Oorden van rust
Van de abdij van Clervaux tot de duinen van het Zwin, van de Scheldearmen in Avelgem tot de boomgaarden op het eiland Wight… In een straal van 500 kilometer rond Brussel vindt u een heleboel plekjes die allemaal één ding gemeen hebben: ze bieden rust.
Voor sommigen is de kalmte van een bibliotheek een droom die aanzet tot actie, voor anderen is een eenzame wandeling het opperste lichamelijke genot. De ene probeert het contact met zichzelf te herstellen tijdens een verblijf in een klooster, de ander wordt één met het universum in een stukje goed bewaarde natuur of op de dojo van een zenruimte.
Vast staat in ieder geval dat iedereen van stilte houdt. Uitgeverijen, culturele instellingen en de media beginnen zich in toenemende mate te buigen over het fenomeen. Zelfs de kunstwereld wordt erdoor bewogen. Denk maar aan de Modern Tate in Londen en de zeer plechtige stilte die er heerst in een speciale zaal gewijd aan de abstracte schilder Mark Rothko. De kleurrijke doeken van Rothko (1903-1970) zijn stuk voor stuk vensters op het universum. En dichter bij huis werd er onlangs in de abdij ‘t Park in Leuven een gedurfde tentoonstelling rond stilte en religie gehouden. Het initiatief ging uit van het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur, het College van Bisschoppen en het Gentse museum voor moderne kunst S.M.A.K. van Jan Hoet.
Een pauze in het bestaan
Ook zakenlui hebben af en toe wel eens behoefte om zich over te geven aan de hogere gedachte, of om de alledaagse werkelijkheid van zich af te werpen. Neem nu Lucien De Schamphelaere, die aan de basis ligt van het beursgenoteerde Xeikon, dat gespecialiseerd is in digitale kleurendruksystemen.
Lucien De Schamphelaere is katholiek en steekt dit niet onder stoelen of banken. “Toen ik vroeger aan het hoofd stond bij Agfa-Gevaert,” zo zegt hij, “vroeg ik op Goede Vrijdag om 15 uur een minuut stilte ter nagedachtenis van de dood van Christus.”
Ook vandaag slaat hij in restaurants, thuis of op het vliegtuig nog steeds een kruisteken voor de maaltijd.
Deze man is bijna zeventig, maar het bedrijfsleven blijft zijn dada. Hoewel hij “met uitzondering van kerken, parken of bossen” niet actief op zoek gaat naar specifieke ‘stille’ plaatsen, heeft Lucien De Schamphelaere zich tijdens zijn leven toch geregeld uit de drukte teruggetrokken. En dat doet hij nog steeds. Om twee redenen, zo zegt hij zelf.
“Enerzijds om professionele redenen: een manager moet zichzelf voortdurend herbronnen. In een stille omgeving krijg je eerst vage ideeën en daarna krijg je een beeld van wat concreet mogelijk is. Het vertrouwen in het project groeit en zal zich uiteindelijk vertalen in echte acties.” In de nooit aflatende drukte van het bedrijfsleven is het onmogelijk nieuwe dromen te realiseren, zegt De Schamphelaere. “Je moet in alle rust en kalmte kunnen nadenken en afstand nemen om tot nieuwe ideeën en dromen te komen en die daarna om te zetten in een overtuigende actie.”
De andere reden is privé: “Af en toe in stilte nadenken, voert mij terug naar de essentie van het waarom. De zoektocht naar een antwoord op dit waarom geeft mij een gevoel van veiligheid en vertrouwen in een leven dat perfect in harmonie is.”
Een moment van stilte is dus helemaal geen neutraal, afwezig moment voor Lucien De Schamphelaere. En zeker niet wanneer het gewijd is aan het gebed – “een moment van tederheid, nederigheid en zachtmoedigheid.” Maar hij weet zich ook zodanig te concentreren dat hij zich zelfs in een drukke omgeving in een absolute stilte kan onderdompelen; bijvoorbeeld tijdens een vakantie, of thuis bij zijn gezin.
“In de zakenwereld neemt men veel te weinig zijn toevlucht tot de stilte,” zegt hij, “zelfs al kan deze stilte aan de basis liggen van winst of verlies. Wie in stilte nadenkt, voelt zich vrijer, onafhankelijker, zekerder van zijn stuk, rustiger en energieker. Daarom ook dat het zakenleven, dat mij zo na aan het hart ligt en waar men rekening dient te houden met de drie P’s – Project, People, Planet – deel uitmaakt van een groter geheel. Voor een gelovige is dit grotere geheel het Rijk Gods.”
Hier zingt of zwijgt men
Zelfs de vogels lijken het te begrijpen. Hier zingt of zwijgt men. Spreken gebeurt hier (bijna) nooit. Maar in tegenstelling tot de paters (die tot priester zijn gewijd) en de broeders (gewone monniken) van de cisterciënzerabdij van Scourmont, die strikt de regel van Sint-Benedictus naleven, zingen de vogels niet op vaste momenten en plaatsen.
De monniken van Scourmont zijn met twintig, en afgezien van drie jonge Afrikaanse broeders, prijkt er eerder zeldzaam blond haar op hun vrome schedels. De vriendelijke gastenpater – Pater Jacques – is degene die de gasten het meest zien rondlopen over de gladde zwarte stenen van de abdijgangen.
Afgezien van enkele kortstondige momenten in het park of de binnentuin, krijgen de gasten de andere leden van deze gemeenschap alleen te zien tijdens de gebedsdiensten of ‘periodes’. Van de metten tot de completen wordt er dagelijks drie uur gewijd aan het gebed… zeven diensten tussen 4.30 uur en 20 uur waarbij de monniken samenkomen om te zingen en te bidden. De gasten zijn niet verplicht om aan de dienst deel te nemen en hoeven zelfs geen christenen te zijn. Zo is er bijvoorbeeld een boeddhistische gemeenschap die zich geregeld terugtrekt in de abdij van Scourmont.
Het is wel zo dat hier de trappist van Chimay wordt gebrouwen, maar het is niet omwille van het bier dat de cisterciënzermonniken trappisten worden genoemd. Alle monniken die trappistenbier brouwen, zijn wel trappisten, maar niet alle trappistenmonniken brouwen ook bier.
Er zijn maar zes abdijen ter wereld die dit bier effectief brouwen (vijf in België en één in Nederland). Maar trappistenmonniken vindt u overal – althans bij wijze van spreken, want het aantal roepingen is niet meer wat het vroeger is geweest, ook al traden onlangs nog een autopiloot en een paparazzo tot de orde toe. Een trappist(e) is een cisterciënzermonnik of -slotzuster die de voorschriften van de orde strikt naleeft, “een praktijk die in de zeventiende eeuw is ingesteld in de abdij van Trappe in Normandië”. Vandaar ook het woord trappist.
En cisterciënzer komt van de abdij van Cîteaux in Bourgogne waar Sint-Bernardus in 1098 de orde oprichtte die is gebaseerd op de regel van Sint-Benedictus, opgesteld in de zesde eeuw. De trappisten en cisterciënzers zijn dus ook benedictijnen. Maar laten we het niet nog ingewikkelder maken.
Verbroederen met de meditatie
De N5 Charleroi-Philippeville-Couvin heeft voor u weinig contemplatiefs? Zodra u in Couvin echter rechtsaf slaat, de N99 naar Chimay op, kan u zich al laten meevoeren door de weidse Waalse vlakten die het eenzame kader vormen waarin de abdij van Scourmont is gelegen. Vóór Chimay gaat u linksaf richting Bourlers en vlak vóór de kerk van dit kleine dorpje gaat u opnieuw links, het bos in, waar u via een smal weggetje en een laan omzoomd met Japanse ahorns het domein binnenrijdt.
De monnik bij het onthaal heeft wat moeite met het vinden van de reservatie: “Ah, ik zie het al. Men heeft hier gewoon uw beroep genoteerd. Zo, u krijgt kamer 47. De bisschop van Rijsel is net vertrokken. U loopt langs het nieuwe klooster in grijze steen en op het eind gaat u rechts het oude bakstenen gebouw binnen. Het vloekt een beetje, vindt u ook niet? Daar neemt u de wenteltrap en op de eerste verdieping moet u zijn.”
De eikenhouten trap stamt uit de tijd dat de oude abdij werd gebouwd in 1850 (de eerste cisterciënzerabdij in België werd in 1132 in Orval gebouwd). De robuuste trap kraakt een beetje onder het gewicht. De gangen hier zijn breed. Overdag worden ze rijkelijk verlicht door invallend daglicht, maar ‘s avonds hebben de monniken door de elektriciteitsbesparingen iets weg van geesten, vooral de grootste koukleumen die hun kale hoofd wegstoppen onder een grote kap die uitsteekt boven hun bruine scapulier en hun ruwe gewaden, die met een mooie lederen riem worden opgehouden.
Wanneer ze de kapel binnenschrijden voor de gebedsdiensten dragen ze een schitterende witte pij met veel te lange mouwen, en het doffe geluid van deze bewegende gewaden reflecteert de oneindige schoonheid van de stilte.
Terug naar de werkelijkheid. De kamer is licht. Twee ramen – zonder luiken maar met gordijnen die met oud goud zijn afgewerkt – kijken uit op de kerk, de brasserie en de binnentuin. Een bed, een werktafel met stoel en bureaulamp, een wastafel, een kleerkast en een zetel in donkerblauw leder. Lakens en dekens in rode wol liggen klaar, handdoeken niet. In de winter is het aangenaam warm. Op de gang zijn er douches en toiletten.
Niemand legt de stilte hier op. Iedereen gaat er volledig in op. Zelfs tijdens de maaltijden die de gasten nuttigen in een aparte refter en waarbij een blonde trappist van Chimay wordt opgediend. Vraag toch eens na of er geen college op bezinning is voor u uw reservatie bevestigt. Een gezelschap van drie gasten is optimaal, zal men u zeggen. Zo kan de stilte verbroederen met de meditatie, of die nu wereldlijk is of religieus. Niemand zal u vragen of u gedoopt bent, of zal u verplichten deel te nemen aan de gebedsdiensten. Hoewel die zeer intens zijn en een mens tot in zijn diepste kunnen raken, vooral wanneer de gemeenschap de dag afsluit met de completen en gezamenlijk de Salve Regina in het Latijn inzet.
Wanneer u aan een van de gebedsdiensten wilt deelnemen, doet u best de deur van uw kamer op slot, zo zegt de gastenpater: “We hebben al wel eens het bezoek gehad van dieven… Zeer gelovige dieven, want ze weten zeer goed wanneer de gebedsdiensten plaatsvinden.” ‘s Nachts hoeft u zich geen zorgen te maken, want om 20.30 uur wordt het hele gebouw vergrendeld. Overdag loopt u er echter zonder de minste moeite binnen en buiten. Maar gelukkig leven de monniken zeer sober en is er voor dieven niet veel buit te maken.
Artsen en zakenlui over de vloer
Wanneer hen voor deze getuigenis enkele vragen worden gesteld, zitten de paters Jacques en Gabriël helemaal niet om woorden verlegen. De eerste barst uit in een aanstekelijke lach en de andere kan het niet laten om met lichte spot te vertellen dat wijlen pater Gall, een erudiet monnik en ooit nog zijn leermeester, eigenlijk “een beetje een geschifte wijze was.” Pater Gall, een vriend van de striptekenaar Hergé, wist alles over de Sioux en aarzelde niet om hun gevederde hoofdtooi te dragen, zoals ook blijkt uit een aantal vergeelde foto’s.
Gewoonlijk wordt de identiteit van de gasten geheim gehouden, “want we krijgen nogal wat artsen en zakenlui over de vloer”. Maar we komen wel te weten dat behalve Hergé, die hier meerdere keren op bezoek is gekomen, ook Koning Albert II op een dag met de motorfiets in Scourmont aankwam toen hij nog prins was. Ook de voormalige eerste minister Théo Lefèvre en de dichter Emile Verhaeren kwamen zich hier geregeld onderdompelen in de rust. Sommigen zeggen zelfs dat Paul Verlaine hier zou zijn langsgekomen in 1875, toen hij net was ontslagen uit de gevangenis van Brussel. Op de gastenlijst staat hij niet vermeld, maar uit de lijst van dat jaar zijn op mysterieuze wijze twee pagina’s verdwenen.
Het was ook in die tijd dat men in het park en het bos van het 200 hectare grote domein begon met de aanplant van berken, rode beuken, eiken uit Lombardije en sequoia’s. Vandaag strijken de vogels in de winter nog steeds neer op hun takken. Niet zelden leidt dit tot een glimlach, omdat deze vogeltjes in al hun onschuld de stilte die hier heerst doorbreken met hun vrolijke gezang. Even ertussenuit om na te denken, te rusten, te lezen en te wandelen. Meer is er niet nodig om weer helemaal tot uzelf te komen.
Serge Vanmaercke
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier