OLIE
Nog nooit zat de wereld op zoveel oliereserves als vandaag. Samen met efficiëntere exploratiemethodes heeft dit geleid tot een stroom van goedkope olie. Tel daarbij nog de wereldwijde groeivertraging die de vraag naar olieproducten onderuithaalt, en u krijgt als resultaat: een lage olieprijs die de winsten van de producenten wegpompt. Hoe reageert de industrie? En wat is de strategie van Total Fina?
Vorig jaar sloten de olieproducenten Exxon en Mobil de grootste fusie ooit uit de industriële geschiedenis. Het was niet de eerste keer dat Exxon praatte met een concurrent. Eerder al had het oliebedrijf vergevorderde gesprekken gevoerd met Chevron. Plaats van afspraak: een treinwagon. Jaartal: 1931. Ook in 1931 teisterden dalende prijzen de olie-industrie. En ook toen reageerde de sector met fusies.
Zes decennia later is de olieprijs opnieuw gedaald naar een historisch dieptepunt. Eind 1998 volstond één cijfer voor de komma om de prijs van een vat olie in dollar uit te drukken. Voor de oliemaatschappijen is het harken om in dat harde prijsklimaat de aandeelhouders de beloofde return te bezorgen. BP-Amoco kondigde aan dat het niet 7000, maar 10.000 arbeidsplaatsen schrapt. Het concern wil ook de 2 miljard dollar synergieën die mogelijk worden door de fusie niet op twee jaar, maar op één jaar in de boeken zien verschijnen. Niet toevallig, want de winst ging er in 1998 met 37% op achteruit.
Vooral de maatschappijen die de duurste velden ontginnen, incasseren klappen. In de VS ging al een resem kleinere onafhankelijke spelers voor de bijl. In de olie-industrie in de VS staan meer dan 100.000 jobs op de tocht. Maar ook de Noordzee-olie is relatief duur te ontginnen. Dat merkt het Noorse Statoil, dat 1500 jobs schrapt.
Net als in het begin
van de jaren dertig zijn fusies en overnames opnieuw aan de orde van de dag. De meest in het oog springende deals: Exxon-Mobil en BP-Amoco. Dichter bij huis nam het Franse Total het Belgische PetroFina over.
“Maar nu wordt het toch moeilijker om nog succesvolle combinaties te vinden,” zegt Thierry Desmarest, topman van Total. Hoewel Total Fina niet groter is dan het zelf opgeslokte Mobil zegt een zelfverzekerde Desmarest: “In alle geledingen beschikken we over voldoende schaalgrootte. Onze winst is in vergelijking met andere maatschappijen zeer goed bestand tegen de lage olieprijs. Wij hoeven niet te snoeien. We verdienen geld bij een olieprijs van 10 dollar per vat.” (zie kaderstuk: Total Fina)
Net als in Jurassic Park
Toch waren het niet de prijsdalingen op zich die de fusies uitlokten. De eerste mergerplannen dateren van de tijd toen er nog meer dan 20 dollar voor een vat werd betaald. De industrie was toen echter al op haar kop gezet door de spectaculair verbeterde zoek- en ontginningstechnologie. Lester Thurow verduidelijkt: “De olie-industrie produceert nog altijd olie, maar doet dat nu met zoveel nieuwe technologie dat de industrie moet worden gezien als een van die nieuwe hersengestuurde industrieën, te vergelijken met de biotechnologie.”
Om een idee te geven: de jongste tien jaar daalde de kostprijs om een vat olie te vinden en te ontginnen met 60%. Uit sommige Noordzeevelden pompt men nu voor 4 dollar een vat naar boven, in plaats van 16 dollar enkele jaren geleden. Dat is onder meer mogelijk dankzij het gebruik van driedimensionale zoekbeelden. Daniel Yergin, de strateeg van de befaamde denktank Cambridge Energy Research Associates: “De 3D-technologie die de ontginnnigskostprijs halveerde, is eigenlijk dezelfde als die waarmee de film Jurassic Park werd gemaakt.” Bovendien wordt vandaag meer en meer horizontaal geboord: de olie wordt direct in pijpleidingen gepompt zonder dat ze nog langs de oppervlakte passeert. Die technieken maakten het enorme gasveld van Troll in de Noordzee commercieel interessant. Eenzelfde verhaal gaat op voor het gigantische Sincor-project waarin Total participeert in Venezuela (en dat op termijn 1 miljard vaten of 20% zal toevoegen aan de huidige oliereserves van Total). Daniël Valot, president van de divisie exploratie bij Total: “Enkele jaren geleden hing aan die ontginning nog een prijskaartje van meer dan 35 dollar per vat, nu kan het rendabel tegen de huidige lage prijzen.”
De bekwaamheid van de olie- en gasindustrie om nieuwe reserves te ontdekken en te ontginnen, maakt voorspellingen van nog niet zo lang geleden – “de olie raakt op” – achterhaald. In vergelijking met 1985 stegen wereldwijd de olie- en gasreserves met 60%. De wereldwijde reserves zijn nooit hoger geweest. Dankzij de globalisering en het openen van de markten blokkeren ook politieke verzuchtingen niet langer de ontginning van een deel van die reserves.
De kranen open
In zo’n omgeving kan de kraan fors worden opengedraaid. Goedkoop ontgonnen olie overspoelt de markt met een forse prijsdaling tot gevolg. Om de marges te beschermen, moeten de oliebaronnen op zoek naar nog lagere productiekosten. Dat lukte aardig bij de vorige instorting van de olieprijzen in 1986. Ook toen zat de sector in slechte papieren, maar de technologische winsten (zie grafiek: Kosten om 1 vat olie te vinden) én de aantrekkende Aziatische vraag herstelden het vertrouwen van de oliemagnaten in hun product.
Net die Aziatische vraag ontbreekt vandaag. In 1998 had Azië geen extra behoefte aan een miljoen vaten per dag. Integendeel, de crisis roomde de vraag met een half miljoen vaten per dag af. Bij gebrek aan dollars ledigde Azië eerst de voorraadtanks. Die vraaginzinking kwam wel op een heel ongelukkig moment. Want de jongste jaren stagneerde de daling van de ontginningskosten – in 1997 was er zelfs een lichte stijging. De dalende prijzen vraten dus rechtstreeks aan de marge.
Het is dus niet toevallig
dat de fusiegesprekken twee jaar geleden begonnen: de “gemakkelijke oplossing” om te snoeien in de kosten – de technologie de kosten laten verlagen – leek uitgeput. De fusies zijn dan het alternatief om verdere besparingen mogelijk te maken dankzij schaalvoordelen en allerhande synergieën. De fusies zorgen ook voor een welkom alibi om pijnlijke maatregelen als het afdanken van personeel te verkopen. Die manoeuvres tonen in elk geval dat de industrie nog voor een lange periode lage prijzen verwacht.
Herstel van de vraag?
Al luidt het adagio van de industrie: “Je moet geen expert zijn om verkeerd te zijn over de olieprijs,” toch zal de industrie moeten leren leven met goedkope olie. Al in 1884 drong John Rockefeller er bij zijn collega’s op aan de moed niet te verliezen en de toenmalige overproductie op te kopen en in voorraad weg te stouwen. Rockefeller zag nog toekomst voor de industrie. Zo ook Alain Madec, directeur-generaal strategie en financiën van Total: “Total investeert fors in het opsporen van nieuwe reserves en productiecapaciteit. Niet omdat we op korte termijn prijsstijgingen verwachten, maar omdat we nog margeruimte hebben dankzij verdere technologische verbeteringen.” Bovendien zegt Véronique Haspeslagh ( KBC): “Vraag en aanbod raken weer stilaan in evenwicht.”
Aan de aanbodzijde
betekenden de lagere olieprijzen al het einde van enkele dure productiesites in Noord-Amerika, hoewel dit op het totale aanbod een verwaarloosbare invloed heeft. Op de Noordzee wordt een aantal nieuwe investeringsprojecten afgeblazen, wat zich voor het aanbod pas zal laten voelen in het volgende millennium. De huidige Noordzee-olieproductie blijft voldoende rendabel om op zijn minst de vaste kosten te recupereren. Van een productiedaling is dan ook geen sprake.
Ietsje meer vermag de organisatie van olieproducerende landen Opec om het aanbod te beperken, zij het dat die invloed niet te vergelijken valt met wat de Opec ooit vermocht. Véronique Haspeslagh: “De halvelings nagekomen afspraken op de vorige top in november 1998 beperken nu toch ietwat het aanbod. Maar ook van de volgende Opec-top later deze maand, de 106de al, wordt niet veel verwacht.”
Alle leden hebben te zeer de dollars nodig om zich strikt te houden aan een productiebeperking. De lage olieprijzen zijn wel goed voor de inflatie en de consument, maar een ramp voor de olieproducerende landen. Zelfs Saudi-Arabië bedelde om een lening bij de Verenigde Arabische Emiraten, die een meer gediversifieerde economie heeft opgebouwd.
En de Opec wil ook niet meer de fout maken zichzelf uit de markt te prijzen. Binnen Opec-kringen ontwikkelt zich een ander denkpatroon. De Venezolaanse minister van Olie Mines Erwin Arrieta verklaarde vorig jaar: “De toekomst ligt niet in aanbodcontrole – Opec controleert uiteindelijk maar 55% van de olieproductie – maar in het stimuleren van de vraag via lagere prijzen. De helft van de wereld kan zich nog altijd geen petroleumproducten veroorloven.”
Arrieta stelt zijn hoop
dus op een herstel van de vraagdynamiek. En het is opnieuw Azië dat hierbij een sleutelrol speelt. Daniel Yergin: “De huidige wereldconsumptie bedraagt 73,5 miljoen vaten per dag, in 2010 zouden er 95,5 miljoen nodig zijn om de energiebehoefte van de wereld te dekken.” Die projecties maken dat de waarde van oliemaatschappijen nog altijd is gebaseerd op hun oliereserves. Het meeste geld valt nog altijd te verdienen met exploratie en niet met raffinage en distributie, al was 1998 door de extreem lage prijzen de uitzondering die de regel bevestigt. De westerse maatschappijen lopen elkaar dan ook voor de voeten waar er olie of gasreserves te vinden zijn.
Welkom in het Midden-Oosten
En wie reserves zoekt – goedkoop te ontginnen reserves bovendien – kan niet voorbij aan het Midden-Oosten, waar twee derde van de bewezen reserves onder de grond steken. Vooral het Midden-Oosten zal daarom een stijgende vraag met een hoger aanbod moeten opvangen. Alleen missen de sjeiks momenteel dus het kapitaal en de technologie om te investeren in nieuwe ontginningscapaciteit. Daarom zijn de westerse bedrijven er opnieuw welkom, wat een forse koerswijziging is sinds de nationalisaties van de jaren zeventig. Zelfs Saudi-Arabië zet de deur op een kier. Al zegt Thierry Desmarest: ” Saudi Aramco wil zijn monopolie op de rijke velden van Saudi-Arabië nog niet kwijt.” Maar een volgende stap kan allianties (misschien later zelfs fusies) inhouden tussen de grote westerse oliemaatschappijen en de grote staatsreuzen genre Saudi Aramco, Petroleos de Venezuela of Petrobras uit Brazilië. Dergelijke fusies kunnen misschien het blijvende gevolg zijn van de huidige lage prijzen.
Het Midden-Oosten is ook gehaast om zijn reserves te ontginnen omdat olie steeds meer concurrentie krijgt van andere energiebronnen. Daniel Yergin: “Het is niet langer een olie-tegen-olie-competitie.” Vooral het milieuvriendelijker gas wint snel marktaandeel. Het antwoord van de oliemaatschappijen is logisch: ze investeren ook in de ontginning van gas. Nu al bestaat 40% van de energiereserves van Total Fina uit gas. Omwille van die reden staat Total ook met een premie op de beurs genoteerd. Of gas ooit belangrijker wordt dan olie voor Total? Thierry Desmarest: “Dat is moeilijk te zeggen. Enerzijds opent het Midden-Oosten de oliereserves. Anderzijds vindt men vandaag sneller gas dan olie. Hoe dieper je graaft, hoe groter de kans dat je op gas stoot.”
De combinatie gas-olie
blijft tot nader order incontournable in de energievoorziening. Desmarest: “Kijk hoe zwaar olieproducten worden belast en toch duikt er geen volwaardig alternatief op. Wel verwacht ik dat op termijn kernenergie een comeback zal maken.”
De technologische ontwikkeling doet tenslotte meer dan de ontginningskosten onderuithalen. De tussenschotten tussen de toepassingen van olie, gas en elektriciteit vallen weg. Dat impliceert dat oliemaatschappijen de hele energieketting (van grondstof tot de opwekking van de energie zelf, elektriciteit bijvoorbeeld) in het vizier krijgen. Dat vraagt uiteraard gigantische investeringen en de nodige schaalgrootte. Eenzelfde technologische logica pleit voor een fusie tussen Tractebel, Electrabel en Distrigas. Total en Tractebel bijvoorbeeld willen dan weer gezamenlijke elektriciteitsprojecten opzetten. De oliemaatschappijen transformeren zich in hoog tempo tot heuse energieleveranciers.
DAAN KILLEMAES
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier