van de nieuwe groep het nummer drie in de wereld maken, na het Japanse Nippon Steel en het Koreaanse Posco. Maar de Gentse Arbed-dochter Sidmar, vlakstaalspecialist en de belangrijkste productiepoot van Arbed, krijgt er intern misschien een belangrijke concurrent bij.
Woordvoerder Paul Verstraeten van Sidmar in Gent is er gerust in: als de Luxemburgse staalholding Arbed en de Duitse staalgroep Salzgitter hun onderhandelingen over een aandelenruil met succes afsluiten, zal dat niet raken aan de positie van Sidmar. Verstraeten: “Zoals bij de overname van Stahlwerke Bremen en de integratie van Aceralia Planos zitten bij een mogelijke alliantie met Salzgitter de voordelen niet in sluitingen, maar in synergieën.” Die zouden liggen op het vlak van knowhow en verkoop en op schaaleffecten bij de aankoop van grondstoffen, maar Arbed wil daar voorlopig geen commentaar over kwijt.
Salzgitter AG, vroeger Preussag Stahl, maakt zowel staalprofielen, quartoplaten (dikke staalplaten voor toepassingen in offshore en machinebouw) als vlakstaal. Het heeft daarvoor fabrieken in Peine, Ilsenburg (in de voormalige DDR) en bij de hoofdzetel in Salzgitter. De deelstaat Nedersaksen (25,5%) en de Noordelijke Landesbank van Hannover (42,5%) zijn de belangrijkste aandeelhouders van het concern, dat in het fiscale jaar 1997 128,8 miljard frank omzet draaide en ruim 3 miljard frank nettowinst overhield. Het rendement op eigen vermogen van de groep bedroeg 11,82%. Salzgitter maakte in 1997 1,3 miljoen ton warmgewalst en 1,2 miljoen ton koudgewalst vlakstaal, 1 miljoen ton profielen en 600.000 ton quartoplaten.
Arbed, de grote broer van Salzgitter
De groep Arbed, het acroniem voor Aciéries Réunis de Burbach-Eich-Dudelange, heeft acht kernsectoren in zijn portefeuille: lange producten, vlakke producten, roestvrij staal, staalkoord, koper, engineering, trading- en de Braziliaanse mijnactiviteiten. Daarnaast bezit de groep via Sidmar ook participaties in andere sectoren (onder meer in de informaticagroep Telinfo). Alle activiteiten zitten ingebed in Arbed-dochters die op hun terrein een grote zelfstandigheid genieten (zie organigram). Zo’n 47,84% van het kapitaal van de Arbed-groep is beursgenoteerd. Onder de minderheidsaandeelhouders vinden we de Luxemburgse staat (29,73%) terug en de Spaanse dochter Aceralia (9,39%, het uitvloeisel van de aandelenruil bij de acquisitie in de zomer van 1997). Arbed snoepte Aceralia af van de Franse staalgroep Usinor. De Luxemburgers bezitten 35% van Aceralia en hebben een call option op nog eens 15% van de aandelen. Die optie verstrijkt in 2001 en is als gifpil inzetbaar bij elk vijandig bod.
Cijfermatig is Arbed het grotere equivalent van Salzgitter: ondanks de zware druk op de staalprijzen, het gevolg van de groeiende staalimport uit landen die in het verleden vooral in Azië verkochten, zag Arbed zijn winst door het dak groeien. De acquisitie van Aceralia, gecombineerd met de eigen groeicijfers, maakte dat Arbed in de eerste helft van 1998 bijna een omzetverdubbeling (47,7%) noteerde in de sector vlakke producten, waarvan Sidmar het kernbedrijf is. De afdelingen trading, lange producten, engineering en staalkoord kenden een forse groei, alleen de afdeling roestvrij staal bleef stabiel. De groep noteerde in 1997 11,3% rendement op eigen vermogen en 2,39% nettomarge – tegenover 2,37% voor Salzgitter – bij een productievolume dat bijna het viervoudige bedraagt: 19 miljoen ton bij Arbed tegenover minder dan 5 miljoen ton voor de Duitsers.
In een sector met overcapaciteit en een te geringe concentratie zet Salzgitter dus een stap vooruit als het zijn lot aan Arbed zou koppelen. Maar ook Arbed zou door verschillende synergieën sterker uit een alliantie komen. Bovendien staan de Duitsers sterk waar het Luxemburgse concern zijn achilleshiel heeft: de markt van het beklede vlakstaal.
Maar vooraleer
een alliantie er echt komt, zal er nog heel wat politieke tegenstand moeten worden overwonnen. Een historisch gegeven bij Salzgitter. Toen British Steel, het nummer vijf in de wereld, zich in 1997 bij Preussag meldde voor zijn staalafdeling, kochten de Duitse deelstaat Nedersaksen en de Noordelijke Landesbank zich in om het bedrijf te behoeden voor een Britse heerschappij. En toen het Oostenrijkse Voest-Alpine, in 1997 de 39ste staalproducent wereldwijd, in juni van vorig jaar een bod overwoog, steigerden de aandeelhouders alweer. Het is dus lang niet zeker dat de algemene aandeelhoudersvergadering op 16 maart positief reageert op het bod van Arbed. Want al zal Arbed volgens de groepstraditie wel een verregaande autonomie in Nedersaksen laten, de strategische beslissingen zullen onherroepelijk naar Luxemburg verhuizen.
Het is trouwens de vraag of Arbed de best mogelijke partner is van Salzgitter. De Luxemburgse onderneming zit op een hoge gecumuleerde schuldenberg – 83 miljard frank – als gevolg van de staalcrisis en de zware investeringsprogramma’s van de voorbije jaren. “Maar,” zegt Arbed-woordvoerder Patrick Seyler, “we hebben die schuld volledig onder controle en kunnen op heel korte termijn belangrijke fondsen mobiliseren voor nieuwe investeringen.”
De druk op Sidmar
Ook voor het Vlaamse staal kan een alliantie tussen Salzgitter en Arbed ingrijpende gevolgen hebben. Sidmar, dat in Gent bijna 6000 mensen tewerkstelt, is gespecialiseerd in vlakke producten, de sector waarin ook Salzgitter 59% van zijn omzet haalt. De afdeling vlakstaal van Salzgitter spitst zich vooral toe op de autosector. Ook Sidmar draait een kwart van zijn omzet bij de autoconstructeurs. Samen met het Duitse Thyssen-Krupp en Usinor-dochter Sollac zijn ze daarmee de grootste toeleverancier. In tailored blanks – gelaste staalplaten met verschillende diktes, die het gewicht van een auto moeten beperken – is Sidmar marktleider.
“De schok die de ineenstorting van de Sovjet-Unie teweegbracht, is volledig verwerkt,” verzekert woordvoerder Paul Verstraeten. De leveringen aan de Lada-fabrieken zijn sinds jaren stopgezet; anno 1999 haalt Sidmar het leeuwendeel van zijn omzet – 91% – in Europa en zijn periferie. Sidmar is samen met TradeArbed eigenaar van vijf steel J&F-service centers vlakbij de grote autoconstructeurs aan de Grote Meren in Noord-Amerika. Hun verwerkingscapaciteit van 400.000 ton zorgt ervoor dat Sidmar 8% van zijn omzet op de Amerikaanse markt realiseert.
Sinds mei 1998
heeft Sidmar voor het eerst in zijn geschiedenis een volledig Vlaamse directie, geleid door Paul Matthijs. Zij moet de Gentse siderurgiegroep de 21ste eeuw binnenloodsen.
Gesticht in 1962 is Sidmar het jongste geïntegreerde staalbedrijf (wat betekent dat de onderneming het volledige productieproces in huis heeft, vanaf de verwerking van het ijzererts tot het afgewerkt staalproduct) in West-Europa. Het stichtende Syndicat de Sidérurgie Maritime was half-Belgisch – onder meer de Generale Maatschappij en Cockerill participeerden – en half-Luxemburgs door de inbreng van de Arbed-groep, die al een kwarteeuw gronden in het Gentse havengebied bezat. De Belgische partners hebben hun participatie inmiddels verkocht: Arbed heeft 71,74% van Sidmar in handen, de Vlaamse overheid via het investeringsvehikel Gimvindus 28,26%. Zelf heeft de Sidmar-groep 69,67% van Stahlwerke Bremen en – via de holding ASBM – 60% van de Braziliaanse ijzerertsmijn en staalgroep Belgo-Mineira in handen. De omzet van de Sidmar-groep – geen juridische entiteit – schommelt rond de 150 miljard frank (zie cijfertabel: Sidmar-groep). Sidmar Gent nam daarvan in 1997 55 miljard frank voor zijn rekening, Stahlwerke Bremen 40 miljard en de Limburgse producent van roestvrij staal ALZ 30 miljard). Maar Sidmar heeft een productiviteitsprobleem: de beperkte hoogovencapaciteit creëert een flessenhals in de warme fase, waardoor de Gentse staalfabriek te weinig staal aanmaakt om de reservecapaciteit van de walserijen maximaal te benutten. Met andere woorden: Sidmar heeft te weinig halffabrikaten om bekleed staal en andere afgewerkte producten te maken. Sidmar Gent heeft daarom een investeringsplan klaar om met dezelfde 6000 werknemers 5,5 in plaats van 4 miljoen ton staal aan te maken.
Meer staal zonder bijkomende hoogovens
Sidcomet moet de oplossing bieden: apparatuur voor een procédé dat ingrijpt in de warme fase van het staalproductieproces en dat bijkomende cokes- en sinterfabrieken of hoogovens overbodig zou maken. Zegt Paul Verstraeten: “Méér staal maken, kan alleen als we ingrijpen in dat deel van de productie. Nieuwe hoogovens bouwen, is namelijk te duur en door de hoge productiecapaciteit van hoogovens – 2 miljoen ton – te weinig flexibel. Sidcomet, dat 700.000 ton staal per eenheid aanmaakt, kan vlotter de schommelingen opvangen van een cyclische markt.” De wereldpatentaanvraag voor Sidcomet loopt, het Gentse staalbedrijf denkt er eventueel aan om het procédé later te commercialiseren. Een formule die eerder al werkte voor het electronic beam texturing ( EBT)-systeem, een procédé uit de drukkerswereld dat, toegepast op de staalsector, via een elektronenstraal reliëf in het vlakstaal brengt. Usinor, Voest-Alpine en SSAB werken met EBT.
Als Sidcomet werkt,
moet de verkoop van bekleed staal – de verdere afwerking van vlak staal voor onder meer witte staalproducten als wasmachines en voor de autosector – met zijn stabielere prijzen en bredere winstmarges Sidmars toekomst verzekeren. Verstraeten: “In 2004 moet de Sidmar-groep ruim twee keer zoveel verzinkt staal maken als in 1993.” Van al het koudgewalste staal dat Sidmar produceerde in 1997, was er amper 38% bekleed. Vorig jaar ging er 1 miljoen ton bekleed staal de deur uit – 41% van de totale koudgewalste productie en amper 24% van de totale verkoopmix. Daarmee hinkt Sidmar achterop op de Europese marktvraag. Die bedroeg in 1997 voor bekleed staal 58% van de totale productie in koudgewalst staal en zal volgens analisten tegen 2000 naar 62% stijgen. In de autosector zal het aandeel van bekleed staal tegen 2004 zelfs tot 89% oplopen.
Het kleine Salzgitter zit in die markt waarin Cockerill en Usinor het sterkst staan, al goed op koers: volgens de prospectus uit 1997 was 65% van zijn verkochte vlakstaal bekleed.
Om zijn achterstand in dat segment in te lopen, heeft Sidmar Gent, in een 50-50 joint venture met Steel Strip Mill Products, dochter van het Nederlandse Hoogovens, twee Galtec-bekledingslijnen gebouwd met elk een verwerkingscapaciteit van 400.000 ton – één in Gent en een tweede in IJmuiden. Als beide lijnen tegen april 2000 volop werken, zullen de twee partners hun aandelen ruilen. Daarnaast wil Sidmar nog twee andere dompelverzinklijnen bouwen: uiterlijk tegen begin 2001 moeten 135 personeelsleden, waaronder tachtig nieuwe werknemers, Sidgal 2 en Sidgal 3 operationeel maken, een investering van 7 miljard frank. Sidgal 3 moet 400.000 ton staal voor de autosector kunnen produceren, met Sidgal 2 wil de Gentse staalproducent een totaal nieuwe markt aanboren: die van de dunne staalplaat als vervangproduct voor het vertinde blik dat intensief in de non-food wordt gebruikt. De twee lijnen zijn gepland in een nieuwe hal naast de Galtec-dompelverzinklijn. Zegt Paul Verstraeten: “De investeringen in de bekledingslijnen in Gent, IJmuiden, Bremen, Aviles en Sagunto zullen de galvaniseringscapaciteit optrekken naar 1,8 miljoen ton, of 52% van de totale koudgewalste productie. Dan zijn we goed op weg om onze achterstand in te lopen.”
FRANK DEMETS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier