Negen weken samenwerken (en dan een oor afhakken)
Eind 1888 woonden Vincent van Gogh en Paul Gauguin negen weken samen in Arles: de explosiefste samenwerking uit de kunstgeschiedenis.
Op 30 september 1888 hakte seriemoordenaar Jack the Ripper het oor af van een prostituee. Kort voor Kerstmis 1888 nam Vincent van Gogh zijn scheermes en sneed zijn rechteroor af. Prompt overhandigde hij het aan enkele prostituees. Voor Vincent waren zij “zusters van barmhartigheid”, goed voor “een voorproefje van het paradijs voor 2 francs per keer”. Een moordenaar had collega’s van hen gepijnigd. Nu wilde Vincent dat goedmaken.
Misschien had Vincent wel andere beweegredenen om zichzelf te verminken. Als voormalig predikant kende hij zeker ook het Bijbelse tafereel van apostel Petrus die een Romeinse soldaat een oor van het hoofd hieuw, toen die Jezus wilde overmeesteren. Zeker is alleen dat Van Gogh in die tijd de gekste associaties maakte en de meest extreme stemmingswissels kende. Zijn zelfverminking volgde op een hevige ruzie met Paul Gauguin.
Negen weken lang, van oktober tot december 1888, woonden het Nederlandse en het Franse schildersgenie samen in het Provençaalse stadje Arles. De confrontatie van de twee giganten in het benepen huis is gebeiteld in de kunstgeschiedenis. Martin Gayford heeft die korte maar intense periode niet alleen gerecon- strueerd in Het gele huis. Hij zoekt ook uit waarom Vincent dweepte met Gauguins werk en waarom samenwonen onmogelijk was.
In één adem haalt Gayford ook enkele mythes onderuit. Zo schildert hij Gauguin niet voor de zoveelste keer af als de klaploper die wilde profiteren van Van Gogh. Gauguin zag er zelfs zwaar tegen op om naar Arles te trekken, maar hij kon de vraag van Vincents broer Theo moeilijk negeren. Die kunsthandelaar hield ook Gauguin financieel de hand boven het hoofd.
In Arles botste Gauguin op een almaar labielere Van Gogh en op diens totaal andere kunstopvatting. In zijn schilderen wilde Gauguin weg van de werkelijkheid, terwijl Van Gogh steeds uitging van wat hij zag. De Nederlandse vernieuwer maakte weliswaar geen brave realistische portretten, maar hij schilderde wel vanuit de werkelijkheid. Misschien besefte hij dat een te grote mate van symboliek hem alleen nog verwarder zou maken. Gayford noemt zijn schilderen zelfs deels therapeutisch.
Gauguin vluchtte, Van Gogh sleepte zich voort en schoot zich in de zomer van 1890 een kogel door de borst. Allicht een gevolg van zijn manisch depressieve geest en niet ten prooi aan waanzin opgewekt door syfilis, zoals her en der gesuggereerd wordt. Syfilis was wel de oorzaak van Theo’s dood. Vincents broer overleefde de schilder slechts enkele maanden. Hij was amper 33. Ondertussen zocht Gauguin andere horizonten op, in Tahiti.
Martin Gayford, Het gele huis. Bert Bakker, 366 blz., 24,95 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier