‘Werknemers moeten kunnen vertrouwen in tweede pensioenpijler’
De verzekeraars en de werkgevers hebben al verschillende keren gewaarschuwd voor de rendementsgarantie voor de aanvullende pensioenen.
In de wet over de aanvullende pensioenen staat dat de werkgevers een minimumrendement garanderen van 3,25 procent op de werkgeversbijdragen en 3,75 procent op de werknemersbijdragen. Omdat verzekeraars nog slechts 2 procent jaarlijks rendement willen en kunnen garanderen op hun groepsverzekeringen, dreigen de werknemers het verschil te moeten bijpassen.
Woensdag loste Marc Raisière, CEO van Belfius, in de marge van de halfjaarresultaten nog maar eens een schot voor de boeg over de ‘enorme kosten’ die op de werkgevers afkomen.
Philip Neyt, de voorzitter van de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen (BVPI), wil graag een andere klok laten luiden en enkele nuances aanbrengen. Hij wijst er ten eerste op dat het geld voor de rendementsgarantie pas bij de pensionering op tafel moet liggen of bij een transfer van het geld. “Wie van werkgever verandert, kan de reserves voor zijn aanvullend pensioen overdragen. Vandaag gebeurt dat bitter weinig in groepsverzekeringen. De rente in het oude contract ligt veel hoger dan in het nieuwe contract. Het is daarom vaak verstandiger voor werknemers om het geld te laten staan”, weet Neyt. Ten tweede merkt hij op dat de eerste vijf jaar dat een werkgever bij een bedrijf werkt, de rendementen enkel de inflatie moeten dekken. En zodra een werknemer vertrekt naar een ander bedrijf, valt de rendementsgarantie van zijn vorige werknemer volgens de letter van de wet op 0 procent terug. Het zijn kleine beetjes die werkgevers moeten helpen aan de wettelijke rendementsgarantie te voldoen.
Vinden de Belgische pensioenfondsen ook dat de wettelijke rendementsgarantie opnieuw moet worden uitgevonden?
Philip Neyt: “Het is niet aan de pensioenfondsen of aan de verzekeraars om de rendementsgarantie op de korrel te nemen. De wettelijke rendementsgarantie is een onderdeel van de pensioenbelofte die wij uitvoeren. Vanuit een puur financieel standpunt zou ik zeggen dat een garantie altijd een kostenplaatje heeft, dat ten koste gaat van het uiteindelijke rendement.”
“De wettelijke rendementsgarantie was ruim tien jaar geleden een compromis tussen de sociale partners. Het is een stukje uitgesteld loon, waarin werknemers vertrouwen moeten hebben. We hadden toen nog maar net de dotcomcrash achter de rug. Als de rendementsgarantie herbekeken moet worden, dan moet dat gebeuren in het overleg tussen de sociale partners. Je moet je alleen afvragen welke aantrekkingskracht de opbouw van een aanvullend pensioen nog heeft, als de werknemer niet eens zeker is dat zijn kapitaal gelijke tred houdt met de stijgende levensduurte.”
Worstelen de pensioenfondsen ook om te voldoen aan de wettelijke rendementsgarantie?
Philip Neyt: “In de eerste jaarhelft presteerden zowat alle activaklassen sterk: aandelen, obligaties, vastgoed,… De rendementen van de pensioenfondsen zullen navenant zijn, want ze boeken hun activa aan marktwaarde. Maar voor pensioenfondsen is het rendement op de zeer lange termijn belangrijk. Dat de pensioenleeftijd stelselmatig opgetrokken wordt, is een goede zaak voor ons als belegger. Hoe langer de termijn, hoe beter je beleggingen kan spreiden over activaklassen en hoe beter de rendementen op de lange termijn.
“Het is wel belangrijk een onderscheid te maken tussen de wettelijke rendementsgarantie en het jaarlijks gegarandeerde rendement in verzekeringscontracten. Het eerste is een engagement op de zeer lange termijn, het tweede is een commercieel product waarin elk jaar een rente en eventueel een winstdeelname wordt uitgekeerd. Er staat nergens in de wet dat er elk jaar een bepaald rendement gehaald moet worden.”
De verzekeraars stellen als alternatief een variabele rendementsgarantie voor, geënt op de tienjarige Belgische rente. Is dat in uw ogen een goede oplossing?
Philip Neyt:“Ik vraag mij af of de Belgische tienjaarsrente veel houvast biedt op de zeer lange termijn. In november 2011 schuurde de Belgische rente zelfs even langs 6 procent. Vandaag zitten we rond 1,3 procent. Wie weet hoe de obligatiekoersen de komende drie jaar evolueren? Hoe ga je zo vertrouwen wekken in de broze tweede pijler van het pensioen?
“Je kan zeker discussiëren over het niveau van de wettelijke rendementsgarantie. Uiteindelijk is die redelijk arbitrair bepaald, op basis van een verwachte inflatie op de lange termijn van om en bij 2 procent. Ik ga mij vandaag zeker niet uitspreken over het wenselijke niveau, maar ik heb al eerder gezegd dat werknemers vertrouwen moeten hebben dat hun geld over veertig jaar nog evenveel waard is. Ik heb er alle begrip voor dat het engagement van de werkgever voor nieuwe pensioenplannen nu erg hoog ligt, en dat hij zijn verplichtingen volledig wil afdekken via een verzekeringsproduct. En ik begrijp ook dat het moeilijk werken is voor verzekeraars in een klimaat van aanhoudend lage rente. Maar je kan niet om de haverklap die wettelijke rendementsgaranties veranderen. Het moet iets tastbaar zijn, iets wat de mensen kunnen begrijpen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier