Mongolië vandaag: waar Stalin de dansvloer domineert
De Vlaamse fotograaf Jan Locus brengt een aangrijpende getuigenis over zijn reizen door Mongolië, een land dat op de resten van 70 jaar communisme een nieuw bestaan tracht op te bouwen.
Jan Locus (met een inleiding van Tjalling Halbertsma), Mongolia. Cypres/FotoMuseum Provincie Antwerpen, 94 blz., 35 euro.
Het indrukwekkende beeld van de ooit zo gevreesde Stalin staat nu op de dansvloer van een discotheek in het Mongoolse Ulaan Baatar. De beduchte sovjetdictator is gereduceerd tot een bronzen attractie naast een draaiende glitterbal. “De communistische erfenis van Mongolië bestaat uit meer dan beelden alleen, maar het lot van de roergangers toont een land dat op de resten van 70 jaar socialisme een nieuw bestaan tracht op te bouwen,” schrijft Tjalling Halbertsma in de inleiding van het fotoboek Mongolia. Sinds 2000 is Halbertsma adviseur van de premier van Mongolië. De jongste jaren bracht hij ook een paar boeken uit over het land dat vaak fungeert als een metafoor voor de verste en diepste uithoek van de wereld. Mongolië lijkt zowat de laatste plaats op aarde die nog wel wat avontuur in petto heeft voor de nog schaarse toeristen.
De Vlaamse fotograaf Jan Locus is één van die zeldzame reizigers die al enkele keren door Mongolië trokken. Een selectie van de foto’s die hij er nam, is nu gebundeld in het sobere maar mooi en solide uitgegeven Mongolia. Locus werkt graag in zwartwit en deed ook voor dit boek geen toegeving aan de kleurenliefhebbers. Die keuze is eigenzinnig en behoedt hem er meteen ook voor niet in de val te trappen van de gladde reisbrochure of het gratuite exotisme. Locus levert niet het zoveelste glimmende reisboek af, maar een heus kunstwerk. Hij bewijst hoeveel zeggingskracht een zwartwitgetuigenis kan hebben zonder ook maar één woord te gebruiken.
Misschien mogen we de foto’s ook poëtisch noemen, al gaat het dan wel om de poëzie van de troosteloosheid. Locus selecteerde immers slechts een paar van de verwachte stereotypen met galopperende ruiters op de steppen. De nomaden of de krijgers van Genghis Khan blijven in de schaduw van het desolate heden, met straatkinderen in de stad, krakkemikkige koolmijnen en dwangarbeiders in een steengroeve. In de Engelstalige inleiding wijst Tjalling Halbertsma ook al op de wijdverbreide armoede. Het juk van de Sovjet-Unie hebben de Mongolen weliswaar van zich afgegooid, maar de overgang naar de vrije-markteconomie verloopt ook daar even bruusk als pijnlijk. Halbertsma windt er geen doekjes om, hij betreurt de achteruitgang van de gezondheidszorg en het onderwijs. “Daarnaast is de werkloosheid hoog, het alcoholisme endemisch en de gemiddelde levensverwachting laag.” De helft van de Mongoolse bevolking is jonger dan 18 jaar, de gemiddelde leeftijd is 23 jaar. De meerderheid blijft optimistisch, aldus Halbertsma. “De prijs voor hen die de twintigste eeuw overleefden, bestaat uit de verloren tradities en het verleden dat zich niet meer laat vinden en dat nu opnieuw moet worden vormgegeven.”
Luc De Decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier