Tim De Meyer (Internationale Arbeidsorganisatie): ‘De markt lost niet alle problemen op’
Nee, we moeten ons niet neerleggen bij het primaat van de technologie op de arbeidsmarkt. En ja, misschien is de vrijhandel de voorbije jaren wel iets te ver doorgeschoten. Onze politici hebben nog huiswerk, stelt Tim De Meyer, de hoofdadviseur internationale arbeidsnormen bij de Internationale Arbeidsorganisatie.
Weinig landgenoten kunnen met evenveel gezag en expertise over de wereldwijde evolutie van werk en arbeidsnormen praten als Tim De Meyer. Na een lange carrière bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in het Verre Oosten, onder meer in China en Mongolië, werkt De Meyer nu op de hoofdzetel van de Internationale Arbeidsorganisatie in Genève. Hij hoedt zich voor overdreven pessimisme over de Belgische arbeidsmarkt, maar vindt wil dat we de onzekerheid beter moeten kanaliseren.
De economie deed het de voorbije jaren uitstekend en nooit eerder waren er in ons land zoveel mensen aan de slag. Toch maken we ons massaal zorgen over de toekomst van onze job. Wordt die onzekerheid het nieuwe normaal?
TIM DE MEYER. “Nee, ik vind niet dat we ons daar zomaar bij moeten neerleggen. We hebben de vrijheid keuzes te maken. Neem de impact van technologie: de geschiedenis heeft ons geleerd dat de inzet daarvan ook tot productiviteitsstijgingen leidt. De keerzijde van de medaille is dan weer dat daardoor ook meer flexibiliteit wordt verwacht van werknemers, en dat zij zich almaar frequenter moeten bijscholen. We moeten er niet flauw over doen: dit soort transities loopt doorgaans niet van een leien dakje en dus moeten we tegelijk ook zwaar investeren in voldoende sociale bescherming om mensen de tijd te geven die overgang te maken. Ik zie dus ook kansen: jongere werknemers kunnen nieuwe vaardigheden verwerven, oudere werknemers kunnen nieuwe ervaringen opdoen en daardoor misschien ook langer aan het werk blijven. Ik ben dus niet zo negatief over de evolutie op onze arbeidsmarkt.”
Vrijhandel heeft ons heel wat opgeleverd, maar anno 2019 moeten we misschien de vraag durven te stellen of we niet te vlug en te ver doorgeschoten zijn
Stelt u het nu niet heel rooskleurig voor? Technologie neemt heel wat repetitieve menselijke handelingen over, omdat de algoritmen het veel sneller, productiever en accurater kunnen. Dat leidt sowieso toch tot banenverlies?
DE MEYER. “Dat klopt, maar net de gevolgen die u schetst, moeten tot meer overleg, begeleiding en sociale bescherming leiden. Dat is wat ik bedoel met keuzes maken. De politiek moet harder inzetten op flankerende maatregelen. Als politici daarin hun verantwoordelijkheid niet opnemen, zullen ze op termijn hun eigen maatschappelijke rol ondergraven. Dat zien we overigens al gebeuren in een aantal Europese landen.”
De globalisering en de digitalisering helpen politici niet bij die taak. Het was voor bedrijven nooit zo eenvoudig activiteiten te verhuizen naar landen waar de regels minder streng zijn.
DE MEYER. “Daar heb je deels een punt, maar we mogen niet vergeten dat politici ook een vinger in de pap hebben als het over die marktverschuivingen gaat. Vrijhandel of de verdere liberalisering van de handel zijn puur politieke beslissingen. Al die vrijhandelsverdragen komen er niet zomaar, en de vraag is of we soms niet wat meer op de rem moeten gaan staan. Of ons een stuk assertiever opstellen bij de bepaling van de sociale clausules die in haast alle vrijhandelsverdragen opduiken.
“Toegegeven, het is een tweesnijdend zwaard. Als elders efficiënter kan worden geproduceerd, scheppen we daar ook nieuwe werkgelegenheid en dragen we zo bij tot de stabiliteit van het internationale economische systeem. Bovendien kunnen we die producten hier dan ook goedkoper op de markt brengen. Essentieel is de vaststelling dat de meeste mensen echt wel willen werken en dat arbeid vaak ook heel zingevend is. Het komt er dus op aan die arbeid voldoende duurzaam te houden. Ik merk dat daar steeds meer aandacht aan wordt besteed.”
Arbeidsnormen evolueren constant, maar hoe afdwingbaar zijn die normen in een globale economie?
DE MEYER. “De IAO heeft altijd het principe gehanteerd dat geen enkel land ertoe gedwongen kan worden internationale verdragen over arbeidsnormen – gaande van de gemiddelde arbeidsduur tot de aandacht voor veilige werkomstandigheden – te ratificeren. Elk land moet eerst voor zichzelf uitmaken of het de capaciteit heeft om die verdragen ook toe te passen. Toch zien we dat een aantal universele normen – bijvoorbeeld over het verbod op kinderarbeid of over vakbondsvrijheid – gaandeweg ook een groot politiek en commercieel belang hebben gekregen. 187 van de 194 lidstaten van de Verenigde Naties zijn ook lid van de IAO, en er bestaat almaar grotere consensus dat elke lidstaat toch minstens de beginselen van sommige arbeidsnormen moet respecteren. Zeker de multinationals die in groeilanden investeren, zijn in toenemende mate ook bezorgd om hun reputatie en voeren de druk mee op.”
Kunnen en moeten we handelsverdragen dan ook als een hefboom gebruiken om de meest universele arbeidsnormen wereldwijd afdwingbaar te maken?
DE MEYER. “Die trend zet al enige tijd stevig door. Handelsverdragen en de sociale clausules die ze vaak bevatten, zijn een belangrijke trigger geworden om arbeidsomstandigheden te verbeteren. Je kan niet verwachten dat landen met een veel lager ontwikkelingsniveau arbeid al even streng gereglementeerd hebben als België, maar de rol van de privésector daarin is wel al veel groter geworden. In die zin heeft de globalisering ongetwijfeld een positieve impact gehad. Al moet ik met twee woorden spreken: het land van herkomst van een multinational is daarin bijzonder belangrijk. Vooral Europese multinationals hebben veel aandacht voor de werkomstandigheden in goedkope productielanden. Amerikaanse en Japanse multinationals liggen daar al iets minder wakker van, en voor multinationals uit nieuwe Aziatische groeilanden is die focus het kleinst.”
Welke internationale arbeidsnormen liggen wereldwijd nog het felst onder vuur?
DE MEYER. “Ik denk dat de vakbondsvrijheid en het recht op collectieve onderhandelingen het sterkst ter discussie staan. In landen met een jonge of nog helemaal geen democratie zijn er nog veel twijfels over het nut en de meerwaarde daarvan. Vaak hangt het ook af van de economische ontwikkelingsfase waarin een land zit. Ik heb flink wat jaren in China doorgebracht en merk dat het land op een tweesprong staat. Het systeem dat China de voorbije jaren hanteerde, heeft het land op relatief korte tijd een grote mate van economische ontwikkeling opgeleverd. Nu dringt zich een nieuwe uitdaging op: hoe doen we onze mensen niet langer harder, maar vooral slimmer en efficiënter werken? Hoe helpen we onze bedrijven bij de introductie van de allernieuwste technologie, om beter en sneller te innoveren? De Chinezen zijn er nog niet volledig uit of sociaal overleg hen daarbij kan helpen, maar de vraag komt er stilaan wel op tafel. Economische groei kan daar op termijn dus wel toe bijdragen, en dat is natuurlijk goed nieuws. Mensen tachtig uur per week doen werken, dat brengt je ergens, maar op een gegeven moment loopt de menselijke kostprijs zo hoog op dat je commercieel tegen een plafond aanbotst.”
In Azië zijn werknemers bereid zware sociale offers te brengen om vooruit te komen. Hebt u nooit het gevoel dat wij onszelf hier in de voet dreigen te schieten door al te zwaar te focussen op de kwaliteit van ons werk of van onze arbeidsomstandigheden?
DE MEYER. “Ik heb niet de indruk dat we een achterhoedegevecht leveren, omdat onze economie een stuk minder dynamisch zou zijn. Voor innovatie bijvoorbeeld doen wij het meestal nog een stuk beter dan de Aziaten, en dat is grotendeels te danken aan onze sociale verworvenheden. Dat vertaalt zich bijvoorbeeld in zeer kwaliteitsvol onderwijs voor zowat iedereen.”
Dreigen we die voorsprong niet snel kwijt te spelen?
DE MEYER. “Als een model onder druk komt te staan, komt het erop aan je tijdig te herpositioneren. Dat is precies wat vrijhandel doet: je stoot activiteiten af en tracht beter uit de verf te komen met andere, innovatieve activiteiten. Net de grotere internationale blootstelling zet ons onder druk om werknemers hier andere richtingen uit te duwen en hen daarin te begeleiden.”
Moeten we onze arbeidsmarkt dan niet dringend sneller en diepgaander hervormen?
DE MEYER. “Ik heb de indruk dat onze politici die bijzonder complexe uitdaging soms niet voldoende kunnen inschatten. Bovendien blazen we internationaal soms ook warm en koud als het over die arbeidsmarkt gaat. Zo pleit het laatste rapport van de Wereldbank opnieuw voor meer deregulering. Voor bepaalde categorieën van werknemers kan die deregulering – bijvoorbeeld voor arbeidsduur – wellicht een zeker competitief voordeel opleveren, maar wat dan met de sociale cohesie en de internationale normering waar wij al zo lang voor vechten?”
Een andere opvallende arbeidstrend is de evolutie richting flexibele statuten en de aanhoudende stijging van het aantal freelancers in steeds meer sectoren. Moeten we ons daar zorgen over maken?
DE MEYER. “Ik vind van wel, al was het maar omdat die statuten vaak ook minder toegang bieden tot bijvoorbeeld sociale zekerheid. Dat leidt dan weer tot een grotere sociale ongelijkheid, stijgende armoede in bepaalde sectoren en zelfs sociale onrust. Op korte termijn heeft die flexibilisering wellicht voordelen voor sommige bedrijven of sectoren, maar op langere termijn betalen we daar als maatschappij ongetwijfeld de prijs voor.”
De hamvraag is in welke mate Belgische beleidsmakers nog echt impact hebben op die trends. Over een verdere liberalisering van de handel en de arbeidsmarkt is amper nog discussie.
DE MEYER. “Vrijhandel heeft ons heel wat opgeleverd, maar anno 2019 moeten we misschien de vraag durven te stellen of we niet te vlug en te ver doorgeschoten zijn. Dat is een vaststelling die ik – met 25 jaar bij de IAO op de teller – toch almaar vaker maak. De markt kan niet de oplossing zijn voor alle problemen. Ik heb het gevoel dat dat besef stilaan ook in Europa begint door te dringen. De Europese Unie kan op dat gebied zeker een voortrekkersrol spelen. Een concreet voorbeeld is het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Vietnam, dat nu op tafel ligt. De sociale clausules daarin zijn de stevigste die ik in de loop van mijn carrière onder ogen heb gekregen. Al moet ik daar meteen ook aan toevoegen dat het werk nog verre van af is, zelfs als zo’n verdrag ondertekend wordt. Clausules opstellen en doen ondertekenen is één ding, ze ook nog afdwingbaar maken, is doorgaans nog heel andere koek. Een internationale organisatie als de IAO heeft die macht niet, de handelspartners die zo’n verdrag gebruiken, kunnen dat wel.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier