Noorderzon
Of het nu gaat om tewerkstelling of productie, investeringen of uitvoer, de conclusie is telkens dezelfde : de Vlaamse economie presteert beduidend sterker dan de Waalse en de Brusselse. Een dag na het VEV-congres brengen nieuwe cijfers van de Vlaamse werkgeversorganisatie rationaliteit in het communautaire gehakketak.
H et land met de twee snelheden, zo luidt sedert jaar en dag één van de meest gehanteerde boutades ter typering van België. De discussie over de onmiskenbare, talrijke verschillen tussen het Zuiden en het Noorden verloopt echter, helaas, meestal al te emotioneel. De Vlaamse Conjunctuur in Perspectief, 1993-1996, de ovenverse analyse van Wim Van der Beken en Lut Brenard directeur resp. adviseur van de studiedienst van het Vlaams Economisch Verbond (VEV) vormt dan ook een verademing voor wie zich op een rustige, ernstige manier wil verdiepen in de communautaire problematiek van ons land.
Tabel 1 ( Boordtabel ’94-’96) laat over de conclusie van dit studiewerk weinig twijfel bestaan : zeker op economisch vlak beweegt België zich aan twee behoorlijk verschillende snelheden voort. Dat bevestigt de trend die ook al uit de gegevens over de langere periode tussen 1980 en 1994 onweerlegbaar naarvoren komt : het economisch zwaartepunt van het land verschuift steeds nadrukkelijker naar het Noorden (zie grafiek 1, Van Zuid naar Noord).
VLAAMS HERSTEL.
Vertrekpunt van de analyse van Van der Beken en Brenard is 1993. In dat jaar beleefde de Belgische economie haar scherpste krimp uit de naoorlogse periode, 1,6 % ging er van het BNP af ten opzichte van het jaar voordien. Grafiek 2 ( Industrie) geeft aan dat die historische terugval méér uitgesproken was voor België dan voor Vlaanderen. Deze divergentie zette meteen de toon voor de evolutie nadien. Lut Brenard : “Hoewel de herneming die duurde tot eind ’94 zich ongeveer gelijkmatig doorzette in het hele land, doet Vlaanderen het vooral vanaf de eerste helft van ’95 beter dan het Belgische gemiddelde. De uiteenlopende ontwikkeling van de industriële productie tussen Vlaanderen en Wallonië wijst op een duidelijk verschil in groeikracht tussen de industriële sectoren in beide deelstaten. De Vlaamse industrie is minder conjunctuurgevoelig dan de Waalse.”
Het herstel dat zich sedert het begin van dit jaar voor heel België aftekent, zet zich sterker door in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel. De allerrecentste gegevens die niet in de VEV-studie verrekend zijn bevestigen dat. Wim Van der Beken : “Of het echt om een structurele herneming gaat, valt nog te bezien. Na de uitvoer en de bedrijfsinvesteringen moeten de particuliere bestedingen nu de fakkel overnemen en de economische groei gaan stimuleren. Hoewel het vertrouwensklimaat voor ondernemers en vooral consumenten echt zwak blijft, zie ik op dat vlak toch ook betere voortekens voor Vlaanderen dan voor België in zijn geheel.”
Van der Beken puurt dat optimisme uit de evolutie van de werkloosheid. Grafiek 3 ( Aantal werklozen ’93-’96) geeft aan dat tussen september ’94 en september ’96 de werkloosheid in Vlaanderen met 7,5 % terugliep terwijl dat voor heel België slechts 1,5 % was. Tussen ’93 en ’96 daalde de werkloosheidsgraad in Vlaanderen met 1,2 procentpunten tot 11,6 % terwijl ze in Wallonië steeg met 1,2 procentpunten tot… 25,6 % (zie tabel 1). Tussen de evolutie van de werkloosheid en de particuliere bestedingen bestaat een nauwe band. Dat blijkt uit het verleden (zie grafiek 4, Stevige parallellen). Vandaar Van der Bekens hoop dat in Vlaanderen de motor van de particuliere consumptie nu wel eens zou kunnen aanslaan (als dat al niet gebeurd is).
FISCALE STIMULUS.
Uit grafiek 4 komt nog een andere bijzonder interessante conclusie naarvoren : de duidelijke positieve samenhang tussen de evolutie van de tewerkstelling en die van de rendabiliteit van de ondernemingen. Wim Van der Beken : “De band tussen het trio rendabiliteit-tewerkstelling-particuliere consumptie is zonneklaar. Om de ondernemingsrendabiliteit te bevorderen, moet het goed ondernemerschap beter kunnen worden beloond, bijvoorbeeld via de vennootschapsbelasting. Vlaanderen beschikt daartoe echter niet over de nodige bevoegdheden en dat hindert danig onze verdere ontwikkeling.”
Een tweede ingreep die het VEV absoluut noodzakelijk acht, is de vermindering van de zogenaamde loonwig, het verschil tussen de totale loonkost voor de werkgever en het nettoloon dat de werknemer mee naar huis neemt. Wim Van der Beken : “Ik merk met genoegen dat Begrotingsminister Van Rompuy in een recent kranteninterview ook in die termen spreekt. Ik pleit voor een forfaitaire vermindering van de bijdragen en dit voor alle loonniveaus. Procentueel gezien zouden de laagste lonen van de grootste reductie genieten, zodat men voor deze categorieën de sterkste tewerkstellingseffecten zal krijgen. In plaats van weg te vluchten in allerhande gecompliceerde maatregelen moeten we dringend naar dit type van simpele, klare ingrepen.”
JOHAN VAN OVERTVELDT
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier