Misbruik van aankondigingseffect

De verwijzing naar het zogenaamde “aankondigingseffect” om de verplichte vermelding van het bestaan van buitenlandse bankrekeningen vanaf een bepaalde datum te rechtvaardigen, is een dooddoener.

Vanaf dit jaar moet elke belastingplichtige in zijn aangifte in de personenbelasting melding maken van het bestaan van buitenlandse bankrekeningen. De nieuwe verplichting impliceert dat men de gezinsleden vermeldt die in de loop van het inkomstenjaar over zo’n rekening beschikt hebben ; en het land waar die rekening bestaat. Heeft men geen buitenlandse rekeningen, dan moet men “nihil” vermelden.

BEPERKING.

Omdat het om een nieuwe verplichting gaat, en omdat men aan de maatregel geen terugwerkende kracht wou verlenen, heeft men de nieuwe aangifteverplichting evenwel voor dit jaar beperkt : de belastingplichtige moet alleen het bestaan vermelden van de rekeningen waarvan hij (of zijn gezinsleden) in de periode van 27 september 1996 tot 31 december van vorig jaar, op enigerlei ogenblik titularis is geweest.

Wie slechts over een buitenlandse rekening beschikt heeft in de periode vóór 27 september 1996, moet bijgevolg het bestaan daarvan niet vermelden. Hij mag “nihil” invullen. Hetzelfde geldt voor wie bijvoorbeeld pas vanaf begin dit jaar in het buitenland een rekening geopend heeft. Het bestaan daarvan zal dan pas in de aangifte over het inkomstenjaar 1997 moeten worden vermeld. In de aangifte dus van het aanslagjaar 1998.

Voor het lopende aanslagjaar (1997 dus) gaat het alleen over rekeningen waarover men in de periode van 27 september tot 31 december 1996 heeft beschikt. Of beter gezegd, op “enigerlei ogenblik” heeft beschikt. Niet vereist is dus dat men heel de tijd, van 27 september tot 31 december over een buitenlandse rekening beschikt heeft. Het volstaat dat men “op enig ogenblik” in de periode een buitenlandse rekening heeft gehad. Wie bijvoorbeeld op 30 december 1996 een rekening in het buitenland geopend heeft, moet er bijgevolg ook melding van maken. Hetzelfde geldt voor wie een buitenlandse rekening bijvoorbeeld begin oktober 1996 afgesloten heeft.

Zij het dat de begindatum van de “besmette” periode nog niet definitief vaststaat. In het parlement is immers het voorstel gelanceerd de besmette periode niet te laten aanvangen op 27 september 1996, maar pas vanaf 1 oktober 1996. De eindstemming daarover moet nog plaatsvinden.

AANKONDIGING.

Het voorstel om 1 oktober te nemen in plaats van 27 september heeft te maken met het zogenaamde “aankondigingseffect”. De regering wil naar eigen zeggen geen terugwerkende kracht geven aan de nieuwe aangifteverplichting, en heeft daarom voorgesteld de maatregel te beperken tot de buitenlandse bankrekeningen waarover men sedert 27 september 1996 heeft beschikt, zijnde de dag waarop de regering haar beslissing heeft genomen. Daarmee zou zij gebruik maken van het zogenaamde “aankondigingseffect”. Een techniek waarmee men wil men bereiken dat voor de belastingplichtige nadelige maatregelen pas in werking treden, vanaf het ogenblik dat zij “aangekondigd” zijn.

Volgens sommige parlementsleden heeft de regering evenwel een onjuiste toepassing gemaakt van het “aankondigingseffect”. De voorzitter van het parlement is immers niet op 27 september 1996 op de hoogte gebracht van de nieuwe maatregel, maar wel pas op 1 oktober. Vandaar hun voorstel om de datum van 27 september alsnog te vervangen door die van 1 oktober.

BIJSLEPEN.

Vraag is alleen of dat veel oplost. Bij nader inzien wordt immers in geen van beide gevallen een juiste toepassing gemaakt van het “aankondigingseffect”. Integendeel zelfs. Het aankondigingseffect lijkt er maar bij zijn haren bijgesleept te zijn.

Neem om te beginnen de datum. Het aankondigingseffect dient om mogelijke kritiek te ontzenuwen voor gevallen waarin men maatregelen wil laten ingaan met terugwerkende kracht. Men laat de maatregel daarom ingaan op het ogenblik waarop men de beslissing neemt én “aankondigt”.

Volgens de regering moet de periode daarom beginnen op 27 september 1996, dag waarop de regering de beslissing genomen heeft. Maar is er op dat ogenblik ook iets “aangekondigd” ?

In het persbericht over de ministerraad van 27 september 1996 wordt met geen woord over de nieuwe aangifteverplichting gerept. Daarvoor is het wachten op het persbericht van de ministerraad van 1 oktober 1996. Daarin staat inderdaad te lezen dat “de aangifte der inkomsten aangevuld zal worden met een nieuwe rubriek waarin de belastingplichtige het bestaan van rekeningen bij financiële tussenpersonen in het buitenland moet vermelden, evenals het of de landen waar die rekeningen zijn geopend”.

Opvallend is evenwel dat in dit persbericht geen datum wordt vermeld. Er wordt niet gezegd wanneer deze maatregel van kracht gaat worden. Is dat vanaf het aanslagjaar 1997 ? Of vanaf het aanslagjaar 1998 ?

STAATSBLAD.

Voorts kan men zich afvragen of de vermelding in een “persbericht” voldoende is om over een “aankondiging” te spreken. De vorige keren dat men van het “aankondigingseffect” gebruik heeft gemaakt, heeft men telkens een “bericht” in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Elke Belg wordt immers geacht het Belgisch Staatsblad te lezen. Van de burger wordt daarentegen niet verwacht dat hij een abonnement op de persberichten van de ministerraad heeft.

Van de publicatie van een “bericht” in het Belgisch Staatsblad is dit keer geen spoor terug te vinden. Aan de maatregel is ook niet op een andere wijze ruime bekendheid gegeven. Er zijn geen regeringsboodschappen op radio of televisie geweest, geen grote reclameborden langs de autowegen geplaatst. Niets daarvan.

Men moet dan ook besluiten dat de nieuwe maatregel niet, of althans niet in voldoende mate “aangekondigd” is geweest om van een aankondigingseffect te kunnen spreken. Niet op 27 september 1996. En ook niet op 1 oktober 1996. Het feit dat de voorzitter van het parlement op die datum ingelicht is geworden, is allicht nuttig voor de brave man. Maar men kan daar toch maar moeilijk uit afleiden dat ook het grote publiek vanaf dat ogenblik geacht moet worden ingelicht te zijn.

Bovendien moet worden onderstreept dat er naar het publiek toe nooit een juiste datum “aangekondigd” is geworden. De datum van 27 september 1996 heeft voor de eerste keer officieel te lezen gestaan in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1996 dat pas halverwege januari 1997 beschikbaar was.

GEBRUIK.

Voorts wordt van het “aankondigingseffect” een verkeerd gebruik gemaakt. Het aankondigingseffect dient om belastingplichtigen te waarschuwen dat zij vanaf een bepaalde datum niet meer moeten rekenen op bijvoorbeeld een fiscale tegemoetkoming, zodat zij vanaf dat ogenblik hun handelen kunnen aanpassen aan de aangekondigde wetswijziging. Als men bijvoorbeeld “aankondigt” (wat gebeurd is) dat bepaalde verzekeringsbons vanaf een bepaald ogenblik geen belastingvrijstelling meer kunnen genieten, dan weet iedereen dat hij vanaf dat ogenblik dat type van verzekeringsbons niet meer moet aankopen. Doet men het nog wel, dan moet men achteraf niet komen klagen, als men geen belastingvrijstelling krijgt.

GEVANGEN.

In het geval van de aangifte van het bestaan van buitenlandse bankrekeningen is de toestand volledig anders. Hier kondigt men aan (wat trouwens onvoldoende gebeurd is, zie hoger) dat al wie over een buitenlandse bankrekening beschikt, zonder pardon melding zal moeten maken van het bestaan ervan. Zonder dat er nog een mogelijkheid bestaat om aan de maatregel te ontsnappen. De belastingplichtige kan zijn handelen niet meer bijsturen. Hij is gewoon gepakt. Hij is de gevangene van de situatie. In die omstandigheden van een “aankondigingseffect” spreken, komt neer op intellectuele oneerlijkheid.

De juiste term heet “terugwerkende kracht”. De volmachtenwetgever heeft de nieuwe maatregel (niet juridisch, maar wel feitelijk) met terugwerkende kracht ingevoerd. Nog niet zolang geleden, heeft een rechter daarover gezegd, dat het verlenen van terugwerkende kracht aan een voor de rechtsonderhorige nadelige overheidsbeschikking “als onrechtmatig moet worden beschouwd”, want in strijd met het algemeen beginsel van de rechtszekerheid.

BOODSCHAP.

De boodschap naar de parlementsleden die dit lezen, is dus duidelijk : door de verplichte vermelding van het bestaan van de buitenlandse bankrekeningen te laten ingaan met terugwerkende kracht (het weze op 27 september of op 1 oktober 1996), gaat de wetgever in de fout. De maatregel is niet aangekondigd geworden, en gezien de aard van die maatregel, kon het aankondigingseffect gewoon niet spelen. Men heeft er misbruik van gemaakt.

GALG.

De enige oplossing is dan ook, de maatregel schrappen, of hem ten vroegste laten ingaan op een datum in de toekomst. Bijvoorbeeld vanaf 1 juli van dit jaar, of op een nog latere datum. Zodat de burgers die het wensen hun zaken alsnog kunnen rechttrekken, en zij niet verplicht worden om zichzelf op basis van een retroactieve maatregel aan de galg te praten.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content