Steven Vanackere, het eerste interview als NBB-vicegouverneur: over de staatsbon, de overheidsfinanciën en de arbeidsmarkt

STEVEN VANACKERE “Ik wil het effect van de staatsbon dedramatiseren.” © FOTOGRAFIE FRANKY VERDICKT
Patrick Claerhout
Patrick Claerhout redacteur bij Trends

“Het kalf is nog niet verdronken. Maar als de volgende regering de noodzakelijke hervormingen opnieuw niet doorvoert, heeft dit land een probleem”, waarschuwt Steven Vanackere, die voor het eerst een groot interview geeft sinds het begin van zijn mandaat bij de Nationale Bank.

Het is de eerste keer sinds zijn benoeming tot directeur van de Nationale Bank in 2019 dat Steven Vanackere een groot interview geeft. De 59-jarige West-Vlaming werkt liever in de luwte. Studeren op zijn dossiers, vergaderingen tot in de details voorbereiden: het typeert de manier van werken van de oud-politicus en minister van Financiën. Intimi noemen hem een studax en een workaholic.

In 2021 werd hij benoemd tot vicegouverneur en intussen is zijn takenpakket geëvolueerd. Sinds het vertrek van Jean Hilgers zit onder meer het toezicht op de financiële sector in zijn portefeuille. Nu de staatsbon een kleine aardverschuiving heeft veroorzaakt bij de spaardeposito’s en veel banken waarschuwen voor de gevolgen, is hij de geschikte man om de situatie in te schatten.

De banken zagen bijna 22 miljard euro spaargeld naar de staatsbon vloeien. Hebben zij het onheil over zichzelf afgeroepen?

STEVEN VANACKERE. “De Nationale Bank gaf in haar jaarverslag begin dit jaar al aan dat een betere vergoeding van het spaargeld nodig was. Dat de hogere beleidsrentes van de Europese Centrale Bank (ECB) zo traag doorsijpelden, wekte verbazing. België is een land met een grote spaarcapaciteit. Andere landen benijden ons daarvoor. Voor de banken is dat spaargeld een stabiele financieringsbron, maar er is een ongeschreven contract dat daar voor de spaarder een faire vergoeding tegenover moet staan. Dus ja, ik vind dat de bankiers het een klein beetje aan zichzelf te wijten hebben.”

De banken voeren aan dat ze de spaarrente niet sneller konden optrekken, omdat ze met een historische kredietportefeuille zitten die nog tegen een lage rente is opgebouwd.

VANACKERE. “Ik geef toe dat hun argumenten gedeeltelijk kloppen. België is een land waar 90 procent van de hypothecaire leningen tegen een vaste rentevoet wordt toegekend. Dat is een luxe voor de kredietnemers. In Finland bijvoorbeeld is dat omgekeerd. Daar moeten gezinnen uitkijken naar de beslissing van de ECB om in te schatten hoeveel ze de volgende maand moeten besteden aan de afbetaling van hun huis. Bij ons nemen de banken het renterisico op zich.”

Niettemin hadden ze meer kunnen en moeten doen voor de spaarder?

VANACKERE. “Ja, en dat heb ik nog eens beklemtoond bij de presentatie van het Financial Stability Report (het rapport van de Nationale Bank over de financiële stabiliteit van banken en verzekeraars, nvdr) eind mei. De banken hadden marge om de spaarder een betere rentevergoeding te bieden. Dat blijkt ook uit de prima resultaten die ze kunnen voorleggen over de eerste helft van 2023. De banken hebben 1,4 miljard euro meer rente-inkomsten geboekt dan een jaar eerder, waardoor ze 1 miljard euro extra winst hebben gemaakt.”

De banken kunnen onmogelijk 2,8 procent op het spaarboekje bieden. Maar ze kunnen wel meer bieden dan vandaag.

Was de staatsbon een goede manier om de banken uit hun kot te lokken?

VANACKERE. “Dat gebeurde het best op die manier dan via een wettelijk ingrijpen, vinden wij als Nationale Bank. Dat idee heeft gecirculeerd, maar daar hebben wij een negatief advies over gegeven. Een wettelijk initiatief houdt onvoldoende rekening met de grote diversiteit aan banken in ons land. Het risico bestond dat klassieke spaarbanken dan harder getroffen werden dan de gediversifieerde grootbanken. Bovendien, als je een minimale rentevergoeding vastlegt, is er een trend om naar dat minimum te gaan en wordt de spaarrente geen zaak meer van het commerciële beleid van de banken maar van de politiek. Dan krijg je toestanden dat tijdens het vragenuurtje in het parlement druk wordt uitgeoefend op de regering om de spaarrente te verhogen.

“Minister van Financiën Vincent Van Peteghem is er met de staatsbon in geslaagd de markt op te schudden door een stuk liquiditeit uit de markt te halen. De banken hadden meer dan voldoende liquiditeiten om in de kredietvraag te voorzien. Wat ertoe leidde dat ze zich niet geroepen voelden om te knokken voor het spaargeld. Ik denk dat de staatsbon dat veranderd heeft en dat de bankiers hun lesje geleerd hebben.”

22 miljard is een heel hoog bedrag. Gaat dat de banken niet in de problemen brengen?

VANACKERE. “Nee, hun liquiditeitsratio’s zijn goed. 21,9 miljard euro komt overeen met 7,5 procent van het geld dat op de spaarrekeningen stond. Dat geld is minstens voor een jaar weg. Dat is een flinke stresstest. Maar de sector is sterk genoeg. Ik wil het effect van de staatsbon dedramatiseren. Het is niet omdat een bank aanklopt bij de ECB dat ze een probleem heeft. Vorige week hebben dertig financiële instellingen voor 7 miljard liquiditeiten opgevraagd bij de ECB. Dat is volstrekt normaal.”

Is een nieuwe staatsbon eind dit jaar een goed idee?

VANACKERE. “Ik herhaal wat gouverneur Pierre Wunsch zei: elke maand zo’n uitgifte van die omvang zou geen goed idee zijn. Men heeft daarvan in de media gemaakt dat een tweede staatsbon niet voor herhaling vatbaar is, maar dat heeft hij nooit beweerd. Ik ga ervan uit dat er binnen de drie maanden een nieuwe staatsbon gelanceerd wordt. De vraag is tegen welke voorwaarden dat zal gebeuren. Want de belangstelling was deze keer nooit gezien. Tot voor kort hadden de Belgische gezinnen voor 1,5 miljard euro Belgisch staatspapier in portefeuille. Dat is nu maal 15 gegaan.”

En vanuit het standpunt van het beheer van de overheidsschuld?

VANACKERE. “We hebben in elk geval een signaal gegeven aan de financiële markten: als je ooit België in het vizier neemt, weet dan dat we een grote financieringscapaciteit in eigen land hebben. België mag dan een armlastige overheid hebben, we hebben wel rijke inwoners. Nog nuttiger was geweest een staatsbon op drie of vijf jaar uit te geven. Want je geld een jaar afgeven terwijl de risico’s beperkt zijn, is vrij makkelijk. Dat is je verloven, maar niet trouwen. Je geld voor drie of vijf jaar uitlenen, dát zou pas een blijk van vertrouwen van de bevolking zijn.”

Kunnen we er nu op rekenen dat de spaarrente snel omhooggaat? Want de banken lijken nog altijd op de rem te staan.

VANACKERE. “We moeten eerlijk zijn: banken kunnen onmogelijk 2,8 procent rente bieden op het spaarboekje. Maar ze kunnen wel meer bieden dan vandaag het geval is. En wat ze ook kunnen, is hun alternatieven, zoals termijnrekeningen, beter in de etalage zetten. Dat hebben ze nagelaten. Ze waren onvoldoende transparant over die producten en de rentes. En ze hebben erop gespeculeerd om de verhogingen van de spaarrente via de getrouwheidspremie te laten lopen en niet via de basisrente. Daardoor moeten klanten een jaar wachten op een hogere opbrengst. Ook daar kunnen de banken iets aan doen als ze het vertrouwen willen herstellen.”

Waarom activeerde de Nationale Bank net nu de contracyclische kapitaalbuffer, waardoor banken meer kapitaal moeten aanhouden?

VANACKERE. “Die buffer moet je zien als een veiligheidsspaarpot. Hij wordt opgebouwd in goede tijden om vrijgegeven te worden op moeilijke momenten. De voorzieningen van de banken staan nu op het niveau van voor de pandemie, maar er liggen nog heel wat risico’s op de loer. Denk aan de leegstand in het commercieel vastgoed, de mogelijk overgewaardeerde beurzen, de hoge huizenprijzen en het gemiddeld povere energielabel van ons vastgoed. Daarnaast zijn er enkele onderliggende trends, zoals China dat steeds beter wordt in de autosector en dat de Duitse autobouwers het vuur aan de schenen legt. We zijn geen deelstaat van Duitsland, maar onze economie is wel heel afhankelijk van de Duitse. Er is geen ruimte voor zelfgenoegzaamheid. Het is nu een goed moment om een spaarpot aan te leggen.”

De Belgische economie heeft de voorbije jaren toch bewezen dat ze voldoende weerbaar is tegen crisissen?

VANACKERE. “In tijden van crisis presteert de Belgische economie beter dan in de buurlanden. Dat danken we aan onze sterke automatische stabilisatoren. Denk aan het systeem van de tijdelijke werkloosheid, de automatische loonindexering en andere steunmaatregelen van de overheid. Deze keer droegen ook de werkgevers bij, door hun personeelsbestand intact te houden. Ze hadden schrik om in betere tijden geen goede krachten meer te vinden. Dat heeft de koopkracht in België beter beschermd dan in andere landen en vertrouwen gegeven aan de gezinnen. We zouden onszelf kunnen feliciteren dat we het goed doen in crisistijd, maar de keerzijde is dat we minder presteren als het goed gaat. Een opeenvolging van crisissen geeft ons daarom het valse gevoel dat het goed zit met de Belgische economie.”

In België is de volgende jaren geen ruimte voor reële loonsverhogingen

Betalen we niet een hoge prijs voor die steunmaatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van een tanende concurrentiekracht?

VANACKERE. “De inflatieopstoot en de automatische loonindexering levert België per definitie een tijdelijk hogere loonkostenhandicap op. We schatten die op 4,8 procent tegenover onze drie grote buurlanden. Hoe tijdelijk die handicap is, hangt af van het tempo van de loonsverhogingen in de buurlanden. In België is er de volgende jaren geen ruimte voor reële loonsverhogingen. En de tijdelijke loonhandicap kan structurele gevolgen hebben als buitenlandse investeerders erdoor wegblijven. We lopen ook het risico dat, als de hoge inflatie plakkerig is, de automatische loonindexering een loonprijsspiraal op gang trekt.”

STEVEN VANACKERE “België is Europa in het klein.”
STEVEN VANACKERE “België is Europa in het klein.” © FOTOGRAFIE FRANKY VERDICKT

Ook de overheidsfinanciën zijn het kind van de rekening. Dringen zich besparingen en hervormingen op, zoals een echte pensioenhervorming?

VANACKERE. “De vergrijzing krijgt veel te weinig aandacht in het politieke debat. Op lange termijn, richting 2070, zitten we nog altijd op een bom. Op korte termijn stijgt de factuur van de vergrijzing met 0,2 procent van het bruto binnenlands product per jaar. Dat is dus, als we niet ingrijpen, 2 procent extra in tien jaar, boven op alle andere extra uitgaven die de overheid boven het hoofd hangen. Let wel: er zijn de voorbije jaren stappen gezet die sociaal soms moeilijk te accepteren zijn. Die inspanningen kun je niet wegwuiven. Maar andere democratische landen in onze omgeving zijn verder gegaan. Ofwel door meer mensen aan te moedigen om langer te werken, ofwel door de royalere pensioensystemen af te toppen.”

Kunnen er op federaal niveau nog spijkers met koppen geslagen worden?

VANACKERE. “Een groot deel van de uitgaven gebeurt op het niveau van de deelstaten. De marges voor de federale overheid om te besparen in haar kernbevoegdheden zijn flinterdun geworden. Het probleem is dat er in dit land geen hiërarchie bestaat. De federale minister van Financiën moet de Europese Commissie beloven dat de begroting op orde zal zijn, maar de minister kan de deelstaten enkel uitnodigen om dat te onderschrijven. Als België een meerjarenbegroting stuurt naar Europa, nemen de deelstaten daar de jongste jaren – hou je vast – ‘akte van’. Wat een engagement! Er moet een beter samenwerkingsakkoord met échte engagementen tussen de verschillende beleidsniveaus komen.”

Is de combinatie van een begrotingstekort, een hoge overheidsschuld en de verder oplopende vergrijzingskosten een bedreiging voor dit land?

VANACKERE. “Op korte termijn moeten we niet paniekerig doen. De overheidsschuld is door het Agentschap van de Schuld op lange termijn gefinancierd. Dat biedt de politiek de mogelijkheid om maatregelen te nemen die pas over enkele jaren vruchten afwerpen. Als we op een geloofwaardige manier streven naar een begrotingstekort dat duurzaam onder 3 procent blijft, vertaalt zich dat in een lichte daling van de schuldgraad en is er geen reden om overdreven te stressen over de overheidsfinanciën. Het kalf is nog niet verdronken. Maar als een volgende regering de noodzakelijke hervormingen opnieuw niet uitvoert, komen we wél in het vizier van de financiële markten of de Europese Commissie.”

Er moet een beter samenwerkingsakkoord met échte engagementen tussen de verschillende beleidsniveaus komen

Als we cynisch zijn, doen we toch gewoon een beroep op de kapitaalkrachtige spaarder en geven we nog eens een staatsbon uit?

VANACKERE. “We hebben die troefkaart, maar politici kunnen zich er niet achter verschuilen om hervormingen uit te stellen. Overigens bood het expansieve geldbeleid van de ECB daarvoor de voorbije jaren een nog groter alibi. Voorzitter Mario Draghi verklaarde letterlijk dat hij daarmee tijd kocht voor het beleid. Ik laat uw lezers oordelen of die tijd nuttig besteed is. Maar er is nog tijd. Om Herman Van Rompuy te citeren: we gaan vooruit met de rug tegen de muur en met de neus boven de afgrond. België is in dit opzicht Europa in het klein. We hebben de capaciteit om stappen te zetten als het echt nodig is. Daarom is het belangrijk dat het maatschappelijk debat de volgende maanden, in de aanloop naar de verkiezingen van 2024, verschuift naar wat echt van tel is in plaats van zich bezig te houden met faits divers.”

Horen we daar wrevel over de politiek en de media?

VANACKERE. “Als ik voor één ding mag pleiten: laat ons de maatschappelijke discussie zindelijk, correct en met kennis van zaken voeren. Als ik zie hoe dat in andere landen gaat, dan denk ik soms ‘waauw!’ In België is vaak geen ruimte meer voor diepgaande gesprekken. De media hebben dat format opgegeven. De kwaliteit van het maatschappelijk debat ligt bij ons lager dan in andere democratieën en dat is niet altijd in het voordeel van de meest serieuze politici. Ik heb het gevoel dat het allemaal niet te moeilijk mag zijn. Einstein heeft ooit gezegd: ‘Je moet de dingen zo simpel mogelijk uitleggen, maar niet simpeler dan dat.’ Als je dingen simpeler uitlegt dan mogelijk is, gaat er iets verloren.”

STEVEN VANACKERE “Iemand die slechts enkele uren per week werkt, neemt óók deel aan de arbeidsmarkt.”
STEVEN VANACKERE “Iemand die slechts enkele uren per week werkt, neemt óók deel aan de arbeidsmarkt.” © FOTOGRAFIE FRANKY VERDICKT

U was zelf politicus. Waar schort het aan? Durf? Verantwoordelijkheidszin?

VANACKERE. “Ik heb er een broertje dood aan als mensen die uit de politiek zijn gestapt eens komen uitleggen hoe het moet. Dat wil ik dus niet doen, want ik zou het zelf ook niet hebben aanvaard. Mijn politieke carrière is voorbij. Maar je zou hopen dat politici het lef hebben om te zeggen: ik heb een mandaat van vier jaar, ik ga nu werkelijk doen wat nodig is, ook al maak ik mij daar niet populair mee. Vandaag dringen hervormingen zich op om ons model van automatische stabilisatoren in stand te houden. Je weet als politicus dat de kiezer je hoe dan ook op een keer beu zal raken, dus dan kun je evengoed meteen goed werk leveren. Accepteer dat je niet lang in de gunst zal blijven en dat het daarna voorbij is. En doe de dingen die nodig zijn.”

Het verhogen van de activiteitsgraad is een van de zaken die noodzakelijk zijn. Maar hoe realiseer je dat?

VANACKERE. “Ik wil het feestje niet verpesten, maar alle experts en instellingen zijn het erover eens: de werkgelegenheidsgraad zal tegen 2030 géén 80 procent bedragen. Het Planbureau bijvoorbeeld houdt het op 74 procent in 2028. Met die kanttekening: iemand die slechts enkele uren per week werkt, neemt óók deel aan de arbeidsmarkt. Daar hebben we te weinig aandacht voor. We benijden Nederland om zijn hoge werkgelegenheidsgraad, maar vergeten dat een groot deel van de bevolking niet voltijds werkt. Als we kijken naar het totaal aantal gepresteerde uren, scoort België even goed als Nederland. Wij hebben echter de gewoonte, om niet te zeggen de obsessie, om een baan te zien als een fulltime-arbeidsplaats. Wij persen een beperkte groep uit tot ze een burn-out hebben, terwijl de werklast in Nederland gespreid wordt over een groter deel van de bevolking. Idem dito voor de Scandinavische landen. In termen van welzijn op het werk en de balans tussen leven en werk, zijn dat wegen die ook wij meer moeten bewandelen.”

De mannen moeten eindelijk eens wat meer in het huishouden doen

Als ondervoorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid hebt u deeltijdse arbeid, eventueel in combinatie met een gedeeltelijke uitkering, als een mogelijke oplossing naar voren geschoven. Hoe waren de reacties?

VANACKERE. “De vakbonden kijken argwanend naar een parttimebaan, alsof dat geen echte baan zou zijn. En de werkgevers voeren aan dat halftijds werk moeilijker te organiseren is. Maar voor bepaalde categorieën inactieven, zoals zestigplussers, eeuwige studenten of vrouwen van buiten de Europese Unie die zich geen plek op de arbeidsmarkt kunnen voorstellen, is een parttimebaan wel degelijk een mogelijke oplossing. Dat is een haalbare instapkans, in plaats van hen voor de keuze te stellen: een fulltimebaan of niets.”

Moet de fiscale druk op arbeid, vooral op de laagste lonen, niet naar beneden, zodat het inkomensverschil tussen werken en niet werken groter wordt?

VANACKERE. “Zo komen we bij de hamvraag of we een fiscale hervorming nodig hebben. Ja, die is nodig, en hopelijk komt die er ooit, maar de Nationale Bank komt niet op het speelveld van de politiek. Een fiscale hervorming is een kwestie van een herverdeling van de lasten, want gelet op de budgettaire situatie van het land, moeten we erkennen dat een loutere belastingverlaging niet mogelijk is. Ik heb veel eerbied voor de politici die zich daarmee bezighouden, want eigenlijk moeten ze beslissen wie of welke activiteit ze meer zullen laten betalen, zodat ze de belastingen op arbeid selectief zouden kunnen verlagen.”

Wat moet er gebeuren om vrouwen meer kansen op de arbeidsmarkt te geven? De Hoge Raad schreef er dit jaar nog een uitgebreid rapport over.

VANACKERE. “Het heeft met opleidingskeuzes en stereotypen te maken. Maar het antwoord ligt ook buiten de arbeidsmarkt. De mannen moeten eindelijk eens wat meer in het huishouden doen. De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen is gevoelig verbeterd, maar er is nog ruimte voor verbetering. Dat heeft te maken met een faire verdeling van de huishoudelijke taken én met de beschikbaarheid van kinderopvang. Het belang van goede kinderopvang kan niet genoeg worden onderstreept, vooral voor zeer kwetsbare groepen als alleenstaande ouders, meestal de mama’s. Wij maken het hen bijna onmogelijk om een baan en zorg voor de kinderen te combineren.”

Bio

• Geboren in Wevelgem in 1964

• Licentiaat in de rechten (1987) en de economische wetenschappen (1988). Master in de filosofie (2015) en in de geschiedenis (2019)

• Politicus voor cd&v. Werkte op de kabinetten van Herman Van Rompuy en Jos Chabert. Vlaams volksvertegenwoordiger (2004) en Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2007)

Vicepremier van de Belgische federale regering (2008-2013). Minister van Buitenlandse Zaken (2009-2011) en minister van Financiën (2011-2013)

• Directeur van de Nationale Bank van België (2019) en sinds 2021 vicegouverneur.

Partner Content