Mag men echt vrij kiezen?

Hoe pas je de overdracht van de aftrek voor risicokapitaal toe? Volgens de minister van Financiën mag je zelf kiezen. Vraag is of dit wel juist is.

Sinds enkele jaren hebben vennootschappen recht op de aftrek voor risicokapitaal, ook bekend onder de benaming notionele-intrestaftrek.

De aftrek laat vennootschappen toe hun belastbare winst te verminderen met een bepaald percentage van het eigen vermogen.

Over deze aftrek is al veel gezegd en geschreven. Afhankelijk van de bron wordt hij nu eens verguisd dan weer geprezen. Wat er ook van zij, de maatregel bestaat, en dus moet hij worden toegepast. Maar zoals dat meestal gaat, verloopt die toepassing niet zonder problemen.

Neem bijvoorbeeld de regeling die zegt dat de aftrek overdraagbaar is naar daaropvolgende belastbare tijdperken. Als een vennootschap voor een bepaald belastbaar tijdperk geen of te weinig winst heeft om de aftrek toe te passen, dan gaat de aftrek niet verloren. Naar analogie met wat voor ‘verliezen’ van toepassing is, wordt het saldo van de niet toegepaste aftrek voor risicokapitaal overgedragen naar de daaropvolgende jaren.

Maar de vergelijking met aftrekbare verliezen is niet helemaal juist. Verliezen zijn onbeperkt overdraagbaar in de tijd. De aftrek voor risicokapitaal is dat niet. De niet verleende aftrek is slechts compenseerbaar met de winst van de zeven volgende jaren.

De vraag rijst derhalve hoe de overdracht in de praktijk moet worden toegepast. Mogen de oudste aftrekken eerst in rekening worden gebracht, of moet men beginnen met de jongste aftrekken, of moet men de compensatie verhoudingsgewijs toepassen? De wet zegt daar niets over. Het belang is nochtans vanzelfsprekend. Stel bijvoorbeeld dat men eerst de jongste aftrekken moet compenseren. De oudste dreigen dan verloren te gaan.

In antwoord op een parlementaire vraag heeft de minister van Financiën onlangs bevestigd, dat men eerst de oudste aftrekken in aanmerking mag nemen.

Een geheel andere vraag is, of men voor een bepaald belastbaar tijdperk voorrang moet geven aan de aftrek die voor dat belastbaar tijdperk bestaat, dan wel of men eerst al een compensatie mag maken met de overgedragen aftrek voor risicokapitaal.

Stel bijvoorbeeld dat een vennootschap 100 overgedragen aftrek voor risicokapitaal heeft die verloren dreigt te gaan omdat de voormelde termijn van zeven jaar ten einde loopt. Stel dat de vennootschap voor hetzelfde belastbaar tijdperk recht heeft op een aftrek voor risicokapitaal van 150, en dat zij een winst heeft van eveneens 150. Moet zij dan eerst de aftrek in mindering brengen die voor hetzelfde belastbaar tijdperk van toepassing is (150)? De overgedragen aftrek gaat dan verloren (wegens het verstrijken van de termijn van zeven jaar). Of mag zij eerst de overgedragen aftrek toepassen?

In antwoord op dezelfde parlementaire vraag heeft de minister van Financiën te verstaan gegeven dat de vennootschap vrij mag kiezen. Zij mag naar eigen goeddunken beslissen eerst de aftrek voor risicokapitaal toe te passen waarop zij voor het betrokken belastbaar tijdperk recht heeft, en pas daarna de overgedragen aftrek; maar zij mag evengoed beslissen eerst de overgedragen aftrek te compenseren, en pas daarna de aftrek toe te passen zoals die voor het betrokken belastbaar tijdperk van toepassing is (in welk geval het gedeelte dat niet effectief kan worden afgetrokken, omgezet wordt in een overgedragen aftrek).

De vraag is of deze ministeriële zienswijze juist is. De wet zelf bevat geen uitdrukkelijke bepalingen over de volgorde van aanrekening. Nochtans lijkt het de logica zelf, dat eerst de aftrek van het jaar zelf wordt toegepast, en pas daarna de overgedragen aftrek. De wet heeft het trouwens alleen maar over de overdracht van de aftrek, vanaf het ogenblik dat er te weinig winst is om de aftrek van het jaar zelf toe te laten.

Waarom laat de minister dan wel een vrije keuze toe? Verschillende redenen zijn denkbaar. In het kader van de jongste begrotingsmaatregelen is het maximum van de aftrek voor risicokapitaal tijdelijk naar beneden gehaald. Voor de aanslagjaren 2011 en 2012 bedraagt het nog slechts 3,8 procent. De ministeriële toezegging in verband met de vrije keuze inzake compensatie is misschien bedoeld om deze pil te vergulden.

Mogelijkerwijs heeft de minister andere redenen gehad. Zo bijvoorbeeld dat het hem allemaal niet echt kan schelen. Eventuele betwistingen zullen pas over enkele jaren opduiken. Het einde van de termijn van zeven jaar is – minstens politiek bekeken – nog zeer veraf. Tegen dan is het probleem hoogst waarschijnlijk al lang geen probleem meer van de huidige minister van Financiën. Hoe heet dat ook alweer? Après nous le déluge.

DE AUTEUR IS advocaat en hoofdredacteur van fiscoloog.

Jan Van Dyck

De oudste aftrekken mogen eerst worden toegepast.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content