Onrust op het oostfront
Lid worden van de Europese Unie: Tsjechië, Hongarije en Polen kijken er al jaren naar uit. Maar komt er nog wat van?
Op politiek vlak heeft de uitbreiding van Europa lood in de vleugels. De eerste groep kandidaat-lidstaten – met Tsjechië, Hongarije en Polen – kent nog altijd een sterke economische groei. En toch worden de verwachtingen van de bevolking over de weldaden die een lidmaatschap van de Europese Unie zou meebrengen, minder snel ingelost dan verwacht.
Vaste datum.
Dat komt omdat in de Unie zelf de Europese burger hoegenaamd niet staat te springen om er zes – of op langere termijn zelfs dertien – nieuwe landen bij te nemen. Zestig procent ziet de uitbreiding niet als een prioriteit. En dus is het niet verwonderlijk dat de discussie over het al dan niet vastleggen van een toetredingsdatum voor de verschillende kandidaat-lidstaten blijft aanmodderen. De enige die hiervoor al een concrete datum heeft naar voren geschoven, was de Britse minister van Buitenlandse Zaken Robin Cook. Cook wil dat zaakje afhandelen op de Europese top van Nice, eind dit jaar. Maar of het echt zo’n vaart loopt, is zeer de vraag: de Fransen zijn immers vierkant tegen en net zij hebben nu het voorzitterschap in handen.
Bovendien hebben de onderhandelaars inmiddels ook de wat ‘moeilijkere’ thema’s aangesneden:
Met Hongarije is – na zware discussies – een akkoord bereikt over het energiehoofdstuk van het acquis communautaire. Oostenrijk bedong wel dat het hoofdstuk opnieuw kan worden geopend voor bijkomende onderhandelingen als Hongarije problemen zou krijgen met het inlossen van de beloften rond de veiligheid van de kerncentrales. Iedereen herinnert zich immers nog levendig de ramp in Tsjernobyl. En dus eisten de Oostenrijkers dat de onderhandelingen over energie alleen maar zouden beginnen nadat in een officiële verklaring duidelijk was gemaakt dat Europa geen toegevingen zou doen wat nucleaire veiligheid en milieu betreft. Het beviel Oostenrijk trouwens ook helemaal niet dat de Unie instemde met het opstarten van de kerncentrale van Temelin in Tsjechië.
Nog zo’n gevoelig thema is het milieu: het oplossen van de milieuproblemen in de kandidaat-lidstaten lijkt veel minder een prioriteit dan het aanleggen van nieuwe wegen, zo blijkt. Van de achttien projecten die in aanmerking komen voor de steun van 40 miljard frank die Europa heeft voorzien, zijn er totnogtoe nauwelijks vijf die betrekking hebben op milieubescherming. Zowel in aantal als in geld gaat het leeuwendeel naar transport. Dat hoeft geen verwondering te wekken. In een groeiende economie die een sterke uitbreiding van de internationale handel kent, is het niet abnormaal dat er meer in beton voor wegen, havens en luchthavens wordt gestopt dan in zuiveringstations.
Tsjechië doet het economisch erg goed met een groei van meer dan 4% tijdens het eerste kwartaal van 2000 en een inflatiecijfer dat schommelt tussen 3,5% en 5%. Zelfs met de hoge petroleumprijzen en de druk van de vraag naar consumptiegoederen kan dit cijfer onder controle worden gehouden. De industriële productie is na de stagnatie van vorig jaar met meer dan 6% toegenomen en het werkloosheidscijfer is teruggevallen onder de 9%. Door de toegenomen particuliere consumptie is het tekort op de lopende rekening vergroot, maar daarover maakt niemand zich echt zorgen, temeer daar de buitenlandse directe investeringen op een hoog peil blijven. Bovendien moeten de privatiseringen in de komende twee jaar naar schatting 12 miljard dollar opbrengen.
Hongarije staat er ook weer, na een wat zwakker 1999, hoewel dit land sinds 1997 steeds een groei van het bruto binnenlands product (BBP) heeft gekend van meer dan 4,5%. Voor dit en volgend jaar wordt 5% vooropgesteld. Zowel de industriële productie als de uitvoer stegen tegenover vorig jaar met ruim 20%. De werkloosheid zit nu op 9,1% en dat is zes punten lager dan in 1998. De regering had een inflatiecijfer vooropgesteld van 6 tot 7% dit jaar, maar door de sterke druk van de vraag zal dit doel meer dan waarschijnlijk niet worden gehaald. Analisten rekenen op 9% op jaarbasis.
Polen, het grootste land uit de eerste groep kandidaat-leden, heeft het moeilijker hoewel het BBP dit jaar met 5,5% zou toenemen. De inflatie heeft intussen opnieuw het peil van 10% overschreden. De uitvoer zit weer in de lift, maar wordt nog altijd overtroefd door de stijging van de invoer, wat een tekort op de lopende rekening veroorzaakt van 9% van het BBP. Het effect wordt afgezwakt door het blijvend hoge peil van de buitenlandse investeringen.
Economische kloof.
Ook de vooruitzichten voor de andere landen in Centraal- en Oost-Europa zijn niet slecht, maar omdat ook de EU-landen het economisch erg goed doen, blijft de economisch te overbruggen kloof erg groot. De gemiddelde koopkracht van de dertien kandidaat-lidstaten bedraagt een derde van het gemiddelde van de Europese Unie. Tsjechië haalt 59%. Hongarije slechts de helft en Polen 37%. Dat is meer een probleem dan het vastleggen van een datum voor toetreding.
huib crauwels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier