Interprofessionele akkoorden schieten hun doel voorbij
De akkoorden tussen werkgevers en vakbonden konden de ontsporing van de loonkosten in het verleden niet wegwerken. Enkel de regering kon het, vaak via een loonstop.
Wie de evolutie van het interprofessioneel overleg van de voorbije drie decennia bekijkt, moet besluiten dat de loonkostenhandicap in periodes met een sociaal akkoord meer toenam dan in periodes zonder akkoord.
De Belgische loonkosten zijn voor het eerst echt uit de pas beginnen te lopen na de oliecrisis van 1974. Tussen 1974 en 1976 stegen de Belgische loonkosten ten opzichte van de vijf handelspartners met 25 procent. Omdat België toen — net zoals vandaag het geval is — een systeem van automatische loonindexering hanteerde stegen de lonen in die periode van toenemende inflatie heel sterk. De internationale concurrentiepositie van België werd zwaar aangetast en het sociale klimaat verziekte.
Tussen 1976 en 1985 werden dan ook geen interprofessionele akkoorden afgesloten. Dat betekent niet dat de loonkosten toen verder ontspoord zijn. Integendeel, de loonkostenhandicap van België nam toen zelfs een tijdlang stelselmatig af. De regering greep immers in op de loonvorming. In 1976 werd de loonindexering slechts gedeeltelijk toegepast en daarna volgende nog een aantal loonstoppen (1981, 1985-1986) en de devaluatie van 1982 die de Belgische economie opnieuw op het spoor moest zetten.
In 1986 werd weer een interprofessioneel akkoord afgesloten, onder andere onder druk van de regering. De daaropvolgende jaren kwam telkens een nieuw sociaal akkoord tot stand maar tussen 1986 en 1992 nam de Belgische loonkostenhandicap opnieuw toe, met zelfs 9 procent. En weer is het de regering die de Belgische economie een reddingsboei moet toewerpen.
Premier Jean-Luc Dehaene legde in 1993 de sociale partners zijn Globaal Plan op. De gezondheidsindex werd ingevoerd (een aantal producten die de gezondheid schaden worden uit de indexkorf geweerd) en voor 1995-1996 werd een loonstop ingevoerd.
In 1996 werd voor het eerst in tien jaar geen IPA afgesloten maar voerde de overheid wel de wet tot bevordering van het concurrentievermogen in. Die bepaalt dat de Belgische loonkosten niet uit de pas mogen lopen ten opzichte van de drie buurlanden. Het minste wat we 15 jaar later kunnen zeggen is dat de wet niet echt gewerkt heeft. De Belgische loonkostenhandicap gecorrigeerd voor productiviteit ten opzichte van de drie buurlanden is sindsdien opgelopen tot meer dan 6 procent. Nochtans voorziet de wet erin dat onze loonkosten niet sneller mogen stijgen dan in onze buurlanden.
Maar door de overschatting van de loonkostenevolutie in onze buurlanden en het feit dat sociale partners en regering verzuimd hebben om de loonontsporing te corrigeren, is de loonkostenhandicap toegenomen. Maatregelen zoals in de jaren tachtig toen de regering het laken naar zich toe trok om de Belgische competitiviteit te herstellen, zijn ook uitgebleven.
A.M.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier