Onkruid in de polder
Ministerûpresident Wim Kok vertrekt volgend jaar uit de politiek als de meest geprezen Nederlandse regeringsleider ooit. Onder zijn bewind werd het Nederlandse poldermodel een internationaal begrip, maar er komt sleet op het concept.
Het bleek ook een paar jaar geleden bij de uitreiking van de prestigieuze Duitse Bertelsmann-prijs aan de voorzitters van de Nederlandse vakcentrale FNV en de werkgeversorganisatie VNO/NCW, die als voorbeeld werden gepresenteerd aan de Duitse bonden. En de internationale waardering voor het poldermodel blijkt ten slotte uit de hoge scores die Nederland met zijn arbeidsrust en stabiele sociaal-economische condities haalt op de jaarlijkse Economist-ranglijst van de beste landen om zaken te doen.
Afbladderend poldermodel
Maar lauwerkransen zeggen meer over resultaten in het verleden dan over prestaties in de toekomst. Kijk maar naar het Nederlandse voetbal. Oranje werd afgelopen jaar wegens zijn oogstrelende voetbal tijdens het EK 2000 door de Uefa uitgeroepen tot sportploeg van het jaar. Een halfjaar later werden dezelfde Nederlandse voetbalsterren uitgeschakeld in de kwalificaties voor de wereldbeker in Japan en Korea door het stugge maar effectievere Ierland.
Is het toeval dat hetzelfde Ierland Nederland haast stiekem is gepasseerd op de ranglijst van bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking? Ook voor de Nederlandse economie geldt dat het er vooral aan de buitenkant nog steeds goed uitziet. Nederland heeft een overschot op de begroting en is de onofficiële wereldkampioen qua geregistreerde werkloosheid: die is met ruim 3% van de beroepsbevolking de laagste in Europa en ook lager dan die in de Verenigde Staten.
Maar onderhuids is het poldermodel al enige jaren aan het afbladderen. Kenmerkend voor het polderoverleg is dat de vakbonden medeverantwoordelijkheid nemen voor de winstgevendheid van het bedrijfsleven. Dat hangt samen met de filosofie dat gezonde winsten nodig zijn voor gezonde werkgelegenheid. De winstgevendheid van het Nederlandse bedrijfsleven is sinds 1998 echter bijna gehalveerd en ligt inmiddels op het laagste niveau sinds het slechte jaar 1993.
Die dalende winstgevendheid gaat gepaard met een zwakkere concurrentiepositie in het buitenland. In de florissante exportcijfers van de afgelopen jaren is daarvan nog weinig te bespeuren. Maar ook hier bedriegt de schijn. Het Centraal Planbureau heeft in het najaar van 2001 in een uitvoerige analyse laten zien dat de Nederlandse exportcijfers worden opgefleurd door de explosieve stijging van de zogenoemde wederuitvoer. Sinds het vervallen van de Europese binnengrenzen hebben buitenlandse bedrijven op grote schaal distributiecentra opgericht in Nederland, vanwaaruit ze hun producten over Europa verspreiden. Dat leidt in de statistieken tot zowel een enorme toename van de Nederlandse invoer als van de uitvoer, waarop Nederland betrekkelijk weinig verdient. Wordt die doorvoerfunctie gecorrigeerd, dan is Nederland al sinds 1993 bezig marktaandeel te verliezen. Het Centraal Planbureau schat dat de export die in het binnenland wordt geproduceerd gemiddeld bijna 4% per jaar is achtergebleven bij de wereldhandel, waardoor de voorbije acht jaar een marktverlies is geleden van bij elkaar maar liefst 30%.
Grimmiger sfeer
Hoe moeten die ontwikkelingen worden geduid? Is het opeens afgelopen met de redelijkheid van de Nederlandse vakbonden?
Onmiskenbaar is een zekere verharding aan de gang van het Nederlandse sociaal-economische klimaat. Dat bleek al uit de felle reacties van de vakbonden op de enorme groei van de beloningen van de bestuurders van grote Nederlandse beursfondsen, voor wie niet het maaiveld in de Nederlandse polder maar de peer group op Wall Street de maat der dingen is. Een teken aan de wand is ook het felle vakbondsprotest tegen de massaontslagen bij KPN en KLM. Hier geen gemoedelijke Hollandse sfeer meer: de bonden lieten weten geen boodschap te hebben aan het aanbod van KLM om ook te snijden in de directiesalarissen en het vertrouwen in de top van KPN werd zelfs botweg opgezegd.
Toch is de hardere opstelling van de bonden maar een klein deel van het verhaal van het verlies van Nederlandse concurrentiekracht. Het andere deel is de toenemende schaarste aan personeel. Zolang de arbeidsmarkt nog ruim was, konden bedrijven _ geholpen door lage loonkosten per eenheid product _ nieuwe markten veroveren. De jongste jaren tekent zich de omgekeerde beweging af. Bedrijven bieden tegen elkaar op om genoeg mensen binnen te halen. De hogere arbeidskosten gaan voor een deel ten koste van de winst, en worden voor een deel doorberekend in de prijzen. Daarbij wordt het onvermijdelijke verlies aan marktaandeel voor lief genomen.
De dalende bedrijfswinsten hebben dus uiteindelijk meer te maken met de logica van de arbeidsmarkt dan met scheuren in het poldermodel. Want sterker nog: de hoge loonstijgingen van de afgelopen jaren kwamen eerder tot stand ondanks dan dankzij de eisen van de vakbonden.
Dat neemt niet weg dat het poldermodel sleetplekken krijgt. Afspraken tussen sociale partners onderling en met de regering zijn beproefde recepten gebleken om macro-economische bulkgrootheden zoals werkgelegenheid, belasting- en premiedruk en overheidstekort in de gewenste richting te sturen. Maar in de huidige economie van volledige werkgelegenheid en gezonde overheidsfinanciën verliezen dit soort afspraken hun meerwaarde. Vergroting van de welvaart hangt dan alleen nog af van een betere benutting van de schaarse beschikbare middelen. Dat vraagt om structurele hervormingen.
En precies voor structurele hervormingen leent het poldermodel, dat gericht is op ‘alle neuzen dezelfde kant op’, zich minder goed. Een kenmerk van structurele hervormingen is immers dat het gaat om maatregelen die de status-quo doorbreken en daarmee per definitie controversieel zijn. Dat er naast winnaars ook verliezers zijn.
Het laatste voorbeeld in Nederland van een echte structurele hervorming was de liberalisering van de winkelsluiting. En niet toevallig was dat een maatregel die door het paarse kabinet ondanks heftig verzet van werkgevers (kleine winkeliers) en vakbonden (onregelmatige werktijden) werd doorgevoerd.
Nederland houdt niet erg van het uitvechten van conflicten. Geen land waar politieke duidelijkheid zo snel polarisatie heet. In Nederland komen hervormingen alleen tot stand als ófwel het water over de dijken komt, ófwel een bewindspersoon aan het roer staat die beschikt over uitzonderlijke politieke en bestuurlijke manoeuvreerkunst.
Zal een nieuw kabinet- Melkert of – Zalm volgend jaar de uitdaging oppakken? Aan politieke handigheid geen gebrek bij deze kandidaat-opvolgers van Kok. Maar onze ietwat cultuurpessimistische voorspelling is toch dat de economische tegenwind na 11 september Den Haag niet eens zo slecht zal uitkomen. Dat de Nederlanders in plaats van te polariseren elkaar weer vinden in afspraken over een ‘verantwoorde’ loonontwikkeling. En zo kunnen ze weer een paar jaar vooruit met het poldermodel.
Ed Groot
De auteur is redacteur van Het Financieele Dagblad.
[2002]
Dringende hervormingen kunnen de succesformule van het poldermodel breken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier