Onthaasting? Vergeet het…
In de eeuw die achter ons ligt, is de welvaart op een onvoorstelbare manier toegenomen. Het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd, een vrij goede benadering van het gemiddelde inkomen per inwoner, werd volgens berekeningen van de BBL-studiedienst in België op honderd jaar tijd met vijf vermenigvuldigd. Terugblikkend op wat we nu weten, lijkt dat niet meer dan evident. Maar een vervijfvoudiging, dat is niet niks: het komt neer op een gemiddelde stijging van de welvaart met zo’n 4% per jaar, de magere jaren van twee wereldoorlogen, crisissen en recessies meegerekend. In reële termen bovendien, bovenop de munterosie die grondig heeft huisgehouden in de koopkracht.
Die enorme welvaartexplosie hadden onze grootouders of overgrootouders waarschijnlijk nooit voor mogelijk gehouden. Wij zijn intussen zo gewend geraakt aan een permanent stijgende welvaart dat we ons moeilijk kunnen voorstellen dat onze voorouders op het einde van hun leven nog altijd op hetzelfde welvaartspeil zaten als bij hun geboorte. Voorbije eeuw zijn we er op gaan rekenen dat iedereen het beter heeft dan zijn ouders. ” Material prosperity has risen more in the past 250 years than in the previous 10.000,” zo scheef The Economist ter gelegenheid van de millenniumwende.
Uitvindingen en welvaart.
Dat de welvaart eeuwenlang vrijwel op hetzelfde peil bleef om dan plots, zo ongeveer vanaf het midden van de achttiende eeuw, exponentieel naar omhoog te schieten, heeft onmiskenbaar te maken met de versnellende spiraal van technologische en andere innovaties. De twee curves verlopen volledig parallel. Nieuwe uitvindingen geven aanleiding tot nieuwe uitvindingen, drijven zo de productiviteit op en leggen de basis voor meer productie met dezelfde mankracht, en meteen voor meer inkomen.
Tussen de eerste primitieve werktuigen van de mens en de uitvinding van het wiel lag ruim 1 miljoen jaar. Na de uitvinding van het wiel door de Mesopotamiërs in 3500 vóór Christus was het wachten tot 1448 op Gutenberg voor de boekdrukkunst. Een eeuw of drie later was er de stoommachine van Watt (1764). Tussen de stoommachine en de eerste auto ligt nog maar honderd jaar, en na de auto liet het eerste ruimtetuig nog slechts een halve eeuw op zich wachten. Nauwelijks veertien jaar na de Spoetnik zag de eerste microprocessor het licht.
New Economics.
Het crescendo gaat sindsdien onverminderd voort. Gordon Moore, medeoprichter van Intel, gaf zijn naam aan Moore’s law die zegt dat de geheugencapaciteit van een microchip om het anderhalf jaar verdubbelt. Recente doorbraken zoals internet, draadloze telecommunicatie of gentechnologie gaan in dezelfde richting. Ook wie niet gelooft in New Economics, de nieuwe theorie die opgeld doet in de Verenigde Staten en die zegt dat de inflatieloze en duurzame groei te danken is aan de steeds maar stijgende productiviteit, kan niet ontkennen dat de technologische vernieuwing altijd maar sneller en sneller gaat.
Misschien is ze niet de enige oorzaak van het recente Amerikaanse economische succes. Er is ook de erg vrije markteconomie in de Verenigde Staten. Maar dat de recente innovatiegolf de productiviteit met sprongen doet toenemen, valt niet te ontkennen. Een GSM mag dan in veel omstandigheden een onuitstaanbaar hebbeding zijn, wat een enorme productiviteitswinst brengt hij niet mee in andere situaties? Denk maar aan een huisarts of een vrachtwagenchauffeur die op ronde bereikbaar is geworden, of gewoon aan een manager die voortaan in staat is ook buiten zijn kantoor dringende knopen door te hakken. En internet dat ook Jan Modaal plots toegang geeft tot de kennis uit de bibliotheken van de halve wereld. Om van de universele handel via het net nog niet te spreken.
Het is onwaarschijnlijk dat er in de nabije toekomst een einde komt aan de exponentiële groei van de innovaties. Indien we er goed mee omgaan, kan de technologische sneeuwbal verder blijven rollen en voor nieuwe welvaart zorgen.
Jachtig leven.
Bestaat het gevaar dan niet dat het leven nog jachtiger gaat worden? Ongetwijfeld. Onthaasting mag dan een nieuw modewoord zijn, de techno-maatschappelijke vernieuwing trekt zich daar niets van aan en blijft ongestoord verder galopperen. Wie naar onhaasting snakt, zal voor zichzelf de nodige momenten moeten inbouwen om even uit de steeds sneller draaiende tredmolen te stappen.
De niet-aflatende prestatie-economie doet sommigen met heimwee verlangen naar de goeie ouwe tijd. Maar ging het toen wel zoveel beter? De druk om te produceren en te consumeren was inderdaad minder groot, er waren nog zekerheden in het leven, de mens achter de machine was nog herkenbaar. Maar het welvaartspeil was dan ook navenant. Wie hunkert er naar de goeie ouwe tijd toen mijnwerkers onder de grond steenkool moesten hakken, toen er nog geen sociaal vangnet bestond, toen carrière en luxe voorbehouden waren aan een beperkte elite, toen honger nog een heel andere betekenis had dan nu?
Nieuwe noden.
De verdere escalatie van technologische vernieuwing is niet tegen te houden. Dat zou ook niet in ons voordeel zijn. Wel is er niets dat ons belet de welvaartsvoordelen van de jongste technologische revolutie om te buigen naar het lenigen van nieuwe noden zoals het milieu of gezondheidszorg. Op het gevaar af dat de helse kringloop nog wat verder aangewakkerd wordt, zoals in de voorbije twintigste eeuw toen bijvoorbeeld Henry Ford zijn model-T betaalbaar maakte voor zijn eigen auto-arbeiders, en de technologische revolutie een dankbare voedingsbodem vond in de democratisering van alle geledingen van het maatschappelijk leven…
jerry van waterschoot
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier