‘Besparen op pensioenen is niet asociaal, maar de beste keuze’
‘Het beste sociale beleid is zo snel mogelijk de vergrijzingskost indammen.’ Na het interview met economen Jef Vuchelen en Mark Scholliers publiceert Trends.be een selectie uit hun boek ‘Het grote pensioenbedrog’.
Vaak heeft men de neiging om de zaken te dramatiseren. Wanneer het gaat om de pensioencrisis is dit echter terecht. De vergrijzende bevolking legt een steeds hoger oplopende financiëlelast op de maatschappij. Het afzijdig blijven van de overheid is onbegrijpelijk. De toekomstige gepensioneerden zitten bovendien meestal in een moeilijke situatie die weinig manoeuvreerruimtebiedt: een beperkt inkomen en te weinig mogelijkheden om het te verhogen en op die manier de blootstelling aan het risico vanhet wettelijke pensioen af te bouwen. Het merendeel van de toekomstige gepensioneerden volgt de evolutie van het pensioendossier dan ook met een bang hart. Uitstel van structurele ingrepen die de vergrijzingskost snel verlagen met een paar procenten van het bbp, houdt voor hen het risico in op zware ingrepen wanneer ze effectief met pensioen zullen zijn.
Hiermee is aangegeven dat saneren niet asociaal is, integendeel. Beleidsvoerders die vandaag hun verantwoordelijkheid ontvluchten op basis van het argument dat besparen asociaal is en dat men beter de schuld iets laat oplopen, vergeten te vermelden dat later veel forsere ingrepen noodzakelijk zullen zijn. Hun opvolgers zullen dan snel en hard moeten ingrijpen. Het Griekse voorbeeld kan niet genoeg worden aangehaald. Deze ervaring leert dat het de internationale financiële markten zullen zijn, die de begrotingsdiscipline afdwingen. Dat deze reactie in het verleden ietwat laattijdig kwam, moet er ons op attent maken dat ook financiële markten een leerproces doormaken, zodat het weinig waarschijnlijk is datze dezelfde fout een tweede maal zullen maken.
Ontsnappen kunnen we dus niet, tenzij de groei structureel stevig zou opveren
Er zijn ook de Europese budgettaire regels die men weliswaar met enige soepelheid kan interpreteren, maar hun rek is toch begrensd en wellicht in de toekomst nog beperkter dan in het verleden. Uitgaan van een schuldquote van 60 procent van het bbp in 2060 lijkt dan ook de enige mogelijke verstandige keuze als men iets zinvols wil zeggen over het toekomstige financiële beleid in België. Een begrotingsevenwicht tegen 2020 en een budgettair beleid zonder tekorten tot 2060 (zonder meer een politieke utopie) houdt in dat de schuldquote, exclusief de vergrijzingskosten, uitkomt op 25 procent van het bbp. Samen met het optimistische scenario vergrijzingskosten dat, zoals opgemerkt, een verhoging van de schuldquote met 100 procent inhoudt, komen we uit op een totale schuldquote van 125 procent van het bbp in 2060. Meer dan dubbel zo hoog als beoogd. Om de totale schuldquote van 60 procent te bereiken moeten we dus de kost van de vergrijzing beperken tot 35 procent van het bbp. Men zou natuurlijk op andere overheidsuitgaven kunnen besparen, maar werken met een begrotingssaldo van nul gedurende 45 jaar is een hele politieke opgave die, zo vrezen we, geen ruimte biedt voor verdere besparingen.
We kunnen twee strategieën volgen om in 2060 een schuldquote van 60 procent van het bbp te bereiken. Ofwel starten we vandaag met een ingreep die de vergrijzingskosten structureel verlaagt omons op een schuldquote te brengen van 60 procent van het bbp in 2060, ofwel doen we verder zoals we bezig zijn en wachten we totde ingreep ons door ‘Europa’ wordt opgelegd. We denken dat dit niet later dan 2030 zal zijn. Ontsnappen kunnen we dus niet, tenzij de groei structureel stevig zou opveren. Dit is speculeren. De enige realistische keuze is tussen onmiddellijk of met vertraging ingrijpen.
Relatief gezien zullen de gepensioneerden dus achteruitgaan
In het eerste scenario moet er onmiddellijk 1,25 procent van het bbp structureel worden bespaard, maar kan nadien de voorspelde evolutie voor de vergrijzingskosten zich verder doorzetten. Concreet wil dit zeggen dat de vergrijzingskosten slechts met 0,5 procent van het bbp kunnen stijgen tegen 2060. Vandaag betekent dit een structurele ingreep van tussen 5 en 6 miljard euro. Indien dit gerealiseerd zou worden door een aanpassing van de pensioenen, zal dit een 193 reductie van 12 procent betekenen. Het eerste scenario is redelijk spectaculair, maar in de huidige politieke constellatie is het irrealistisch om de pensioencrisis op die manier te willen oplossen.
Uitstel betekent in de financiële wereld nooit afstel. Wachten we tot 2030 om in te grijpen, het tweede scenario, dan lopen de saneringen op tot 1,9 procent van het bbp. Die zijn dus de helft groter dan bij het eerste scenario. De vergrijzingskosten, als percentage van het bbp, kunnen nauwelijks stijgen. Opnieuw kunnen we becijferen wat dit betekent voor de pensioenen, als we de aanpassing volledig daar leggen: in 2030 moeten ze dan eenmalig dalen met 15 procent.
Bij het voorgaande mogen we niet vergeten dat in de vooruitzichten van de Studiecommissie voor de Vergrijzing nauwelijks ruimteis voor een verhoging van de pensioenen. Na correctie voor inflatiezouden die met iets minder dan 1 procent stijgen, wat 0,5 procent onder de vooropgestelde reële groei ligt. Dus van bij de start wordt al geen volledige welvaartsaanpassing voorzien. Relatief gezien zullen de gepensioneerden dus achteruitgaan. Bijkomend inleveren zal hard aankomen. Dit is een onvermijdbaar gevolg van het gevoerde beleid. We hebben het dan niet enkel over het pensioenbeleid, maar over het gehele financiële beleid van de overheid. Had ze een voorzichtiger beleid gevoerd in verband met de schuldopbouw, dan zou het bestaande schuldenniveau lager zijn en dus meer mogelijkheden bieden om de pensioencrisis op te lossen. Bovendien zouden de inleveringen dan een kwart lager uitvallen.
Drie besluiten
Ingrepen om de pensioenen betaalbaar te houden zijn daarom, hoe pijnlijk ook, onafwendbaar. Het tegendeel beweren is een bewijs van kwade trouw, omdat de perverse dynamiek van het omslagstelsel voor iedereen duidelijk is of zou moeten zijn. Dit ontkennen kan nog een tijdje, alleen zullen de noodzakelijke inleveringenhierdoor groter worden. De keuze van de beleidsvoerders beperkt zich dus tot het tijdstip van de inleveringen. Zolang de vergrijzingskosten een federale materie zijn, zal het niet verbazen dat belastingverhogingen om de pensioenen te kunnen blijven betalen, een onafwendbaar scenario is. In links geïnspireerde middens kan dit zeer sociaal lijken, maar iedereen betaalt belastingen en zich beperken tot een bepaald type belastingen dat enkel wordt afgedragen door ‘vermogenden’, is geen structurele oplossing.Vroeg of laat komt men bij de middenklasse terecht. Met bijkomende schade voor de lagere inkomensgroepen. Hoewel dit niet populair klinkt: het beste sociale beleid is zo snel mogelijk de vergrijzingskost terugbrengen tot een financierbare omvang.
Het beste sociale beleid is zo snel mogelijk de vergrijzingskost terugbrengen tot een financierbare omvang
Een tweede belangrijke reden om snel een einde te maken aan de pensioencrisis is dat deze het beleid volledig dreigt te gijzelen. Zoals aangegeven, moet er het komende decennium jaarlijks minimaal zowat 10 miljard euro worden bespaard om het begrotingstekort binnen de Europese krijtlijnen te houden. Dit zal heel veel energie en tijd van de beleidsvoerders vragen. Zal er nog iets overblijven, onder andere geld, voor de verkiezingsbeloftes van de politici? We bedoelen dan om een beleid te voeren dat inspeelt op de wensen en noden van de bevolking. Vandaag is justitie een ramp, weet men niet goed of het leger met echte dan wel met speelgoedwapens is uitgerust, lopen de infrastructuurwerken hopeloos achterop, zijn de politiediensten onderbemand, kreunt het onderwijsonder de jaarlijks terugkerende besparingen … Anders uitgedrukt, weinigen geloven nog dat er een coherent beleid wordt gevoerd. Branden, letterlijke en figuurlijke, worden nog steeds geblust, maar weinig of geen aandacht gaat uit naar strategisch denken. Beleidsvoerders hollen dan ook van het ene probleem naar het andere, met op de koop toe de tsunami van asielzoekers en economische vluchtelingen die de overheidsbudgetten nog meeronder druk zet. De ontevredenheid bij de kiezers is enorm hoog. De eerder volatiele verkiezingsuitslagen weerspiegelen de hunker van kiezers naar een stabiel, doordacht en herkenbaar overheidsbeleid. Het lichten van de hypotheek die de vergrijzingskosten op het overheidsbeleid legt, zal de houding van de burgers tegenover beleidsvoerders een positieve impuls geven. Hunr eputatie kan hier enkel door verbeteren, wat wellicht ook meerjongeren zal aanzetten om te kiezen voor een politieke carrière.
De voorgaande cijfers, vooral deze uitgedrukt als een percentagevan het bbp, lijken zo klein dat de indruk kan ontstaan dat dringende ingrepen niet noodzakelijk zijn. Dit is een illusie,want de inleveringen zijn substantieel. In het laatste optimistische scenario van de Studiecommissie voor de Vergrijzing, waarin de vergrijzingskost in 2060 slechts stijgt met 2,3 procent van het bbp, komt dit voor iedere actieve neer op een bijkomende kost, in bedragen van vandaag en dus in koopkracht, van 2.920 euro. Dit is een pure transfer naar de ouderen waar de actieve nietdirect wat aan heeft, tenzij de hoop dat zijn kinderen later dezelfde inspanning zullen willen doen. In een meer realistisch scenario ligt de inlevering de helft hoger. In een pessimistisch scenario …
Macro-economisch ontsnapt men niet aan de inleveringen. Kleine getallen verbergen een hardewaarheid.
Natuurlijk kan men discussiëren over wie moet inleveren en overde verdeling van de inleveringen over de bevolking, maar in hetalgemeen verandert dit niets. Macro-economisch ontsnapt men niet aan de inleveringen. Kleine getallen verbergen een harde waarheid.
Het voorgaande is een pleidooi voor een snelle ingreep in de overheidsfinanciën die definitief komaf maakt met de nu reeds decennia aanslepende problemen en dus ook voor het veiligstellen van de pensioenen. De voordelen van dit beleid zijn veelvuldig. Actieven, toekomstige en huidige gepensioneerden zullen zich minder zorgen maken over hun pensioen, wat hun gedrag drastisch zal beïnvloeden: minder nood aan sparen, meer risicobereidheid zowel op financieel vlak als op het vlak van de arbeidskeuze … Door de grotere zekerheid over hun pensioen zullen zelfstandigen bereid zijn om meer risico in hun activiteit teaccepteren. Al deze reacties zijn samen te bundelen onder de stelling dat een daling van het macro-economische risico bevorderlijk is voor de groei. Op termijn levert dit belangrijke voordelen op. De gevolgen op de financiële markten liggen voor de hand: een lagere risicopremie op beleggingen en dus constant lagere rentevoeten. Grotere bereidheid om in ons land te investeren. Evidente voordelen voor de tewerkstelling. Alles samen resulteert dit in een positieve dynamiek van hogere groei, hogere tewerkstelling, lager overheidstekort. De prijs die voor deze voordelen moet worden betaald, willen we niet onderschatten, maar – nogmaals – het voorbeeld van Griekenland leert onsdat we alleen een keuze hebben wat het tijdstip van saneren betreft. Voor uitstel betalen we een hoge prijs.
Een boeiend onderwerp is de houding van ‘Europa’ in het pensioendossier. Het spreekt vanzelf dat ‘Europa’ zal tussenkomen als het overheidstekort ontspoort. Zonder structurele ingrepen zal dit met zekerheid gebeuren. Ieder jaar zullen we immers aankijken tegen saneringen en vroeg of laat zoekt het politieke milieu een ontsnappingsroute. Mogelijkheden zijn regeringscrisissen en het tot uitbarsting komen van communautaire spanningen. Over dit laatste kan men met zekerheid zeggen dat dit debat vroeg of laat heropend wordt. Spanningen op de internationale financiële markten gegarandeerd. Deze politieke spanningen vormeneen probleem voor ‘Europa’. Want heeft het zin om een labiele regering zonder steun van de kiezers te dwingen om financieel orde op zaken te stellen? Ieder land heeft recht op zijn fouten en het democratische proces, of afwezigheid ervan, moet door iedereen worden gerespecteerd, Belgen zowel als buitenlanders. Anders uitgedrukt, kan ‘Europa’ ons dwingen om in de pas te lopen? Wellicht wel via het afsluiten van buitenlands krediet (zie Griekenland), maar dan is al veel onheil aangericht. De dreiging om uitde eurozone gezet te worden klinkt niet echt geloofwaardig na watwe zagen in Griekenland.
Een boeiend onderwerp is de houding van ‘Europa’ in het pensioendossier
Ons lijkt het dat men te veel van ‘Europa’ verwacht: saneringen en structurele besparingen in de pensioenen kan ‘Europa’ afdwingen, politieke stabiliteit niet. Hoe dan ook, met of zonder drukvan ‘Europa’, we zullen zelf moeten saneren. Die pil zal altijd bitter smaken, met ‘dank’ aan het uitstelbeleid van de vorige decennia.
We zien de situatie niet rooskleurig in. Immers, ondanks de almeer dan tien jaar durende discussie rond de stijgende kost van de vergrijzing hebben de beleidsvoerders die kost sterk laten oplopen. Totaal onverwacht en niet voorspeld. Een ernstige streep door de rekening van iedereen die bekommerd is om het pensioendossier. De discussie over deze beleidsfout ontbreekt volledig. Waarom zouden politici dus acties ondernemen om de toekomstigefinanciële situatie uit te klaren als er zelfs geensancties, politieke en op het vlak van de publieke opinie, staan op grove beleidsfouten die in het recente verleden werden gemaakt?
Dit is een open uitnodiging voor de beleidsvoerders om verderniets fundamenteels te doen. Bovendien is er het ultralage rentebeleidvan de Europese Centrale Bank (ecb). Deze financiëlerepressie zorgt ervoor dat veel beleidsvoerders in binnen- en buitenlandniet echt bang zijn voor de ‘hete adem’ van de financiëlemarkten. Dit is opnieuw een illusie, maar ze blijft voorlopig wel overeind.
Daarbovenop komen de optimistische voorspellingen in de laatstetwee jaarverslagen van de Studiecommissie voor de Vergrijzing. Door enkele ‘eenvoudige’ maatregelen is het pensioenprobleem gehalveerd. Ongetwijfeld denken de beleidsvoerders nu ‘dat ze goed hebben gewerkt’ en hopen ze het probleem van de vergrijzingskosten voor enkele decennia in de koelkast te kunnen stoppen. Helaas, opnieuw niets anders dan illusies, want het pensioenprobleem blijft bestaan. Iets wat de financiële markten – ondanks de repressieve monetaire politiek van de ecb – vroegof laat zullen merken. Bovendien zijn er ‘Europa’ en de communautaire spanningen, die de beleidsvoerders met hun neus op defeiten zullen drukken.
De zorgzame burger die zich vragen stelt bij zijn pensioen, zit dus vast. Hij moet wachten tot de beleidsvoerders beseffen dat het wettelijke pensioenstelsel op instorten staat als niet structureel wordt ingegrepen. Als politieke actie ontbreekt, moet men kiezen voor een meer geïndividualiseerde benadering: een houding, ingegeven door zelfverdediging en zelfbehoud, met weinigrisico (baat het niet, dan schaadt het niet).
De zorgzame burger die zich vragen stelt bij zijn pensioen, zit dus vast.
De toekomstbewuste burger kan bijkomend vermogen opbouwen om zijn levensstandaard na pensionering maximaal te behouden.Wie dit in Griekenland deed, heeft het vandaag stukken beter dan wie niet vooruitkeek. We zeggen niet dat hun toestand riant is, maar hun aanpassing aan de nieuwe pensioenen verloopt vlotter en zonder zware inleveringen op hun levensstandaard. Het spreekt voor zich dat dit een pessimistische houding is, die een fundamenteel wantrouwen in de beleidsvoerders weerspiegel t.Maar wilt u uw oude dag doorbrengen met vloeken op de beleidsvoerders die decennia eerder niets deden om uw pensioen veilig te stellen? Niemand kan u verhinderen te speculeren op uw toekomstige wettelijke pensioen, maar dan moet u nie tklagen wanneer – zoals met speculeren weleens gebeurt – dit verkeerd afloopt. Dit is zonder meer lichtzinnig gedrag dat we absoluut niet aanmoedigen. Maar als dit een bewuste keuze is, geen probleem. In dit kader is het merkwaardig dat de regering enerzijds een speculatietaks heeft ingevoerd, maar aan de andere kant mensen impliciet aanmoedigt om erop te vertrouwen dat ze het pensioendossier wel zal oplossen.
We ontkennen niet dat het voor velen een zware dobber is om extra financiële inspanningen te leveren om een aanvullend vermogen op te bouwen en zo meer zekerheid te hebben over de bestedingsmogelijkhedenna pensionering. Echter – zoals in Stelling 9 bondig uitgewerkt – zal iedere inspanning, hoe beperkt ook en indien lang genoeg volgehouden, bij pensionering een substantieel bedrag opleveren. Dus opnieuw, niet vervallen in de illusie van de kleine getallen.
Blijft finaal één vraag over. Als toch moet worden gesaneerd om het bestaande pensioenstelsel overeind te houden, waarom terzelfdertijdhet stelsel niet duurzaam maken? Het voorstel om een dubbel wettelijk pensioenstelsel in te voeren biedt perspectief. Op ernstige alternatieve voorstellen is het nog altijd wachten .
‘Het grote pensioenbedrog’
Mark Scholliers en Jef Vuchelen
Uitgeverij Van Halewyck
ISBN: 978-94-6131-494-9
204 pagina’s, 24,50 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier