Nieuwe ijstijd ?
VBO-voorzitter Karel Boone geeft zijn visie op het sociaal overleg na het recente debacle. Hij blaast niet alle bruggen op, maar wijkt niet af van zijn basisstelling : eerst de concurrentiepositie herstellen, pas dan volgen jobs. En niet omgekeerd. In de marge worden Karel Vinck en al diegenen die een Vlaams overleg willen, op hun plaats gezet.
Het sociaal overleg over de loonnorm en de tewerkstellingsmaatregelen is afgesprongen. De socialistische vakbond ABVV ging cavalier seul spelen en joeg de werkgeversorganisaties VBO en NCMV maar ook de christelijke vakbond ACV tegen zich in het harnas. Premier Dehaene moet nu zo is het wettelijk vastgelegd tot eind deze maand proberen te bemiddelen. De slaagkansen van die poging worden klein geacht, tenzij het ABVV een bocht van 180 graden maakt.
Een nieuwe ijstijd voor het overleg nadat eerder ook al het Globaal Plan en het Toekomstcontract de mist in gingen ? “Ik sta nog steeds 100 % achter het Toekomstcontract,” zegt VBO-voorzitter Karel Boone. “Het heeft een economische basis, en dat is belangrijk. Het zegt dat we leven in een open concurrentiegerichte economie. En dat we pas tewerkstelling kunnen creëren als we economisch sterk staan. Vandaar dat het Toekomstcontract de loonnorm als eerste opdracht naar voren schuift.
TRENDS. Hoe competitief is België na twee jaar loonblokkering ?
KAREL BOONE. De loonkostenstijging is de laatste jaren iets lager geweest dan het gemiddelde van onze buurlanden. En door een aantal lastenverlagingen is de Belgische economie arbeidsintensiever geworden. Vroeger hadden we 2 à 2,5 % groei nodig om bijkomende tewerkstelling te creëren. Nu zien we de tewerkstelling stijgen met een kleinere groei. Ter vergelijking : in de VS behoeft men daartoe slechts 0,5 tot 0,8 %.
Maar daarmee is het verschil met onze buurlanden nog niet ingehaald. We schatten dat verschil tussen 8 en 12 %, afhankelijk van de sector. Ten opzichte van Nederland zijn we 10 % duurder, tegenover Frankrijk 25 tot 30 % (alleen tegenover Duitsland zijn we goedkoper, 8 à 10 %). Die handicap mogen we niet laten aangroeien, dat is de taak van de loonnorm. Het dichten van de kloof moet gebeuren via de lastenverlagingen die de overheid organiseert. Het Toekomstcontract voorziet een lastenverlaging in vijf à zes jaar tot op het niveau van onze buurlanden.
We zijn akkoord gegaan om die twee pistes loonnorm en lastenverlaging afzonderlijk te houden. Wij hebben voor de volgende twee jaar een loonmarge van 5,2 % voorgesteld. Daarvan moeten de index en baremaverhogingen afgetrokken worden.
De 5,2 % is dus een absoluut maximum. En lastenverlagingen horen erbij als een Siamese tweeling.
Dat zou moeten zijn. Maar als je alles aan mekaar klinkt, dan zal niets gerealiseerd worden. De regering heeft gezegd en dat vind ik niet goed dat er in ’97 geen budgettaire ruimte is voor de gelijkschakeling van de sociale lasten. We blijven aandringen dat ze daar perspectieven zou geven naar concrete realisaties.
Er is dus alleen de loonnorm, reden te meer om de 5,2 % als maximum te houden.
Dat is een onderhandelingsmaterie. Wij hebben 5,2 % naar voren geschoven. Het ACV 6,5 %. En het ABVV heeft niets voorgesteld. Het is een technische discussie, en met wat goede wil zouden we daar iets van gemaakt hebben. Maar zover zijn we dus niet geraakt.
Op 4 november zijn we bij de regering geweest en die heeft een zeer duidelijke interpretatie gegeven van de loonnorm : het gaat om de loonkosten per gepresteerd uur, en systemen van arbeidsduurvermindering mogen de loonnorm niet overschrijden. ‘s Anderendaags, één uur voor we gingen vergaderen, vernamen we via de pers dat het ABVV een hele eisenbundel inbracht die op geen enkele manier rekening hield met de interpretatie van de regering. Toen hebben we gezegd dat het zo niet verder kon. Ook de vijf andere partners reageerden gelijkaardig.
Onder welke voorwaarden praat u opnieuw met het ABVV ?
Wij hebben niet gezegd dat we niet meer met het ABVV willen onderhandelen. We hebben wél gezegd dat we dat niet wilden onder de stakingsdreiging en dat we dat niet konden met een partner die de wettelijke opdracht negeert. De regering bemiddelt nu. Misschien onderhandelen we terug samen, misschien partner per partner afzonderlijk met de regering. Komt er geen akkoord, dan beslist de regering alleen.
Maar hoe kan u een akkoord sluiten, als u niet weet wat het woord van Michel Nollet en Mia De Vits waard is ? Ze zeggen ja aan tafel, en achteraf neen onder druk van hun achterban.
Dat is zo gebeurd met het Toekomstcontract, maar ik denk en ik heb hen nu vaak gezien dat dat geen tweede keer zal gebeuren. Ik denk dat ze voldoende overleg plegen met hun instanties.
Maar de druk van die instanties is toch erg groot ?
We leven in een andere economie, met snellere veranderingen dan vroeger. We hebben gekozen voor concurrentie, maar sommige instanties zijn zich daar nog onvoldoende van bewust. De leiding of sommigen daarvan wél. Die zien de economische gegrondheid van die keuze in en ze aanvaarden de consequenties ervan. Maar dat is nog niet voldoende doorgedrongen bij de basis. Vroeg of laat zal die keuze toch tot het bewustzijn van de mensen moeten doordringen. We gaan niet blijven rondrijden met die platte band. Men zal de waarheid moeten durven zeggen aan de mensen.
Ook naar de regering toe is veel overtuigingskracht nodig, zodat ook daar iedereen met dezelfde economische basis in zijn hoofd zou reageren. Dat is niet evident. We moeten dus altijd het overleg bevorderen, anders plegen we vaandelvlucht.
Bestaat er tegen die tijd van bewustwording nog een overleg ?
Het interprofessioneel overleg is niet het belangrijkste. Er is en blijft overleg op het niveau van de sectoren en de ondernemingen. Het interprofessionele dient enkel om een algemene richting aan te geven. Ik ben trouwens een man van het overleg.
Onder welke voorwaarden kan en wil het VBO concrete engagementen aangaan inzake tewerkstelling ?
Het VBO kan op geen enkele wijze een engagement aangaan rond een bepaald cijfer qua tewerkstelling. Dat zou maar kunnen indien een bepaald volume van economische activiteit gewaarborgd kan worden, wat niet mogelijk is. Op interprofessioneel niveau moeten we enkel zeggen wat tewerkstelling kan bevorderen en verhinderen wat tewerkstelling kan vernietigen.
Is het uitgesloten dat in bepaalde ondernemingen arbeidsduurvermindering met looncompensatie, aangevuld met andere maatregelen, positief zou zijn voor die ondernemingen ? Neen. Er zijn daarvan al voorbeelden verschenen in Trends. Maar dit kan niet interprofessioneel of sectorieel. Tewerkstelling is een resultante van de economische ontwikkeling. Het ABVV wil etappes overslaan, en direct naar arbeidsduurvermindering. Dat zal het afstoten van niet-rendabele activiteiten en delokalisatie versnellen. En dus arbeidsvernietigend zijn.
Mocht er geen automatische indexkoppeling bestaan, dan zou deze discussie veel eenvoudiger zijn ?
Ja. Wij zijn voorstander van een onderhandeling all-in. Zoals in de buurlanden. Maar dat is onmogelijk gebleken en is nu geen voorwerp van onderhandeling. In Nederland was er vorig jaar 2,5 % ruimte. De vakbond vond de vut ( nvdrvervroegde uittreding, het Nederlandse brugpensioen) belangrijk : kost 1 %. Bleef dus 1,5 % voor loonsverhoging. Dat is een veel logischere redenering. Zo heb je een breder veld om te sturen.
Moet het VBO niet creatiever zijn en zelf een voorstel lanceren voor de vervanging van het huidige indexsysteem ?
We hebben dat herhaaldelijk gedaan, maar nu, terwijl we onderhandelen, willen we ons aan het Toekomstcontract houden. Maar in de toekomst zullen we in het kader van de monetaire unie een duidelijk standpunt hieromtrent naar voren brengen.
Als de regering de zaak naar zich toetrekt, zal ze over loonnorm én tewerkstellingsmaatregelen samen beslissen. Vreest u niet dat de regering draken zal voorstellen zoals het plan-Di Rupo, waar geen mens wijs uit raakt ?
Ik heb nu geen reden om te geloven dat de regering niet zal doen wat ze beloofd heeft. Misschien zal er hier en daar een maatregel bijzitten die ons pijn zal doen. Dat moeten we vermijden. Ik heb schrik van maatregelen waarvan men de consequenties niet kent voor het bedrijfsleven. Dat wil zeggen alle macro-economische mathematische regels die in een spreadsheet zitten. Hier 2 % erbij, daar 1,5 % ervanaf. Dat klopt altijd. Maar het kan niet. Economische mirakels bestaan niet. Niets is onwrikbaarder dan de economische werkelijkheid.
Maar het is net van de regering dat u zulke goedkope wiskundige formules mag verwachten.
Als we alles in het werk hebben gesteld om een goed sociaal overleg te hebben, dan is het precies om dat te vermijden. We hadden makkelijk op de dag van de staking het overleg kunnen opblazen. Maar op zeker moment kan je niet verder meer. Dat het moeilijk is voor bepaalde partners om de loonnorm te slikken, kan ik begrijpen. Maar dan moet men het zeggen.
De analyses van VBO en ABVV staan zo diametraal tegenover elkaar als maar mogelijk is. Een akkoord lijkt onwaarschijnlijk. Gaan we naar een woelige sociale winter ?
Er zullen hier en daar wel wat problemen ontstaan. Maar de ABVV-staking was het meest succesvol daar waar er reeds problemen waren en in bedrijven die herstructureren. Het is niet uitgesloten dat in de bemiddelingsfase de regering erin slaagt een aanvaardbaar geheel voor te stellen. Ik kan alleen maar hopen.
Maar dat is weinig waarschijnlijk als de uitgangspunten zo verschillend zijn ?
Zijn die uitgangspunten onwrikbaar ?
De top zal de basis moeten overtuigen dat een ander stramien gevolgd moet worden.
Ik denk het. Als er in een organisatie verschillende tendensen zijn, kan men het alleen eens worden over het negatieve. Het is een kwestie van tijd om dat om te draaien.
Maar inmiddels dreigt het syndicaal opbod. Het ACV heeft zijn eisen al opgedreven.
Het is evident dat het ABVV een zekere strijdvaardigheid aan de dag wenst te leggen. Daarom mag dit niet te lang aanslepen. Het ACV heeft zich echter totnogtoe steeds gebaseerd op de basiselementen van het Toekomstcontract. Maar het gevaar van een spiraal bestaat.
Het VBO heeft het ook moeilijk al is dat minder publiek. Vooral dan in de relatie met de andere organisaties, enerzijds het zich steeds duidelijker profilerende NCMV, anderzijds de tendens naar meer regionaal overleg, geïnspireerd door het VEV en sinds kort ook door Karel Vinck, nochtans voorzitter van Fabrimetal.
Bij het VBO zijn meer dan 30.000 ondernemingen aangesloten, waarvan meer dan 25.000 kleiner dan 50 werknemers. Samen 1,2 miljoen werknemers. Wat vertegenwoordigen we niet ? Non-profit, horeca en de artisanale ondernemers (de bakkers en beenhouwers). We hebben dus geen probleem van representativiteit. Qua besluitvorming is er tussen Vlaamse, Brusselse en Waalse ondernemingen geen verschil. Het VBO verdedigt voor die ondernemingen de belangen op federaal, Europees en internationaal niveau. Er is daarnaast een middenstandsorganisatie, die zowel artisanale als kleine ondernemingen vertegenwoordigt. Wat trouwens opvalt, is de eenheid in optreden tussen VBO en NCMV.
Maar het NCMV schuift wel op naar boven, van middenstand naar kleine en zelfs middelgrote ondernemingen. Bovendien heeft het NCMV het voordeel dat het zowel op federaal als op Vlaams niveau onderhandelt. Het VBO enkel federaal.
We zien een stijging van het ledental bij ons. Bovendien hebben wij op regionaal niveau een overeenkomst met het VEV, VOB en UWE waarbij zij de ondernemingen vertegenwoordigen op regionaal niveau.
Maar de bedrijven betalen wel twee keer, voor het VBO én de regionale vereniging. Bij het NCMV betalen ze één keer.
Absoluut. Daarom moeten wij zo performant mogelijk werken. Mijn onderneming, Corona-Lotus, is ook lid van het VEV. Het aantal meningsverschillen tussen VBO en VEV is beperkt. Het ene grote verschil is het feit dat het VEV duidelijk stelling inneemt over bepaalde elementen van de toekomstige staatsstructuur, terwijl het VBO dat niet gedaan heeft.
Een notoir VBO-lid als Karel Vinck deed dat nochtans wél, op het VEV-congres nota bene.
Karel Vinck behoort tot het directiecomité van het VBO en is voorzitter van Fabrimetal. In de besluitvorming op het VBO heeft hij steeds alle stellingen van het VBO mee verdedigd. Hij heeft ten persoonlijken titel gezegd dat het sociaal overleg beter ook regionaal zou gebeuren. Hij heeft daar een andere stelling verdedigd dan wat de ondernemingen als opdracht aan het VBO geven. Maar ik denk dat die materie niet volledig afgewerkt is. Gaat men een bijkomend luik maken, naast de bestaande ? Met welke organen en welke bevoegdheden ? En over welke materies ? Dit heeft meer consequenties dan in zo’n betoog naarvoor komt. We kunnen niet beletten dat bepaalde mensen en organisaties nadenken over hoe de toekomst er zal uitzien en daarvoor suggesties doen. We kunnen alleen vragen dat ze alle aspecten mooi op een rij zetten, nadenken en dan eventueel suggesties doen. Het is makkelijk om te zeggen dat het overleg beter zal gaan waar het nog niet heeft plaatsgevonden.
GUIDO MUELENAER JOHAN VAN OVERTVELDT
KAREL BOONE (VBO) We moeten altijd het overleg bevorderen, anders plegen we vaandelvlucht.
ABVV-STAKING Dreigen we dit beeld meer te zien in de komende winter ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier