‘De liefde voor Europa is voorbij’
De Britten hebben beslist om uit de Europese Unie te stappen, en een verrassing mag dat niet zijn. De unie, bijeengedroomd door staatslieden uit een ver verleden, geniet amper nog sympathie bij de basis. Welmenende politici staan voor een moeilijke taak. Hoe een nieuw Europa opbouwen wanneer niemand Europa nog wil?
De liefde voor Europa is voorbij. Dat wisten we al voor het Britse referendum. Volgens een recente enquête van het Amerikaanse Pew Research Center bijvoorbeeld, was slechts 44 procent van de Britten voorstander van de EU. In andere kernlanden van de EU is het al niet veel beter. Frankrijk bijvoorbeeld telt amper nog 38 procent voorstanders van de EU. Nu de tegenstanders het gehaald hebben in Groot-Brittannië, zullen allicht eurosceptici in heel Europa aansturen op referenda, en die waarschijnlijk nog winnen ook.
Europa schoot nooit echt wortel bij het volk. Spontane burgersympathie is een misrekening geweest van de staatslui die de Europese constructie met de beste bedoelingen hebben opgezet. De eengemaakte markt zou welvaart brengen en op natuurlijke wijze een Europese burger doen opstaan. De overheveling van nationale bevoegdheden naar de unie zou vanzelfsprekend zijn.
Enkele decennia leek dat ook te lukken. In de jaren tachtig kreeg de interne markt gestalte, de jaren negentig waren de aanloop naar de euro. Het laatste grote wapenfeit was het Verdrag van Lissabon eind 2007, dat onder meer stemming met gekwalificeerde meerderheid mogelijk maakte in de ministerraad.
Sindsdien maakte de economische crisis een einde aan het enthousiasme. De burger heeft nu andere zorgen. Stagnerende groei en productiviteit bedreigen de verzorgingsstaat. Hij gelooft dat robotisering en technologie zijn baan overbodig maken, globalisering en migratie voeden zijn onzekerheid. In zo’n klimaat slaat mooie retoriek over Europese eendracht niet meer aan. Het is ieder voor zich.
Een federaal Europa
Dat maakt het gevecht tegen de Europese versplintering des te moeilijker. Europa werkt niet, gewoon omdat we niet willen dat het werkt. Voor Karel Lannoo, directeur van de denktank CEPS (Centre for European Policy Studies) is het onbegrijpelijk hoeveel schaalvoordelen de lidstaten op die manier laten liggen. “Neem energie. De ene lidstaat blijft maar elektriciteitscentrales of windmolenparken neerpoten, terwijl de andere met stroomoverschotten zit. Elk land doet maar wat.”
Wat niet wil zeggen dat de lidstaten alles samen moeten doen. Lannoo pleit voor de zogenoemde subsidiariteitstest. “Som de taken op waar een Europese aanpak voordeliger is. Energie is een vanzelfsprekend voorbeeld, defensie een ander. Maar dat zal de macht van de lidstaten verminderen, en daar ligt het kalf gebonden natuurlijk. Het verklaart waarom de EU op vele terreinen niet veel verder staat dan 25 jaar geleden. Als je Europa niet toelaat iets nuttigs te doen, kan het ook niets nuttigs doen. Zo versterk je de negatieve spiraal.”
Een sterker Europa begint met meer legitimiteit, vindt Lannoo. “De lidstaten benoemen nog altijd de leden van de Europese Commissie en het Europees Parlement kan ze niet afschieten. Heeft een Europees commissaris een wetsvoorstel, dan moet hij dat eerst aftoetsen bij de 28 lidstaten, die aan hun eigenbelang denken.”
Volgens Lannoo is de tijd rijp voor een democratisch aansprakelijk Europa. “Kijk naar het debat van vorig jaar over de besparingen in ruil voor noodhulp aan Griekenland. Er ontstonden toen politieke allianties over de landsgrenzen heen, van Syriza in Griekenland tot Podemos in Spanje. Aan de rechterzijde zag je hetzelfde fenomeen.”
Lannoo wil het aantal commissarissen beperken. “Dan vertegenwoordigen ze niet langer hun land, maar hun bevoegdheden.” En het Europees Parlement moet meer controle krijgen op de Commissie. “Het kan toch niet dat het Europees Parlement niets te zeggen heeft over het economisch beleid, zoals de begrotingsnormen uit het Stabiliteitspact? Die blijven een onderonsje tussen de Commissie en de lidstaten.”
De bemoeizucht van de lidstaten uitschakelen, zal het ooit kunnen? Het kan al, zegt Lannoo. “De Europese Centrale Bank is een onafhankelijke instelling met duidelijke bevoegdheden en straalt daarom macht uit. Ook het Single Supervisory Mechanism, het orgaan dat toezicht houdt op de grote banken in Europa, is een federale instelling. Het heeft een internationaal team dat met een Europese bril naar de banken kijkt. Een Franse of een Duitse bank, dat maakt niet uit. Zo moet het zijn.”
Het mooiste voorbeeld is de Europese controle op de correcte werking van de markt. “In haar strijd tegen kartels en ongeoorloofde staatssteun beschikt de Europese Commissie over volledige onafhankelijkheid”, zegt Lannoo. “Dat is uniek in de wereld.”
Niemand wil een afbouw van Europa (ook de Britten niet)
Lannoo is een rigoureuze Europafan, net als de meeste Belgen. Maar de Belgen zijn de uitzondering, zegt Steven Van Hecke, professor Europese politiek aan de KU Leuven. “De meeste lidstaten zijn lang niet meer zo eurocentrisch als België. Laat ons de realiteit onderkennen. De huidige Europese constructie is het maximaal haalbare. ”
Toch is de EU niet in gevaar. “Een brexit betekent niet het einde van de EU, ook een nieuwe eurocrisis niet”, zegt Van Hecke. “Alles wat aan Europese integratie verworven is, zal behouden blijven. Want de voordelen zijn groter dan de nadelen. Ondanks alle kritiek van de Britten, werkt de EU prima. De interne markt, het landbouwbeleid, de voedselveiligheid, of het Erasmus-programma voor studenten: ik hoor geen enkele lidstaat daarover klagen, zelfs Groot-Brittannië niet.”
Het probleem ligt in grotendeels nationaal gebleven bevoegdheden als fiscaliteit, migratie en veiligheid. Van Hecke: “De lidstaten schieten daar duidelijk tekort, maar weigeren Europees samen te werken. Dat ligt niet alleen aan de vijandelijke publieke opinie. De baten en de kosten van Europese samenwerking zijn niet altijd evenwichtig gespreid. De etnisch homogene Centraal-Europese lidstaten hebben bijvoorbeeld alleen maar te verliezen bij een Europees migratiebeleid.”
Zo gaat Europa niet vooruit, maar ook niet achteruit. “Je hoort vaak spreken over de teruggave van Europese bevoegdheden aan de lidstaten”, zegt Van Hecke. “Ik moet daar nog altijd het eerste voorbeeld van zien. Neem de etikettering van voedingsproducten, waarvoor de expertise intussen verzameld zit op Europees niveau. Kunnen de lidstaten dat nog elk op hun eentje? Duitsland wel, maar ook Malta? Heeft België het geld voor de aanwerving van de nodige ambtenaren?”
De conclusie is dat veel lidstaten vragende partij zijn voor Europese samenwerking. En niet alleen de lidstaten. “Niet-EU-leden als Zwitserland, Noorwegen en zelfs Israël betalen voor deelname aan Horizon 2020, het grote wetenschappelijke onderzoeksprogramma van de EU. Als de Britten uit de unie stappen, beschikken ze weer over hun geld. Maar op vele domeinen zullen ze van vooraf aan moeten herbeginnen. Daar zullen ze nog van opkijken.”
Europa à la carte
Maar hoe komen we dan vooruit? “Spontaan zal het niet gaan”, zegt Van Hecke. “Kortrijk en Rijsel zijn economisch verweven, maar toch zullen Kortrijkenaars liever betalen voor werklozen uit Maaseik dan voor die uit Rijsel. Hoe komt dat? Kortrijk en Maaseik zitten in eenzelfde politieke ruimte. Al twintig jaar kiezen we Vlaamse parlementsleden. Gemeenschappelijke politieke instellingen creëren solidariteit. De Verenigde Staten zijn een zeer heterogeen land, en hebben zelfs een burgeroorlog meegemaakt, maar kiezen al 200 jaar een president. Als wij om de vier jaar een Europese president zouden kiezen, zou de EU veel verder staan.”
Instellingen smeden verbondenheid, maar we zullen ze niet op een schoteltje aangeboden krijgen, waarschuwt Van Hecke. “Het Europees Parlement heeft dertig jaar moeten wachten eer het rechtstreeks verkozen mocht worden. Europese vooruitgang gaat altijd wel ten koste van iets of iemand. Een rechtstreeks verkozen Europese president zou een enorme legitimiteit genieten, en dat zien de nationale leiders niet graag.”
We zullen er geraken, maar stap voor stap. “Het enige product dat nu in de EU-winkel ligt, is volledig lidmaatschap”, zegt Van Hecke. “Als je meedoet, moet je meedoen aan alles. Ik ben voor een Europa à la carte. Laat landen samenwerken wanneer ze dat willen. Dat zal de stilstand deblokkeren, omdat geen land tegen zijn zin zal meedoen.”
Om toe te treden tot zo’n samenwerkingsverband, hoeft het land niet eens tot de EU te behoren, aldus van Hecke. “Meer zelfs, zulke akkoorden kan je net zo goed afsluiten buiten de EU, zoals het Verdrag van Schengen voor het vrije verkeer van personen uit 1985. Het verdrag werd een succes, maar vandaag is er behoefte aan een nieuw Schengenverdrag. We zouden weer op dezelfde manier te werk kunnen gaan.”
De EU is een lappendeken, met een muntzone, een bankenunie en een paspoortvrije zone losjes door elkaar. Zal een Europa à la carte het kluwen niet vermenigvuldigen? “Is dat een reden om het niet te doen? Het is een kwestie van een efficiënte backoffice”, zegt Van Hecke. “Ik geef toe, het is geen ideaal model. Maar zolang de lidstaten zich niet willen schikken naar een federaal model op z’n Amerikaans, is het zijn prijs meer dan waard.”
Zuurstof voor de burger
Daarmee hebben we het hart en de geest van de Europese burger nog niet gewonnen. Hoe vermijden we de fout van de oude EU? “Door tastbare resultaten te boeken”, zegt Hans Geeroms, professor Europees beleid aan de KU Leuven en het Europacollege in Brugge. “Mensen stemmen niet voor een bankenunie of fiscale harmonisatie, ze willen concrete en zichtbare projecten. Waarom niet investeren in hogesnelheidssporen tussen alle Europese steden? Gemakkelijk voor de burger en nog ecologisch ook.” De unie zal nuttig zijn, of niet zijn. Of wat koop je anders met een nieuw Europa?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier