Nationale Bank: begrotingstekort daalt naar 1 procent van het bbp

Jan Smets, gouverneur van de NBB © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Het begrotingstekort is in 2017 geslonken van 2,5 naar 1 procent van het bbp. Dat staat in het jongste jaarverslag van de Nationale Bank. Een gevolg van dalende rentelasten, beheersing van de primaire uitgaven en gestegen inkomsten, vooral uit de vennootschapsbelasting. De bedrijven helpen dus aardig mee aan de begrotingssanering.

De overheidsfinanciën waren zowat de hele legislatuur de zwakke flank van de regering-Michel. De Zweedse coalitie had zich vooropgesteld om tegen 2018 een begroting in evenwicht voor te leggen, maar die doelstelling werd al snel verlaten.

In 2016 klokte het begrotingstekort af op 2,5 procent van het bbp. Een beperkte daling in vergelijking met de 3,1 procent in 2014.

Maar vorig jaar daalde het begrotingstekort plots aanzienlijk, blijkt uit het jaarverslag van de Nationale Bank: van 2,5 procent van het bbp naar 1 procent.

Het structureel tekort (het begrotingssaldo gecorrigeerd voor conjunctuureffecten en eenmalige maatregelen) daalde van 2,1 procent van het bbp naar 1,2 procent van het bbp.

Voor het eerst sinds jaren liep de overheidsschuld terug, namelijk met 3 procentpunt tot 102,8 procent van het bbp. Het primair overschot – het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven zonder de rentelasten – liep op tot 1,5 procent van het bbp. Dat is het hoogste niveau sinds 2008.

2,4 miljard euro extra uit vennootschapsbelasting

De Nationale Bank noemt verschillende redenen voor de verbetering van het overheidsfinanciën. Ten eerste is er de daling van de rentelasten: in 2015 bedroegen die nog 3 procent van het bbp, vorig jaar was dat 2,5 procent.

Een belangrijke factor is de verbeterde conjunctuur, die leidt tot een sterke banengroei en dus een daling van uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen (1,2 procent van het bbp in 2017 tegen 1,4 procent in 2016) en een toename van de fiscale inkomsten (van 43,8 procent van het bbp in 2016 naar 44,2 procent in 2017).

De aantrekkende economie doet vooral de inkomsten uit de vennootschapsbelastingen toenemen. Die nemen toe van 3,4 procent van het bbp naar 4 procent. Of een stijging met 2,4 miljard euro richting 16 miljard euro.

De inkomsten stijgen omdat bedrijven meer winsten boeken, maar ook omdat de voorafbetalingen van de bedrijven fors toenemen. En daar komt volgens de Nationale Bank niet direct een einde aan: “De toename van de voorafbetalingen kan deels worden verklaard door de grotere belastingvermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen. Het basistarief van de belastingverlaging werd voor de voorafbetalingen van 2017 vermeerderd tot 2,25 procent. De hervorming van de vennootschapsbelasting voorziet een verdere verhoging tot 6,75 procent vanaf 2018. Er mag dus worden verwacht dat het aandeel van de voorafbetalingen in 2018 verder zal stijgen.”

Voorts heeft de minder aantrekkelijke notionele-intrestaftrek de inkomsten van de vennootschapsbelasting doen stijgen. De bedrijven hebben vorig jaar dus een stevige bijdrage geleverd aan de gezondmaking van de overheidsfinanciën.

Een andere bijdrage aan de sanering van de begroting komt van beheersing van de primaire uitgaven. Die zijn vorig jaar voor het eerst sinds de Grote Recessie van 2009 onder 49,7 procent van het bbp gezakt.

Begrotingsevenwicht in 2020

Toch waarschuwt gouverneur Jan Smets dat men niet op zijn lauweren mag rusten. “De goede economische conjunctuur moet worden aangegrepen om buffers voor de toekomst aan te leggen en een structureel begrotingsevenwicht te boeken.”

Smets ziet de rentelasten de komende jaren verder dalen, maar ‘die daling zal minder snel verlopen dan tussen 2012 en 2017’.

Door de nog altijd hoge fiscale druk is inzetten op een sterke stijging van de overheidsontvangsten geen optie. “Het bereiken van een structureel evenwicht vergt daarom vooral nieuwe besparingen op de primaire uitgaven.”

De overheidsuitgaven in verhouding tot het bbp zijn sinds 2013 met 2,8 procent gedaald, maar ze blijven hoog in vergelijking met de rest van de Europese Unie.

In 2017 maakten de primaire uitgaven in het eurogebied 45,2 procent van het bbp uit. Dat was 4,5 procentpunt minder dan in België.

Sinds 2000 zijn de uitgaven in België met 7,3 procentpunt gestegen, dat is tweemaal zo sterk als in het eurogebied, terwijl het aanvangsniveau bijna gelijk was.

De opdracht voor de volgende regering is duidelijk: door lagere overheidsuitgaven snel een structureel begrotingsevenwicht bereiken. Volgens de Nationale Bank is een begrotingsevenwicht vanaf 2020 en een primair saldo van 2 procent van het bbp de aanbevolen manier om de vergrijzingskosten deels te financieren en de schuld sneller te laten dalen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content