OP RUIMTEREIS – het jaar 2035
In De Tijdreiziger blikt Hans Bourlon, CEO van Studio 100, met veel fantasie enkele decennia vooruit. Deze week: Een reis naar de ruimte is geen alledaagse uitstap.
Het is op de luchthaven een komen en gaan van vliegtuigen. Maar iedereen kijkt en wijst naar één toestel, een draagvliegtuig met daarbovenop een ruimteschip, aangesloten aan een zware brandstofslang. In Terminal A kondigt het scherm in volgorde van vertrektijd de vluchten aan. “Tokio, Rio, Rome”, en vervolgens “Ruimte”.
Wat verlang ik ernaar los te komen van de aarde en te zweven in de kosmos. In een reisbrochure, met op de cover een zandstrand met palmbomen, stond een nieuw en exclusief aanbod: een ruimtereis. Twee lachende mensen keken door het raam van hun ruimteschip naar de glinsterende aardbol onder hen. Puur geluk straalden ze uit. Toen ik dat zag, wist ik zeker dat ik die tocht zou maken.
Ik sta in de rij wachtenden. De piloten komen voorbij. Op hun pak staan sterren en insignes van ruimtetuigen. Er gaat een geheimzinnige bekoring van hen uit als ze verdwijnen in de slurf naar het toestel.
“Over 15 minuten schepen we in. Wij hopen dat u volgens de richtlijnen nuchter bent”, zegt de dame aan de balie door de microfoon. De onrust in de wachtrij slaat toe. Iedereen weet dat een reis naar de ruimte geen alledaagse uitstap is.
We razen over de startbaan. Het vliegtuig richt zijn neus ten hemel. Onder ons ontsluit zich de wereld. Snelwegen trekken strepen door het landschap, rivieren banen zich een weg naar meren. Langzaam wordt alles minuscuul klein. Kleiner dan bij een gewone vlucht. Huizen en auto’s zijn niet meer te onderscheiden en de wolken, nu diep onder ons, lijken op flinterdunne watjes.
“We zijn op een hoogte van 15 kilometer”, zegt de piloot vanuit de cockpit. “Dadelijk starten we de raketmotoren. Wij zullen met een snelheid van 3500 kilometer per uur naar een hoogte van 100 kilometer vliegen. Dat is buiten de dampkring. Wij wensen u een aangename ruimtereis.” Meteen kantelen onze stoelen naar achteren, klaar om de versnellingskracht op te vangen. De piloot telt af. Ik zet mij schrap. Met een daverend geraas maakt het ruimteschip zich los van het draagvliegtuig. Ruw worden we dooreengeschud, alsof we in een waanzinnige pretparkattractie zitten. Ik ben doodsbang en kan alleen maar hopen dat dit snel voorbij is…
Elke seconde van onze helse vlucht tel ik af. Ik probeer logisch na te denken. Wij vliegen 3500 per uur en de afstand is 100 kilometer. Dus… Maar cijferen lukt niet. Ik voel me kotsmisselijk. Ik heb hoofdpijn. Door het raam zie ik de hemel, die blauw was, paars kleuren en daarna snel zwart.
Plots, na een paar minuten, stopt het geschok en het gedaver. Het lijkt of we zweven. Trompetgeschal weerklinkt vanuit de cockpit. “Gefeliciteerd”, zegt de piloot. “We zijn in de ruimte. Jullie zijn nu astronaut.” Een flauw applaus weerklinkt in de cabine. Meteen verschijnt een spacehostess met een dienblad vol champagne. Ik weiger vriendelijk. Ook mijn mede-astronauten tonen weinig trek.
“Wij schakelen onze raketmotoren nu volledig uit”, kondigt de piloot aan. “Als gevolg daarvan zal gewichtloosheid ontstaan. Gelieve uw gordels aan te houden en te blijven zitten. Want dadelijk keren we terug naar de aarde.”
Meteen voel ik mijn vastgegespte lichaam loskomen van de zetel. De haren van de twee dames voor mij zweven de lucht in. Ik kijk door het raam. Ik zie de cirkelvormige einder van de aarde onder mij en in de verte het begin van een zonsopgang. Maar er is geen tijd om die mee te maken. Het helse geraas vangt weer aan. Het ruimteschip duikt naar beneden. “De remming van de atmosfeer zorgt bij het dalen voor een heviger deining dan bij de lancering”, stond in de brochure. Dat herinner ik mij nog goed.
Twee uur na ons vertrek landen we. Ik ben intens blij dat ik met mijn voeten weer op de grond sta. Ik voel zelfs aandrang de aarde te kussen. In een speciaal ingerichte kamer wacht ons een heldenonthaal, een buffet en een astronautengetuigschrift.
In een rek aan de muur ligt een brochure met een nieuw aanbod, een reis van vier dagen naar een ruimtehotel. Op de foto kijken twee mensen aan een panoramisch venster naar één van de zestien zonsopgangen die er per dag te zien zijn. Puur geluk stralen ze uit. Plots weet ik het zeker. Die reis zal ik maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier