Olie brengt geen redding
Venezuela heeft de grootste oliereserves ter wereld, maar die rijkdom blijft in de grond zitten. De economische toekomst van het land hangt grotendeels af van het onwaarschijnlijke herstel van de olie-industrie.
De teloorgang van de oliesector in Venezuela is begonnen jaren voor president Maduro aan de macht kwam. Zijn voorganger, Hugo Chávez, ontsloeg de professionele managers van de staatsoliemaatschappij Petróleos de Venezuela (PDVSA) en trok de leiding van de buitenlandse olieprojecten naar zich toe. Hij snoeide in de investeringen in PDVSA en versluisde de winst naar sociale projecten. Onder Maduro versnelde de achteruitgang. Hij stelde als baas van PDVSA een generaal zonder enige ervaring in die industrie aan. In 2018 daalde de productie met 28 procent. Sinds januari 2019 is de situatie alleen maar erger geworden. De Verenigde Staten kondigden nieuwe sancties aan, waardoor Venezuela niet langer olie kan verkopen aan de VS. Amerikaanse bedrijven kunnen PDVSA ook geen verdunners meer verkopen. De Russische energiereus Rosneft sprong in het gat, maar dat verhinderde niet dat volgens het energieresearchbedrijf Kpler in augustus maar 808.000 vaten per dag uitgevoerd werden, 40 procent minder dan in januari.
Er zijn grote investeringen nodig in de Venezolaanse olie-industrie.
Hoe snel zou dat veranderen als de Amerikaanse sancties opgeheven werden? De productie kan heel snel herstellen door eenvoudigweg beschadigde of gestolen installaties te vervangen, zegt Paola Rodríguez-Masiu van het onderzoeksbedrijf Rystad Energy. Een productie van 500.000 vaten per dag zou snel weer mogelijk kunnen zijn.
Toch zal het moeilijk zijn de productie op te drijven. Er is een tekort aan expertise. De ontslagen directieleden van PDVSA zijn een nieuwe weg ingeslagen en zetten hun expertise in op olievelden van Colombia tot Canada. Er zijn ook grote investeringen nodig. De oudere velden raken in verval, de reservoirs hebben door wanbeleid schade opgelopen en bij het Orinocobekken moeten nieuwe boorinstallaties, pijpleidingen en andere infrastructuur geplaatst worden. Het kan tien jaar en 120 miljard dollar vergen voor de productie 3 miljoen vaten per dag bereikt, schat professor en energiedeskundige Francisco Monaldi. Venezuela heeft dat geld niet en buitenlandse investeerders zullen pas toehappen als de Venezolaanse wetgeving aangepast is, zodat buitenlandse bedrijven meerderheidsbelangen kunnen verwerven in olieprojecten.
Door de overvloed aan Amerikaanse schalie-olie zijn veel bedrijven bovendien kieskeuriger geworden met hun investeringen. De break-evenprijs van Venezolaanse olieprojecten ligt volgens Rystad 40 procent hoger dan in de VS en meer dan 60 procent hoger dan in buurland Guyana. En de CO2-uitstoot per vat is drie keer hoger dan het wereldwijde gemiddelde. In 2020 en de jaren daarna zullen de Venezolanen er dan ook niet op moeten rekenen dat olie hun redding zal zijn.
De auteur is redacteur energie en grondstoffen van The Economist in New York
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier