Middelbaar onderwijs gezakt

Wat is het rendement van scholing in België ? Wat brengt één overheidsfrank in het Vlaamse onderwijs op ? Onderwijsminister Luc Van den Bossche heeft veel vragen. Economen van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius leveren de antwoorden.

Luc Van den Bossche sabelt 90 van de 250 studierichtingen in het secundair onderwijs neer. De brede waaier van specialiteitjes en snufjes wordt onbetaalbaar en is pedagogisch minder doelmatig dan werd verwacht. Wat Van den Bossche wil, vindt instemming bij de onderwijseconomen van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (Ufsia). Professor Walter Nonneman : “Onze studies wijzen al jaren op het dure middelbaar onderwijs. De hoofdredenen zijn de grote versnippering van inspanningen over de netten en het overaanbod van studiekeuzen.”

Samen met Isabelle Cortens publiceerde professor Nonneman onlangs “Het rendement van onderwijs in België : enkele empirische gegevens op basis van regionale verschillen”. De auteurs : “Het rendement van menselijk kapitaal in België ligt rond 25 %, wat bijzonder hoog is als men dit vergelijkt met het rendement op fysisch kapitaal tussen 5 en 10 %. Naarmate de gemiddelde opleiding van de bevolking en het gemiddeld inkomen groeit, lijkt het rendement te dalen. Er zijn verschillen tussen de regio’s, vooral toe te schrijven aan verschillen in opleiding van de bevolking, minder aan verschillen in ervaring.”

Isabelle Cortens en Walter Nonneman baseren zich op de gegevens van de 43 Belgische arrondissementen. De studie van de arrondissementele gegevens is de enige die ietsje gedetailleerdere feiten oplevert. Rendementsberekeningen laten toe de verschillende onderwijsonderdelen met elkaar te vergelijken. Walter Nonneman : “Zo kan je berekenen waar de investeringsinspanning van de overheid het meest rendabel is. Is het de frank in het onderwijs, de frank in de infrastructuur of de frank in het gezondheidswezen ? Investeer je genoeg ? Wordt de inkomensverdeling gelijker of ongelijker door je onderwijsinvesteringen ?” “Alleen het rendement berekenen van de formele scholing is onvoldoende, je moet er ook de on-the-job-training bij betrekken,” vult Isabelle Cortens aan.

DRIE NIVEAUS.

De discussie over het rendement van het onderwijs situeert zich op drie niveaus ; het particuliere, het gemeenschaps- en het overheidsniveau. De vraag op het particuliere niveau is : hoe zal het individu zijn netto-inkomen in de toekomst verhogen door vandaag een opleidingsinspanning te doen ; voor het gemeenschapsniveau is de vraag : de gemeenschap draagt de kosten van het onderwijs, wat krijgt zij ooit terug door de beschikking over goedgeschoolde mensen ; de overheid wordt geconfronteerd met een inkomstenvraagstuk, tijdens de scholing ontvangt zij fiscale inkomsten noch SZ-bijdragen van de schoolgangers. Het individuele rendement bepaalt of men kiest voor bijkomende scholing. Is het individuele rendement hoog, dan is dat een belangrijke prikkel.

De Onderwijsminister decentraliseert een aantal beslissingen naar de scholen. Zij ontvangen een enveloppe en moeten daarmee rondkomen. De Vakgroep Publieke Economie van Ufsia werkt een wiskundig model uit voor het bepalen van de verzelfstandigde schoolbudgetten. De kost per leerling in het middelbaar onderwijs is hoger dan die van een student in het hoger niet-universitair onderwijs. Hoezo ? België heeft een van de laagste leerling/staf-ratio’s en de vrije keuze tot in het absurde stuwt de kosten hoog op. Walter Nonneman. “Wij hebben tot het enveloppesysteem begint te werken een stelsel van derde betalende, zoals in de gezondheidszorg. De schooldirecties zien het oorzakelijk verband tussen hun wedden en de onderwijsbegroting amper. Een leraar is ziek, hij vraagt en krijgt van zijn geneesheer een briefje voor 14 dagen verlof in plaats van 8 dagen. Voor 14 dagen afwezigheid mag de schoolirectie een vervanger vragen, niet voor 8 dagen. Brussel betaalt toch. Een enveloppe geeft de directie meer inzicht en meer verantwoordelijkheidsgevoel voor haar personeelskosten en werkingskosten.”

De Belgische verhouding tussen personeelskosten en werkingsmiddelen is 9 tot 1. De enveloppe kan een kapitaalintensievere benadering van het leerproces uitlokken. Walter Nonneman : “Computers zijn niet het absolute heil in het onderwijs, maar ze kunnen de efficiëntie van het leren verhogen. Waarom zou een directeur met zijn enveloppe niet kiezen voor een slimmere mix tussen personeelskosten en werkingskosten ?”

UNIVERSITAIR GESCHOOLDEN.

Voor de meeste Oeso-landen is het fiscaal rendement van universitair geschoolden negatief. Deze Oeso-leden geven een nettosubsidie aan de studenten. In België draagt de ex-student meer af dan hij krijgt door de hoge belasting op de arbeid en de fiscale progressiviteit, dus zeer atypisch.

Tussen ’70 en ’80 daalde in de Oeso-landen het onderwijsrendement fors, tussen ’80 en ’90 is de daling minder spectaculair. België kent een stationaire ontwikkeling. In Japan en het Verenigd Koninkrijk stijgt het rendement opnieuw. Walter Nonneman : “Mijn werkhypothese is dat in landen met flexibele arbeidsmarkten dus zonder strakke minimumlonen en met weinig werkloosheid, waar dus de prijs van de arbeid zich gemakkelijk aan de behoeften aanpast het rendement van een hogere opleiding opnieuw stijgt. In landen met een inflexibele arbeidsmarkt en waar de lonen van werkenden en niet-werkenden dicht bij mekaar zitten, dus België, daalt of plafonneert het rendement.”

F. Cr.

LUC VAN DEN BOSSCHE (MINISTER VAN ONDERWIJS) Middelbaar onderwijs moet goedkoper en kapitaalintensiever worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content