Onzekerheid voor maatwerkbedrijven
De voormalige sociale en beschutte werkplaatsen dreigen vast te rijden in budgettaire sores. Zeker nu de Raad van State het uitvoeringsbesluit van het decreet op de maatwerkbedrijven heeft geschorst. Nochtans heeft de sector interessante economische en maatschappelijke troeven.
Maatwerkbedrijven zijn een recente uitvinding. Tot voor 1 april 2015 heetten deze ondernemingen sociale dan wel beschutte werkplaatsen. Ze bieden werk aan mensen met sociale of mentale beperkingen.
Dat maakt van maatwerkbedrijven allerminst bezigheidstherapie. Ze profileren zich als een schakel in het Vlaamse economische weefsel. Maar het blijven natuurlijk wel speciale bedrijven. Sinds vorige week zitten ze bovendien in een juridisch vacuüm, omdat de Raad van State de uitvoeringsbesluiten van het decreet op de maatwerkbedrijven heeft geschorst.
Rechtsonzekerheid
“We hopen op snel overleg met minister Liesbeth Homans”, zegt Francis Devisch. Hij staat aan het hoofd van Groep Maatwerk, een van de twee werkgeversorganisaties van maatwerkbedrijven. Groep Maatwerk verenigt enkel de 49 voormalige beschutte werkplaatsen, maar heeft daardoor een dekking van 80 procent van de betaalde tewerkstelling in de sector. En dat gaat toch over ruim 20.000 werknemers. Gezamenlijk zorgen die voor een bedrijfsopbrengst van 600 miljoen euro. Ongeveer de helft komt van subsidies.
De Raad van State fluit de Vlaamse regering terug over het decreet waarmee vorig jaar de maatwerkbedrijven boven de doopvont werden gehouden. Dat heeft voornamelijk te maken met de rechtsonzekerheid die het nieuwe decreet heeft veroorzaakt. In de eerste plaats spitst de discussie zich toe op de subsidies.
Bij de aanvang van het Maatwerk-decreet paste de Vlaamse regering de subsidieregeling aan. Sindsdien geldt een enveloppenfinanciering die wordt berekend op tewerkstelling in het verleden. Voor een aantal maatwerkbedrijven betekende dat een plotse en aanzienlijke vermindering van middelen. Minister Homans bestempelde dat als atypisch. Globaal gezien zouden de maatwerkbedrijven niet minder subsidies krijgen dan voorheen. Om de discrepanties te compenseren, beloofde ze tegen eind 2015 extra middelen vrij te maken om een en ander bij te passen. “Die bijpassing is ook gebeurd”, beaamt Devisch. “Maar de Raad van State trekt nu de juridische basis van het financieringsmechanisme in twijfel. Deze manier van werken impliceert immers dat je pas nadat je een jaar hebt gewerkt, kunt weten hoeveel de subsidies bedragen. Hoewel het misschien goedbedoeld was, werkt het mechanisme daardoor de rechtsonzekerheid in de hand. Onze werkplaatsen moeten via ondernemerschap het verschil maken, daarom is het noodzakelijk om zekerheid over de spelregels te hebben. In dat verband is trouwens sprekend, dat twee op de drie werkplaatsen geconfronteerd werden met die atypische vermindering van subsidies.”
Ook voor 2016 hanteert de Vlaamse overheid een enveloppenfinanciering voor de maatwerkbedrijven. Staat die door de schorsing van de Raad van State op de helling? Devisch: “We hebben deze problemen vorig jaar al gesignaleerd. We willen de minister de hand reiken om in nauw overleg een oplossing uit te werken.”
Imagoproblemen
De controverse over het Maatwerk-decreet is slechts een van de problemen waar de sector mee te maken heeft. Zo kampt deze groep ondernemingen nog altijd met een imagoprobleem. Te weinig bekijken buitenstaanders maatwerkbedrijven als echte ondernemingen met een rol in het Vlaamse economische weefsel. “Nochtans zijn er tal van voorbeelden waaruit blijkt dat wij er juist in slagen bepaalde economische activiteiten hier te houden. Zonder onze bedrijven zouden die een deel van hun productie naar de lagelonenlanden verschuiven”, zegt Devisch.
Om dat te benadrukken, lanceerde Groep Maatwerk in september een campagne met getuigenissen van CEO’s die benadrukken hoe maatwerkbedrijven als professionele partner en toeleverancier van het bedrijfsleven fungeren. Onder de getuigenissen zitten onder andere directeurs van AVA, Telenet, Nike, Tiense Suikerraffinaderij en Novy. De reden waarom deze bedrijven kiezen voor een beschutte werkplaats als leverancier, heeft bovendien verrassend genoeg maar in beperkte mate met de prijs te maken. “De succesfactor van maatwerkbedrijven zit in de hoge kwaliteitsnormen en de flexibiliteit die zij kunnen bieden”, benadrukt Devisch.
Groeiproblemen
Maatwerkbedrijven zijn tegenwoordig performante ondernemingen die actief zijn in diverse sectoren. Ongeveer 15 procent van de werknemers van de beschutte werkplaatsen is trouwens werkzaam in een enclave in het bedrijf waaraan wordt toegeleverd. Al zijn de 49 beschutte werkplaatsen vzw’s, ze krijgen geen vrijkaart om verlies te maken. Ook maatwerkbedrijven moeten break-even draaien. Het verschil met de reguliere sector is dat winst niet aan aandeelhouders wordt uitbetaald, maar opnieuw in het maatschappelijke doel wordt geïnvesteerd. De subsidies dienen specifiek voor de begeleiding van de werknemers.
De Vlaamse overheid hanteert echter een rigide budgettaire logica. Concreet komt dat neer op het bevriezen van het groeiperspectief bij maatwerkbedrijven. Devisch: “Als je vroeger de kans had om meer mensen werk te bieden, kon je via uitbreidingsrondes daarvoor de middelen vragen. Dat kan nu niet meer omdat er geen budget is voor uitbreiding. Daardoor moeten sommige van onze bedrijven kandidaat-werknemers weigeren, en tegelijk moeten ze nieuwe klanten teleurstellen omdat ze geen extra werknemers kunnen aanwerven.”
Die impasse heeft ook te maken met de federale spreidstand in ons land. De Vlaamse regering financiert de subsidies voor de maatwerkbedrijven. De federale regering int de belastingen en sociale lasten. Blijkbaar is de Vlaamse regering niet meteen geneigd te investeren in meer centen voor maatwerkbedrijven. Tenslotte gaan de baten van die inspanning in de eerste plaats naar de federale staat. Voor een werknemer in een beschutte werkplaats moet die geen uitkering meer betalen, terwijl hij wel belastinginkomsten ontvangt.
Toch rijst ook de vraag: als maatwerkbedrijven opschuiven in de richting van gewone performante bedrijven, is het dan niet logisch om zoveel mogelijk werknemers naar gewone bedrijven af te leiden en in maatwerkbedrijven enkel mensen met zwaardere beperkingen toe te laten? Devisch is duidelijk: “We ondersteunen de doorstroomgedachte ten volle voor werknemers die kunnen doorstromen naar het reguliere circuit. Maar vergeet niet: onze werknemers functioneren goed dankzij de juiste begeleiding. Zonder die begeleiding in een strikt commerciële omgeving voelen ze zich de zwakste schakel en botsen ze op hun beperkingen. Dat is niet noodzakelijk beter.”
Roeland Byl, fotografie Debby Termonia
“Er zijn tal van voorbeelden waaruit blijkt dat wij er juist in slagen bepaalde economische activiteiten hier te houden”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier