Ter herinnering: de Britse factuur van de brexit
Als de Britten in het referendum voor de Europese Unie hadden gekozen, was het omdat ze hun portemonnee hadden laten spreken. Maar dat hebben ze niet gedaan. Trends berekende enkele maanden geleden al wat een brexit zou kosten aan de Britse economie. Ter herinnering presenteren we nog eens de rekening.
Ter herinnering: (17/2/2016)
Britten, gebruik uw gezond verstand. Dat lijkt de eerbiedwaardige London School of Economics (LSE) te zeggen in haar studie van 2014 over de economische effecten van een brexit. “Withdrawing from the EU is a dangerous move for the UK”, schrijft de LSE. Ongeveer de helft van de Britse export gaat naar de Europese Unie. Die goederen en diensten krijgen nu vrije toegang tot de EU. Het verlies daarvan kan het Verenigd Koninkrijk, afhankelijk van het gevolgde scenario, 1,1 tot 3,1 procent van het bruto binnenlands product kosten, of ruwweg 25 tot 70 miljard euro per jaar.
“Die bedragen mag je niet beschouwen als een eenmalige kostprijs, je moet ze zien als een permanent verlies”, zegt Thomas Sampson, een van de auteurs van de studie. “Bij een brexit verliest de Britse economie een stuk van haar omvang, en dat verlies haalt ze in de volgende jaren niet meer op.”
De berekening houdt rekening met het wegvallen van de Britse bijdrage aan het EU-budget. Maar de negatieve effecten overklassen die meevaller. Zo zullen de Britse exporteurs invoertarieven moeten betalen aan de EU. In een optimistisch scenario zou het VK een akkoord kunnen sluiten met de EU om die tarieven reduceren tot nul. Maar dan nog zullen de Britten moeten opboksen tegen niet-tarifaire handelsbelemmeringen, zoals douaneformaliteiten en andere obstakels. En dat kost ook geld.
Niet-tarifaire handelsbelemmeringen wegen zelfs zwaarder dan invoerheffingen, oordeelt de LSE-studie. Daarom bouwen de EU-lidstaten hun onderlinge handelsbelemmeringen systematisch af. Andere westerse landen doen dat ook, maar in de EU gaat de afbouw sneller. Als niet-lidstaat zou het VK dat extra voordeel moeten missen. Dat gemiste voordeel kan, in een pessimistisch scenario weliswaar oplopen tot 2,55 procent van het Britse bbp. Het is de zwaarste kostenpost bij een brexit.
En kan het nog erger. De LSE maakte ook een berekening die belangrijke indirecte effecten in rekening brengt. Internationale handel bevordert bijvoorbeeld de wederzijdse uitwisseling van nieuwe technologie of verscherpt de concurrentie, zodat binnenlandse bedrijven meer innoveren. Dat verhoogt de productiviteit en dus de economische groei. Zulke effecten loopt het VK deels mis bij een brexit. Directe en indirecte effecten samen gerekend, zou het Britse nationaal inkomen een klap van 6,3 tot 9,5 procent kunnen krijgen, aldus de LSE-studie. Daarmee kom je in de buurt van de verliezen ten tijde van de financiële crisis van 2008-2009, toen het Britse bbp zowat 7 procent lager donderde.
Regelneverij
Dat is volgens eurosceptici geen probleem, want na een brexit zullen de Britse exporteurs zich des te meer kunnen richten op snelgroeiende landen als China en India, stellen zij. EU-voorstanders lachen dat argument weg. De vlakbij gelegen EU is voor de Britten een veel natuurlijker handelspartner dan het verre China of India.
Om zijn export zo veel mogelijk op peil te houden na een brexit, zal het VK vrijhandelsakkoorden moeten afsluiten met een lange reeks exportmarkten. Met de EU zal dat wellicht snel lukken. Maar waarom zou pakweg China zich moe maken voor een akkoord met de Britten? China praat liever met de EU, want dat is een veel grotere markt, zeggen de tegenstanders van een brexit. Misschien wel, geven de brexit-voorstanders toe, maar wie zegt dat de Britse diplomaten geen voordeliger voorwaarden uit de brand zouden kunnen redden dan de EU? De Britse onderhandelingspositie is niet slecht: veel landen hebben een handelssurplus met het VK, en willen dat graag zo houden.
Verlost van de Europese regelneverij zal het VK veel competitiever zijn, zo luidt een ander argument van de brexit-voorstanders. Het ING-rapport betwijfelt dat. Het EU-lidmaatschap heeft de Britten niet belet van hun arbeidsmarkt een van de meest flexibele ter wereld te maken. Hetzelfde geldt voor de Britse productmarkten, waar de regulering zelfs lichter is dan die van de VS, aldus indicatoren van de OESO. De Britten mogen niet vergeten dat veel Europese regels gericht zijn op de harmonisering van productnormen, wat de handel in de eengemaakte Europese markt juist versterkt.
Tussen Londen en Parijs
De Britse centrale bank waarschuwde er vorig jaar voor dat het VK na een brexit riskeert zijn positie als favoriete bestemming voor buitenlandse investeringen te verliezen. Buitenlandse investeringen brengen niet alleen banen met zich, maar ook nieuwe ideeën, technologieën en werkmethodes, stelt de Bank of England (BoE). Dat dynamiseert de economie.
Sinds de creatie van de eengemaakte markt in 1993 is het VK zowat altijd de topbestemming geweest voor buitenlandse investeringen in de EU, luidt het rapport van de BoE. Dat ligt aan pluspunten als de Britse rechtszekerheid en het Engels als wereldtaal. Maar ook de vrije toegang tot de Europese eengemaakte markt is een troef, zo antwoordde 72 procent van de investeerders in een enquête door de consultant EY vorig jaar. Veel buitenlandse bedrijven gebruiken het VK immers als platform voor export naar de rest van de EU.
Niet dat een multinational als Toyota de deuren van zijn Britse productievestiging meteen zou sluiten na een brexit. Dat zou te kostelijk zijn. Maar waarschijnlijk zullen zo’n vestigingen toekomstige investeringen mislopen, of terechtkomen boven aan de lijst voor sluiting bij een terugval van de wereldwijde vraag.
Ook de Londense City, een wereldcentrum van financiële diensten, heeft de EU nodig, meer dan het zelf wil toegeven, zegt Karel Lannoo, directeur van de denktank CEPS (Centre for European Policy Studies). “Tot zowat twintig jaar geleden hielden de financiële centra Londen en Parijs gelijke tred. Maar door de Britse financiële deregulering, de creatie van de eengemaakte Europese markt en het vooruitzicht op de euro groeide Londen uit tot Europees bruggenhoofd voor buitenlandse banken en investeringsfondsen, vooral van Amerikaanse origine. Dat was niet gelukt zonder het Europese paspoortregime voor financiële spelers. Zij hebben enkel de toelating nodig van één lidstaat om in de hele EU actief te mogen zijn.”
Volgens Lannoo zal een brexit de positie van de City zwaar aantasten, maar zijn argumenten maken geen indruk in Londen, zo ondervindt hij tijdens debatten. “Ik begrijp niet dat ze daar zo licht overgaan”, zegt Lannoo. “In Londen werken 360.000 mensen in de financiële dienstverlening, tegen 260.000 in Parijs. Bij een brexit zullen de Fransen alles doen om de leiderspositie te veroveren. Vergeet niet dat de gezamenlijke activa van de vijf Franse grootbanken die van de Britse kopgroep overtreft.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier