‘OOIT UITDAGER, NU ESTABLISHMENT’
Marieke Wyckaert is een van de topadvocaten in België voor vennootschapstransacties, zoals fusies, overnames en private-equitydeals. Ze is een van de vier bestuursleden van het kantoor Eubelius en deeltijds hoogleraar vennootschapsrecht aan de KU Leuven.
Is advocaat een beroep met toekomst?
“Zeker wel. De beoefening van het recht in de praktijk is een intellectueel aantrekkelijk beroep. Het staat echter voor ernstige uitdagingen. Heel wat onderdelen van onze praktijk worden commodities. Wat vroeger werk was op maat van een cliënt, gebeurt vandaag bij wijze van spreken op basis van een digitaal standaarddocument. Dat is perfect mogelijk omdat duizenden dossiers worden samengebracht in een databestand, dat categorie per categorie onderverdeelt en zo oplossingen aangeeft per case.
“Een voorbeeld zijn verkeersongevallen. Ooit waren dat dossiers die een advocaat geval per geval moest onderzoeken. Vandaag behandelen de verzekeringsmaatschappijen ze bij wijze van spreken machinaal. Toch pas ik voor een overdreven standaardisering, die ondernemingen soms vragen uit besparingsoverwegingen. Dat kan aanleiding geven tot problemen.
“Stel dat je als advocaat wordt geconsulteerd over een corporategovernancestructuur voor een beursgenoteerd bedrijf. Ik hoor soms zeggen dat dit eenvoudig is, omdat het toch moet gebeuren volgens internationale en Europese regels. Een gestandaardiseerde aanpak zou dan volstaan. Het omgekeerde is waar. Heel wat internationale regels kan je moeilijk onmiddellijk in Belgisch recht omzetten. Een standaardinstituut zoals de CEO bestaat niet eens in ons vennootschapsrecht. Bij complexe begrippen, zoals contingent liabilities (vrij vertaald: toekomstige onzekerheden, nvdr.), wordt de herdefiniëring zeker moeilijk.
“Omgekeerd eist het Belgisch recht van ondernemingen ook verplichtingen in bepaalde omstandigheden, die in het buitenlands recht niet onmiddellijk juridisch vertaald worden. Een ‘natuurlijke verbintenis’ bestaat bijvoorbeeld niet in heel wat rechtsstelsels. As je deze begrippen aanpakt op een gestandaardiseerde manier, komt de cliënt ooit in problemen.”
Er is dus nog werk voor een lokaal “cabinet d’affaires” zoals Eubelius?
“Jawel. We hebben nog een rol als onafhankelijk kantoor met wortels in de Belgische economie en rechtscultuur. In internationale transacties en operaties kunnen wij toegevoegde waarde leveren. Alleen moeten we dat onze klanten en internationale partners ook duidelijk kunnen maken. Ook moeten we durven toe te geven dat de klant bepaalde dossiers beter uitbesteedt aan andere kantoren of niet-advocaten.
“Internationale kantoren als Linklaters en Allen & Overy spelen daarnaast zeker hun rol in complexe megadeals. Wij hebben ons na de oprichting in 1994 met succes als uitdager in de markt gezet als Belgianbrand. Met een in het Engels onuitspreekbare naam als Eubelius (sinds 2000) lag dat niet voor de hand. Nu zijn we zelf establishment, op onze beurt uitgedaagd door ARGO en andere jonge advocatenkantoren. Die kleine ploegen, dikwijls afgescheurd van de grote internationale lawfirms, kunnen in niches werken tegen scherpe prijzen.”
Blijft de combinatie academica en topadvocaat houdbaar?
“Het is een golfbeweging. De ene universitaire overheid moedigt het aan, de andere wil het inperken. De combinatie biedt voor beide beroepen toegevoegde waarde. Een professor die uitleg moet geven over voorkennis, zonder dat die er ooit een advies over heeft geschreven, mist inzicht. Anderzijds kan de objectieve, academische behandeling van een rechtsprincipe ook meerwaarde bieden in de rechtbank.”
H.B.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier