ons sociaal model verliest pluimen
De levensloop van Noah toont geen gitzwart beeld van België. Maar als we de sociale parameters apart bekijken, dan verdwijnen de meeste plusjes. Het bevestigt de stelling van Bea Cantillon en haar Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) dat er aan het sociaal model van België “kosten zijn”. Hoewel de Belgische overheid relatief veel geld aan sociale beschermingsmaatregelen uitgeeft, behaalt ze er minder goede prestaties mee.
Een recente studie van het CSB maakt duidelijk dat onze sociale prestaties historisch achteruitgaan. Twintig tot vijfentwintig jaar geleden scoorde België veel beter. In die periode zijn de kinderbijslagen met 30 % gedaald, heeft het leefloon 15 % welvaartsverlies gekend en zijn de pensioenen en de werkloosheidsuitkeringen tot de laagste in Europa gezakt.
Wordt het nog slechter als Noah opgroeit? Gilbert De Swert, ex-hoofd van de studiedienst van het ACV, reageerde met ongeloof. Hij verwijt Cantillon dat ze met relatieve cijfers werkt: de uitkeringen worden vergeleken met de evolutie van de lonen. De juiste conclusie is volgens De Swert dat de uitkeringen er op vooruitgegaan zijn, maar dat de lonen – vooral dankzij de fiscale lastenverlaging – veel meer gestegen zijn. Een theorie die we De Swert nooit hebben horen verkondigen toen het loonoverleg tussen vakbonden en werkgevers werd gevoerd.
Academische kringen geven duidelijk de voorkeur aan de relatieve manier van rekenen. Als de lonen stijgen, stijgt de algemene welvaart en het consumptiepatroon. Wie die stijging niet volgt, wordt armer. Dat wordt vooral duidelijk over een langere termijn. Wie zich vandaag geen televisie kan kopen, is arm. Wie dat veertig jaar geleden niet kon, was dat niet noodzakelijk.
Volgens De Swert miskijkt Cantillon zich op de evolutie omdat haar cijfers van 2003 dateren. Daarna hebben de uitkeringen een sprong vooruit gemaakt door de aanpassing aan de welvaartvastheid, die in 2006 een eerste keer is gebeurd en in 2007 en 2008 voort loopt. Dat klopt, maar die aanpassingen zijn erg selectief en komen vooral de lage pensioenen ten goede. Ze maken zeker niet de kloof die is ontstaan, goed.
Cantillon heeft voor de kinderbijslag de trend van de voorbije twintig jaar – een daling met 30 % – doorgetrokken naar de volgende twintig jaar. “Dan is de kinderbijslag voor het eerste kind nog nauwelijks iets waard,” concludeert ze. “Voor je het weet, wordt de kinderbijslag voor het eerste kind afgeschaft.”
Ze ziet dezelfde evolutie in de pensioensector, waar we regelrecht naar erg lage pensioenen gaan. Dat kan ook moeilijk anders want door de vergrijzing komen er steeds meer gepensioneerden bij en neemt het aantal actieven (dat de pensioenen moet verdienen) af. Een grotere staatsfinanciering is onmogelijk door onze grote overheidsschuld, en een verhoging van de bijdrage is onwenselijk vanwege de negatieve neveneffecten op de werkgelegenheid.
Heeft Cantillon dan gelijk dat we afstevenen op een Angelsaksisch systeem met een minimale sociale zekerheid? Misschien wel. Maar het goede nieuws is dat we het momenteel zo slecht doen. Dat betekent dat we veel ruimte hebben voor verbetering. Ons sociaal systeem heeft vooral terrein verloren omdat het aan teveel mensen een uitkering geeft. We hebben immers een te lage werkgelegenheidsgraad (onder meer het gevolg van een lage reële pensioenleeftijd) en we vergoeden te veel risico’s die niet in de sociale zekerheid thuishoren (archetypisch voorbeeld: tijdskrediet om een wereldreis te maken). We moeten dus sociale risico’s beter definiëren – een mooie manier om te zeggen dat we een aantal uitkeringen moeten schrappen of beperken – en we moeten de reële pensioenleeftijd optrekken. Probleem is dat dit politiek onpopulaire maatregelen zijn. En dus blijft het risico groot dat ons sociaal bestel voort zal achteruitgaan.
Guido Muelenaer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier