Meer wilde weldoeners

Het is onnozel dat de Belgische fiscus het onmogelijk maakt voor de rijke mensen van Vlaanderen om belastingvriendelijk een vleugel te bouwen van een museum, een concertvereniging te financieren of een festival te sponsoren. André Leysen is een rationele burger en kan in de huidige omstandigheden geen hele of halve verdieping van het nieuwe Museum aan de Stroom van zijn vaderstad betalen. Als hij het zou doen, is er meer overheidsgeld voor de zorgsector, de veiligheid, het onderwijs. Cultuur is in West-Europa een speeltuin van de staat en dat moet om (zie het gesprek met econoom Tyler Cowen, blz. 52).

Hugo Claus is 75 en borrelfeesten, bijlagen en tv-herdenkingen verblijden Vlaanderen. Claus schreef bestsellers. Wie peilt naar het meest verkochte boek, het meest bekeken tv-programma, de meest bekeken speelfilm of de meest bezochte eettent komt uit op de prullen van Judith Krantz, de soap over de Pfaffs, de heisa om The Passion of the Christ en de hap van McDonald’s. Dit is geen vijf procent van het verhaal. Wie zich blindstaart op onze nationale Claus, op de paar internationale massasuccessen, ziet naast de essentie van de cultuur vandaag: zij is een brede optelsom van talloze kleinere genres, specialisaties en stromingen die op zich geen massapubliek trekken maar allemaal tezamen wel.

Kijk naar het boekenaanbod van de megawinkel Fnac in Brussel. Hij drukte weliswaar de boekendetaillist plat maar heeft een aanbod dat al wat ooit in Belgische boekhandels lag, achter zich laat. Het is het verschil tussen 100.000 of 1000 boeken op de plank. Bij die 100.000 titels is het leeuwendeel geen bestseller. Fnac is een bedrijf, geen gesubsidieerd boekencentrum. Wat goed is, zal bovendrijven en de markt is slimmer dan de “sociale ingenieurs” die de massa willen dwingen naar de pure, de politiek correcte cultuurconsumptie.

Tegen de subsidiëring van de cultuur pleiten twee argumenten.

Eerst het financiële argument. De publieke opinie, en zeker de syndicale vleugel van die publieke opinie, zal het tot de verdrinkingsdood van onze economie ontkennen: het geld is op. De Belgische fiscalisering is zo treiterend en overdreven dat de grens bereikt is. Tegelijk zal de vergrijzing, de uitbreiding van Europa, de noodzakelijke investering in een professionele veiligheids- en militaire macht in Europa dergelijke sommen vergen dat de prioriteiten van de overheidsbestedingen zullen bijgestuurd worden. Er is geen geld of steeds minder geld voor de betoelaagde cultuur.

Ten tweede het principiële argument. Eeuwenlange ervaring leert dat de cultuur op haar hoogtepunten een samenspel was tussen artistieke bezieling en kunde en commerciële hoogconjunctuur. De mercantiele bloeiperiodes van Antwerpen en Firenze waren de artistieke bloeiperiodes in diezelfde steden. De mercantiele bloei van de VS vandaag valt samen met de artistieke bloei van haar beeldende kunstenaars, filmers, schrijvers, musici.

Subsidies helpen een spatje, de motor van de cultuur is de welvaart. Daarvoor moet een ruimhartige belastingvrijstelling voor elke burger die betaalt voor films, festivals, een museum, een symfonieorkest worden doorgevoerd. Bij sommige weldoeners zullen culturele motieven doorwegen, bij de meeste weldoeners snobistische, m’as-tu-vu-motieven.

Mooi toch, het resultaat is hetzelfde. Het belastinggeld moet naar de kwesties van leven en dood van de komende tijd.

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content