Maystadt waagt een gokje
De Nationale Loterij kent moeilijke tijden. Als ze er niet in slaagt om in 2001 haar schuldenlast van 14 miljard frank af te betalen, loopt ze het risico geprivatiseerd te worden. Voogdijminister Philippe Maystadt stelt haar voor de keuze.
De Lotto viert volgende week haar 20ste verjaardag. Zaterdag 7 februari keert de Nationale Loterij aan één winnaar een superpot van 125 miljoen frank uit. Zijn er redenen om feest te vieren voor een maatschappij die “virtueel failliet” is, zoals De Morgen schreef? Bezwijkt ze onder de 14 miljard frank schulden die ze draagt met een omzet van 39 miljard (1997)? Schuilt er dan geen contradictie in de investering van 850 miljoen frank in nieuwe gebouwen in de Belliardstraat?
Dirk Vercoutter, financiëel directeur van de Nationale Loterij: “Neen. De Loterij draait beter dan ooit. De starre, gepolitiseerde administratie wordt een modern bedrijf.”
Voogdijminister Philippe Maystadt (Financiën) laat de Loterij geen andere keuze. “Als de instelling zélf geen orde op zaken stelt, stijgt de kans dat iemand dat in haar plaats zal doen,” voorspelt hij. “Saneren of gesaneerd worden, daar draait het om. Als de Loterij niet kostenefficiënt presteert, zal de roep om een privatisering op zijn Brits toenemen (zie kader: Privatiseren?).”
Minst efficiënte ter wereld
De minister verwijst naar de National Lottery, die sinds 1994 privaat wordt geëxploiteerd (zie kader: Britten boeren beter). Er moeten nog heel wat goudstukken uit de hoorn van Vrouwe Fortuna stromen vooraleer onze Loterij de vergelijking met de Britse onderneming kan doorstaan. De Britse exploitant Camelot heeft proportioneel gezien immers ruim de helft minder exploitatiekosten dan onze Nationale Loterij. Toch keert Camelot na de even grote winstverdeling bijna dubbel zoveel uit aan de regering en aan “goede werken” (zie grafiek).
Ruimer internationaal gezien scoort
het Belgische openbare gokbedrijf bar slecht. Teresa La Fleur ( TLF Publicatons), een internationaal erkende experte, stelde een ranglijst op van de meest efficiënte loterijen. Zij hanteert hiervoor het percentage van de omzet dat de loterij overdraagt aan de overheid en goede werken – volgens haar “het belangrijkste criterium om de organisatie van een loterij te toetsen”.
Wat blijkt? In La Fleurs lijst bengelt onze Loterij helemaal onderaan, op nummer 28. Omdat een gokbedrijf in een klein land minder omzet genereert? Neen. De loterijen uit Stuttgart en Denemarken zijn ongeveer even groot en eindigen op de vierde en de vijfde plaats.
Vercoutter repliceert: “Als we rekening houden met de reële cijfers – waarbij we het bedrag dat de regering afroomt of heeft afgeroomd, niet in rekening nemen – hadden we verleden jaar een winst van 26%. Dat cijfer moet dan ook gebruikt worden om de efficiëntie te toetsen.” Maar zelfs in dat geval schuift de Nationale Loterij slechts naar de 25ste plaats in de TLF-lijst.
“We kunnen nog snoeien in de kosten,” erkent Vercoutter. “Maar we zijn voor een stuk gebonden aan ons halfslachtig parastataal statuut. Zo verdelen veertig voltijdse medewerkers op vraag van de overheid subsidies aan organisaties en instellingen. Ook naar sponsoring gaan grote sommen. Een voorbeeld: VRT en RTBF ontvangen elk jaar 150 miljoen frank aan verplichte sponsoring van de Loterij. Met een nv-statuut zouden we de handen vrij hebben om zoveel mogelijk winst te creëren.”
Dubieuze miljardenlening
De winst die wordt gemaakt, wordt bijna integraal versast naar de intresten en de afbetaling van de lening van 14 miljard frank, die de Nationale Loterij in 1995 afsloot. Deze lening was (naast één miljard frank uit eigen middelen) nodig om aan de regering de “prijs” – 15 miljard frank – te betalen voor het behoud van het gokmonopolie tot 2001.
Met deze eenmalige inning van toekomstige Loterij-winsten – waarvan Maystadt zélf toegeeft dat het een dubieuze techniek was – haalde de regering haar begrotingsdoeleinden. Voor Vercoutter is het nog steeds een raadsel hoe het komt dat de Europese Commissie deze operatie goedkeurde. “Maar goed, dat is mijn zaak niet,” zegt de gewezen inspecteur bij Financiën. “Onze opdracht is deze financiële aderlating op een orthodoxe manier te verwerken.”
De Loterij leende het bedrag bij ASLK (4 miljard frank), BBL, Bacob, Kredietbank (elk 3 miljard frank) en Paribas (1 miljard frank). Die kwamen graag met miljarden over de brug. De leningen kregen immers een staatswaarborg, gefinancierd door de Loterij zelf (kostprijs van die staatswaarborg: jaarlijks 0,25% op het uitstaande kapitaal).
Detail: de Schatkist,
niet de Loterij, onderhandelde over de leningen. “Wij wilden ze liever plaatsen op de obligatiemarkten,” meent Vercoutter. “Die waren immers een stuk goedkoper dan de bank. Maar de regering achtte dit niet wenselijk, omdat we dan haar eigen staatsobligaties zouden beconcurreren.”
De leningen, 14 miljard frank op de passivazijde van de balans van 1996, vinden we aan de andere zijde terug als immateriële vaste activa (een “concessierekening” van 13,74 miljard frank). Tégen het advies van de bedrijfsrevisor in schrijft de Loterij deze concessierekening progressief – en niet lineair – af.
Vercoutter verdedigt de progressieve afschrijving. “De regering wil dat we prioritair de winst van 7,2 miljard frank aan goede doelen en de monopolierente van 2,5 miljard in de regeringskas te storten,” aldus Vercoutter. “Met de rest moeten we andere verplichtingen nakomen. In 1994 konden we geen grote bedragen opzijleggen. Nadien geleidelijk aan wel.”
In 1995 en 1996 werd telkens 600 miljoen frank gereserveerd voor de afbetaling van de lening op de eerste vervaldag, einde 1999. In 1997 moest dat volgens plan het dubbele zijn, en zo wordt in stijgende lijn geld opzijgezet. “Moeilijk, maar haalbaar,” noemt Vercoutter de operatie. “Het blijft een gok. Alles hangt af van de uitvoering van het Bedrijfsplan 1994.”
Ongeloofwaardig?
In 1997 moest de Loterij volgens het bedrijfsplan 2,550 miljard frank genereren voor de afschrijving en de terugbetaling van de intresten. In 2001 loopt dit bedrag op tot 5,4 miljard frank. Eén en ander betekent dat de Nationale Loterij de volgende jaren steeds meer winst moet realiseren om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Dit is bijzonder ambitieus, zelfs ongeloofwaardig, zeggen critici.
Toch gaat het de goede richting uit. In een geactualiseerde versie van het bedrijfsplan (juni 1997) stelde minister Maystadt dat de gereserveerde winst 200 miljoen frank hoger was dan voorzien in 1994 (2,757 in plaats van 2,550 miljard frank) (zie tabel 1). En vandaag schat Vercoutter dat in 1997 zelfs 600 miljoen frank meer winst werd gemaakt dan er was gebudgetteerd.
Het plan gaat uit van een omzetstijging van 34 miljard frank (1994) naar 48,3 miljard frank (2001). Ondanks een extra verkoop van 5% per jaar, mogen de exploitatiekosten slechts maximaal met 3% toenemen. De monopolierente voor de overheid (2,5 miljard) en de gereserveerde winst (7,2 miljard) voor het goede doel blijven geblokkeerd op het huidige niveau. Dit is een verkapte sanering op de rug van de gewesten en gemeenschappen, die normaal gezien immers over de helft van deze gereserveerde winst meebeslissen, maar in 1994 niet hebben genoten van de superpot van 15 miljard frank.
In de periode 1994-2001 daalt het personeel van 405 naar maximaal 300 medewerkers via vervroegde pensioneringen. Het gaat de goede richting uit: ondanks de 28 nieuwe informaticajobs zijn er vandaag al maar 375 mensen meer aan de slag bij de Loterij.
Ook in het distributienetwerk
heeft een belangrijke kostenbesparing plaats. In 1994 bedroegen de commissielonen 10% van de omzet. Eén en ander was een gevolg van de tussenkomst van vijftig “depositarissen”, die 2% van de omzet kregen, en de hoge marges voor de winkeliers (7%). Dat laatste percentage wordt afgebouwd tot 6%. De depositarissen werden ontslagen, hun taak werd overgenomen door regionale kantoren. Vercoutter: “Het gaat in deze tijd van on line-verbindingen niet op dat we mensen in dienst houden wiens functie er vroeger in bestond met loterijbiljetten rond te zeulen.” Tegen 1999 moet de totale uitbetaalde commissie (inclusief BTW, 21%) afgenomen zijn tot 8% van de omzet (tegenover 10% in ’94). In 1997 zat men aan 9%.
Een efficiënt schuld- en vermogensbeheer, Vercoutters stokpaardje, is een andere manier om kosten te drukken. ” Cash– en debtmanagement werd vroeger wat verwaarloosd,” geeft hij grif toe. Dagelijks ontvangt de Loterij bijvoorbeeld meer dan 100 miljoen frank van gokkers. “Dat geld blijft niet in de lade, maar wordt tot de uitbetaling belegd,” aldus Vercoutter. “Spijtig genoeg hebben we niet steeds de handen vrij om het beheer efficiënt te laten verlopen. Zo werden we verplicht om 80% van onze reserve te beleggen in Belgische OLO’s (samen 3 miljard frank).”
Bankiers verdienen geld
dankzij de financiële logica van de Belgische overheid. “Uiteindelijk belegt de staat door onze OLO-beleggingen onrechtstreeks in zijn eigen schuld,” legt Vercoutter uit. “Voor een buitenstaander kan dat erg vreemd overkomen.”
Vercoutter kreeg het voor mekaar dat de Loterij in juni 1993 en maart 1997 een deel van haar vermogen kon beleggen bij ASLK en Gemeentekrediet. Deze portefeuille met een actuele liquidatiewaarde van 4,1 miljard frank had tot nog toe een rendement van 7,1%.
De reeds geciteerde 3 miljard frank aan OLO’s werden in 1997 herbelegd in een nieuwe OLO en een lening aan het Waalse gewest (of deze stap politiek gekleurd was, laat Vercoutter grijnzend in het midden). Hiermee kan de Loterij einde 1999 zonder probleem de eerste afbetaling doen (zie tabel 2).
Daarnaast wil de Loterij de komende dagen nog eens 2,5 miljard frank beleggen. Zeven Belgische banken en één vermogensbeheerder werken een voorstel uit. Met deze belegging kan de Loterij einde 2000 de tweede kapitaalschijf van 3 miljard frank afbetalen.
Rest, einde 2001, een schuld van 8 miljard frank. “Jaar na jaar is gereseveerd om die te kunnen betalen,” maakt Vercoutter zich sterk. “Met het oog hierop heeft de Loterij al 1,101 miljard frank klaarliggen. De schuld eerder afbetalen is niet rendabel, gezien de hoge wederbeleggingsvergoeding.”
Toch probeerde de financiële directeur, gelet op de lage rente, oude leningen om te ruilen voor nieuwe kredieten. “De Loterij kon zo 0,80% besparen op intresten,” weet hij. “De raad van bestuur wenste me niet te volgen. Om één of andere reden ligt het begrip swap-operatie nogal gevoelig bij Financiën.”
Een andere manier om zich te wapenen tegen schokken is een beter vastgoedbeheer. Tot nog toe betaalde de Loterij jaarlijks 120 miljoen frank huur voor de (niet bepaald mooie) hoofzetel tegenover het Centraal Station. Met onverholen trots kondigt Vercoutter aan dat zijn onderneming in december 1997 gebouwen kocht in de Belliardstraat. Na bikkelhare onderhandelingen met de banken, sloot de Loterij hiervoor bij het Gemeentekrediet een lening van 850 miljoen frank af (15 jaar) met een rente van 4,86%. Een kostenbesparing van jaarlijks 70 miljoen frank.
Cybergokken
Tot zover het kostenplaatje. Een belangrijk onderdeel van de versterking van de slagkracht van de Nationale Loterij dient verwezenlijkt te worden via een omzetstijging van jaarlijks 5%. Hoe denkt Vercoutter dit te realiseren? “Door nieuwe producten op de markt te brengen,” stelt hij. “Dat betekent: een combinatie van expertise en creativiteit. Concreet zouden we graag met partners in zee gaan om via joint ventures nieuwe niches aan te boren. Maar met een parastatale structuur verloopt zoiets erg stroef. Ook om die reden is een nv handiger. Belgacom en De Post vormen zich als nv om tot moderne ondernemingen. Waarom krijgen wij geen nv-statuut?”
Voor het product Bingovision bijvoorbeeld werkt de Loterij al samen met de Amerikaanse goktechnologiegigant G-Tech. Dit product heeft een omzet van 1,5 miljard; 28% vloeit naar de Loterij vloeit en 8% naar de privépartner.
De Lotto dan is momenteel goed voor 70% van de inkomsten. Dat aandeel moet naar beneden, de Loterij heeft grootse plannen. Vercoutter: “Momenteel onderhandelen we over de creatie van een videoloterij. We willen toestellen plaatsen waar de klant een gokje kan wagen op een elektronische loterij. Met VTM en RTL bespreken we een nieuw televisiespel. Ook denken we op termijn aan interactieve spelen via de kabel. Dit jaar organiseren we, voor een totaal ander publiek, ook een loterij via het Internet.”
De Finse Internet-loterij
ging al van start, Oostenrijk en Ierland volgen dit jaar. De staatsloterijen spraken af om zich enkel te richten op landgenoten. “Met private Internet-loterijen zal dat waarschijnlijk niet lukken,” weet Vercoutter.
De druk groeit. Momenteel opereren er al minstens vijftig virtual casino’s met een geraamde jaaromzet van 200 miljoen dollar vanuit de discrete Caraïben. Het Amerikaanse Congres werkt aan een Internet Gambling Prohibition Act om hun activiteiten te verbieden. “Ze zijn moeilijk te detecteren,” aldus Vercoutter. “We zullen ons beroepen op ons label van Huis van Vertrouwen als deze concurrentie sterker wordt. Wie kan immers voor 100% garanderen dat zo’n obscure vennootschap de winst uitbetaalt?”
Concurrentie.
Het woord is eruit. Met het overheidsmonopolie blijft de Loterij comfortabel leider in het Belgische goklandschap. Hoelang zal dit mooie liedje nog duren? “Er zijn geen aanwijzingen dat de Europese Unie deze markt zal liberaliseren,” voorspelt Vercoutter. “Maar áls het gebeurt, willen we voorbereid zijn. Ook kan de regering beslissen de Loterij in concessie te geven. Dan zitten we dus met privé-partners in de running voor het Loterij-contract. Concurrentie? In 2001 zijn we er klaar voor.”
HANS BROCKMANS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier