Hans D’Hondt (FOD Financiën): ‘Neen, wij houden geen informatie achter voor minister Van Overtveldt’
Minister van Financiën Johan Van Overtveldt werd zwaar aangevallen door de oppositie toen tegenvallende belastinginkomsten de begroting hypothekeerden. Hans D’Hondt, topman van de federale overheidsdienst Financiën, zegt dat er niets aan de hand is.
“J’en ai marre.” Met die uitdrukking begon minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) einde september een opvallende brief op zijn website. De minister was het beu dat zijn rekenkundige kwaliteiten ter discussie werden gesteld door de oppositie en zelfs de regeringspartijen. Dat gebeurde omdat het gat in de begroting 4,2 miljard euro groot was, en niet 2,4 miljard zoals de federale regering had berekend op basis van prognoses van Financiën. Dat gaf aanleiding tot heel wat politieke heisa. Er werd gespeculeerd over de vraag of het nog wel goed zat tussen de minister en Hans D’Hondt, voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst Financiën. Werkte de gewezen kabinetschef van Yves Leterme (CD&V) achter de schermen zijn voogdijminister tegen? In een gesprek met Trends reageert D’Hondt: “Wij houden geen gegevens achter. Ik besef wel dat het voor de media leuker zou zijn, mocht dat wel het geval zijn. Maar zo werkt het niet. Wie van de administratie aan politiek wil doen, neemt beter ontslag en gaat op een lijst staan.”
Hoe verklaart u dat de cijfers dan zo sterk moeten worden bijgestuurd?
HANS D’HONDT. “Ook in vorige legislaturen waren er gevoelige bijsturingen, maar toen was er heel wat minder heisa. Ten tweede is het soms moeilijk in te schatten hoe het gedrag verandert als de economische omgeving wijzigt. Een mooi voorbeeld zijn de voorafbetalingen. Door de lage rente is het financieel niet meer interessant om een belasting onmiddellijk te betalen. Je kunt beter de verhoging omwille van laattijdige betaling laten financieren door de bank. Dat fenomeen pakken we nu aan door te boete te verhogen. Ook de reactie op een bepaalde maatregel valt moeilijk te voorspellen. Bij de opmaak van de begroting ging men ook uit van andere economische parameters, aangeleverd door het Planbureau, zodat de inkomsten te hoog werden ingeschat. Het Planbureau valt trouwens onder de voogdij van de eerste minister en de minister van Economie, niet onder FOD Financiën. De ramingen worden trouwens niet alleen gemaakt door de FOD Financiën. Interkabinettenwerkgroepen gaan soms uit van eigen prognoses.”
Eigenlijk maken de politici zichzelf iets wijs?
D’HONDT. (Lacht.) “Dat zeg ik niet, neen. Wel zeg ik dat het dikwijls moeilijk is om het rendement van een maatregel te voorspellen.”
Johan Van Overtveldt kan toch tellen?
D’HONDT. “En of. Van Overtveldt kan zeker tellen. Ik weet dat sommigen de indruk willen wekken dat dit niet het geval is. Maar als ambtenaar bemoei ik me niet met politiek.”
Na zijn “j’en ai marre” werd gespeculeerd over onenigheid tussen de minister en de administratie.
D’HONDT. “Die is er niet. Toen de minister die woorden op zijn website heeft gezet, gebeurde dat met een link naar een nota die de FOD Financiën zelf heeft opgemaakt. Die verwijst naar de gewijzigde prognoses van het Planbureau, de dalende btw-ontvangsten en bedrijfsvoorheffingen als belangrijke redenen voor de gedaalde inkomsten. Ook in 2012 en 2013 was er een grote afwijking tussen de begrotingsevolutie en de vooruitzichten van de variabelen in de oorspronkelijke begroting. Maar plots werd dat een issue, wellicht met bepaalde bedoelingen. We bekijken hoe we dat kunnen vermijden. Ik heb de minister de voorbije twee jaar overigens nooit horen zeggen dat wij rekenfouten maken, hoewel dat in de media wel werd gesuggereerd.”
Is er voldoende informatie-uitwisseling tussen het kabinet en de federale overheidsdienst?
D’HONDT. “Het is heel simpel. Alle belangrijke economische en financiële informatie van de administratie gaat op hetzelfde moment naar mij en naar een aantal mensen van de beleidscel, het kabinet van de minister van Financiën. Ik heb een open en permanent contact met de minister en zijn kabinetschef.”
Volgens columnist Rik Van Cauwelaert had u voor de jongste begrotingscontrole wel degelijk tijdig gemeld aan het kabinet dat de inkomsten begonnen te kwakkelen. Het kabinet zou bewust verkeerde voorspellingen hebben gemaakt, terwijl de informatie al voorhanden was.
D’HONDT. “Je kunt informatie toch niet blijven achterhouden? Ik dank Van Cauwelaert voor het vertrouwen, maar hij zat er naast. We hebben regelmatig vergaderingen met het Schatkistcomité, waar ook mensen van het kabinet en Begroting deel van uit maken. Alle informatie is op elk moment tegelijk voor iedere deelnemer beschikbaar en iedereen neemt die ook mee in zijn beleid. Onze administratie heeft geen geheimen.”
We kunnen de vraag natuurlijk aan elke topman van elke federale overheidsdienst stellen, maar toch wilden we graag weten hoe goed u kunt samenwerken met ministers van een totaal andere ‘kleur’ dan de uwe, zoals Van Overtveldt. Was er meer vertrouwen tussen Koen Geens en uzelf?
D’HONDT. “Het verhaal dat D’Hondt beter overweg komt met de CD&V-ministers is onzin. Een ambtenaar moet zijn minister loyaal informeren en tijdig waarschuwen als een beleidsdaad negatieve gevolgen kan hebben. Dat is zijn rol. Ik heb in de loop der jaren samengewerkt met Vlaamse en Franstalige ministers met een rode, blauwe, gele en oranje kleur. Met allen had ik een vertrouwensrelatie. Als ik dan toch en politieke uitspraak mag doen: in de periode dat ik op de kabinetten meedraaide heb ik zelden meegemaakt dat van alle kanten zo op de man gespeeld werd zoals vandaag. Ik ben blij dat ik er niet meer bij ben.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier