‘Als Griekenland en Duitsland dezelfde munt blijven delen, gaat één van beide landen eraan ten onder’

© reuters
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Welke lessen moet de eurozone trekken uit de Griekse saga? Hoe maken we dat we nooit meer in dit kluwen verzeild geraken? Minder politiek en meer integratie, zo luidt de raad van economen.

Als een klein land de hele eurozone jarenlang in de tang kan houden, hoe sterk is dan de muntunie? Een Grexit zou niet alleen gezichtsverlies betekenen voor de euro. Als een muntunie er niet in slaagt om een lid aan boord te houden, dan is er iets grondig fout met het mechanisme. Dat zou ook de financiële markten niet ontgaan, die meteen op zoek zouden gaan naar het volgende slachtoffer. Een afbrokkeling van de Europese muntunie is niet langer ondenkbaar.

Het moment lijkt aangebroken voor een remake van de euroconstructie. In de voorbije jaren nam de EU al een reeks maatregelen om de grondvesten te versterken. Een strenger Stabiliteits- en groeipact moet de begrotingstekorten van de eurolanden beter in de gaten houden, en een bankenunie moet voorkomen dat banken kapseizen op kosten van de belastingbetaler. Maar het bouwwerk is nog lang niet af.

Ivan Van de Cloot (Itinera): ‘Hou de politiek buiten’

Griekenland had nooit lid mogen worden van de euro. Maar de politici zagen er geen graten in, zelfs al wisten ze dat het land knoeide met zijn begrotingscijfers. Dat breekt ons nu zuur op, volgens Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van de denktank Itinera Institute. “Het ergste is: het inzicht dat de muntunie kieskeuriger moet zijn, is blijkbaar nog niet doorgedrongen bij de EU-top. Toen Herman Van Rompuy Europees president was, zei één van zijn adviseurs mij in een debat dat hij Griekenland opnieuw zou toelaten in de euro, ondanks alles wat we ondertussen wisten. Die uitspraak verbijsterde mij. Iedereen haalt wel eens een stommiteit uit, maar er geen lessen uit trekken, dat is pas beangstigend.”

Elke EU-lidstaat wordt geacht op termijn de euro te vervoegen, een regel waarop enkel Groot-Brittannië en Denemarken een uitzondering kregen. “Die regel volgt een politieke logica, en zou veel beter sneuvelen,” zegt Van de Cloot. “Strikt economische criteria moeten voorop staan. Een muntunie is een keurslijf. Een economie die er niet in past, versmacht. Een deel van de eurozone is zo in een rampgebied herschapen.”

In zijn boek ‘Roekeloos’ verwijst Van de Cloot onder meer naar de Spaanse vastgoedcrisis, een gevolg van het feit dat de Europese Centrale Bank in 2001 haar beleidsrente tot bijna nul had verlaagd. Dat nultarief diende om de Duitse economie uit het slop te halen, maar blies in Spanje een enorme vastgoedzeepbel. Eenzelfde monetair beleid voor landen die economisch te sterk verschillen, is economische waaghalzerij die rampzalige gevolgen kan hebben.

Griekenland is een ander slachtoffer van de waaghalzerij. Van de Cloot: “Als Griekenland en Duitsland dezelfde munt blijven delen, gaat één van beide landen eraan ten onder. Het is iets waarvoor we ons moesten schamen.”

Ponzispel

De voorrang van economische logica op politieke logica zou ons bij de Griekse crisis veel kostbare tijd bespaard hebben, volgens Van de Cloot. Griekenland had al in 2010 een schuldherschikking moeten krijgen, maar lobbywerk van de schuldeisers besliste daar anders over. Griekenland kon zijn schuld niet terugbetalen, iets waarvoor ook de kredietverleners verantwoordelijk waren. “Vergelijk het met een herbergier die weet dat een klant nog met de auto in het verkeer moet, maar hem toch alcohol blijft schenken,” zegt Van de Cloot.

In ‘Roekeloos’ verwijst hij onder meer naar de rol van die kredietverleners, zoals de Europese grootbanken. Zij hadden zich uitgebreid gewaagd aan Zuid-Europees staatspapier, zonder vergoed te worden voor het werkelijke risico. In België was zelfs het meest extreme geval te vinden. Eind 2010 bedroeg de positie van Dexia in staatspapier van Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal liefst 120 procent van het eigen vermogen.

“Zelfs het IMF riep toen op tot realisme en pleitte voor een schuldherschikking,” zegt Van de Cloot. “Maar dat zou de grootbanken met zware verliezen opgezadeld hebben. Het politiek lobbywerk van de banken heeft de kwestie toen dichtgetimmerd. Wat moest gebeuren, gebeurde niet, zodat Griekenland in een vicieuze cirkel terecht kwam, met rampzalige gevolgen.”

De schuldherschikking kwam er pas in 2012, maar dan hadden de meeste banken hun schaapjes al op het droge, volgens Van de Cloot. “Zij hadden hun rommel intussen kunnen verkopen aan de ECB en de Europese noodfondsen. Die supranationale instellingen moesten echter niet delen in schuldherschikking, alleen een paar investeerders die hun Griekse overheidsobligaties niet verkocht hadden. Het gevolg was dat de Griekse overheidsschuld niet daalde onder de 100 procent van het bbp, zodat de dodelijke spiraal gewoon haar werk kon blijven doen, en Griekenland nieuwe leningen moest aangaan. Het is uitgegroeid tot een ontzaglijk Ponzispel. Als je leent aan Griekenland, zal je je geld nooit terugzien.”

Ontploffen

De banken blijven de zwakste schakel in de muntunie. Er is een bankenunie in de maak, waarvan slechts één pijler – het Europees toezicht op de grootbanken – op poten staat. “We moeten nog zien of dat toezicht echt werkt,” zegt Van de Cloot. “De tweede pijler – de ordentelijke ontbinding van failliete banken, zonder dat de overheid moet opdraaien – voldoet niet. Banken kunnen nog steeds ontploffen in het gezicht van de belastingbetaler. En de derde pijler, een Europese depositogarantie voor de spaarder, is er niet.”

“Muntunies falen in de regel, de geschiedenis toont dat aan,” besluit Van de Cloot. “De dollar is de enige muntunie die het volgehouden heeft. Een muntunie is een waagstuk.”

Peter De Keyzer (BNP Paribas Fortis): ‘Sterkere integratie, sterkere euro’

De opbouw van een muntunie is een kwestie van vallen en opstaan. Als de Griekse crisis tot een sterkere integratie van de eurozone leidt, zullen de problemen niet voor niets geweest zijn, volgens Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis. “Als Griekenland uit de euro valt, kan dat ook gebeuren met landen als Spanje en Portugal, zo zullen de financiële markten redeneren. Dat zal de eurozone dwingen om haar leden nog beter in de pas te houden, zoals een striktere controle op begrotingstekort en staatschuld, en een betere bankenunie. Meer integratie betekent een sterkere euro, maar heeft ook een prijs. De eurolanden zullen opnieuw een stuk van hun zelfbeschikkingsrecht of souvereiniteit moeten inleveren.”

Griekenland heeft daar grote moeite mee, stelt De Keyzer vast. “Het IMF, de Europese Commissie en de ECB boden de voorbije jaren financiële hulp in ruil voor besparingen. Bij de jongste verkiezingen hebben de Grieken die besparingen weggestemd. Ze wilden niet langer weten van de ‘tirannie van de trojka’, zoals het heet. Allemaal goed en wel, maar de Grieken moeten beseffen dat het geld van die noodhulp afkomstig is van de burgers in de andere eurolanden. De Europeanen geven belastinggeld aan Griekenland, maar hebben geen zeggenschap over de besteding van dat geld. Dat is het grote probleem van deze muntunie. Ook hier is het antwoord: meer integratie.”

De eurozone mankeert een bovenlaag, aldus De Keyzer. “In een muntunie als de VS moet elke staat haar eigen budget doen kloppen. Als Californië failliet gaat, dan springen de andere Amerikaanse staten niet bij, en zorgt de federale overheid ervoor dat de boel blijft draaien. Zo’n federale overheid heeft onze muntunie niet. De leden van de euro zijn ertoe veroordeeld om mekaar te helpen.”

Dat betekent automatisch dat een lid voor een stuk tegemoet moet komen aan de eisen van de anderen, aldus De Keyzer. “Bij de start van de euro zijn we overmoedig geweest. Je hebt geen muntunie louter en alleen omdat je met dezelfde bankbiljetten betaalt van Helsinki tot Lissabon. Er is veel meer nodig dan dat.”

Politiek kapitaal

Als de Griekse crisis alsnog verkeerd uitdraait, dan zal de eurozone in staat zijn om de eerste schokken op te vangen. Maar op lange termijn staat de reputatie van de euro op het spel. “Hoe zal je de wereld kunnen overtuigen dat ons samenwerkingsmodel nog steeds werkt? We moeten krachtig ingrijpen, en met 1 stem spreken. Dat mankeert er nu vaak aan. Kijk maar naar de houding van de lidstaten tegenover Oekraïne, of tegenover de eengemaakte energiemarkt. We zijn nog lang niet de Verenigde Staten van Europa.”

Komt dat niet omdat de huidige generatie van politici nog teveel denkt in termen van natiestaten? “De huidige generatie politici is nochtans opgegroeid met de Europese integratiegedachte,” zegt De Keyzer. “Het probleem is dat het maatschappelijk draagvlak voor Europa slinkt, zoals de opkomst van de eurosceptische partijen aantoont. Wat moeten politici dan doen? Doorgaan met de Europese integratie, ook al wil de bevolking niet mee?”

Die vraag is prangend omdat het Europese project heel wat politiek kapitaal verspeeld heeft, volgens De Keyzer. “De afgelopen jaren heeft de bevolking niet veel voordelen gezien van de euro. Integendeel, de Europese noodfondsen hebben veel belastinggeld gekost. De mensen hebben veel geduld gehad met Europa. Dat houden we maar beter in het achterhoofd. In Groot-Brittannië staat een referendum op stapel over het lidmaatschap van de EU. Het is een teken aan de wand.”

Peter Vanden Houte (ING België): “Centrale geldpot moet lokale tegenslagen opvangen”

In een muntunie kunnen de economieën van de lidstaten erg verschillen van elkaar, en dat is best leefbaar, volgens Peter Vande Houte, hoofdeconoom van ING Belgiê. “Kijk naar de Amerikaanse muntunie. Californië kan in een recessie zitten, terwijl North-Dakota een boom meemaakt, zonder gevaar voor de dollar. Dat komt omdat natuurlijke mechanismen de effecten van de divergentie verzachten, zoals arbeidsmobiliteit. Als het slecht gaat in de ene staat, verhuizen Amerikanen gewoon naar een staat waar het goed gaat.”

In de eurozone spelen zo’n natuurlijke mechanismen veel minder. “We kennen al meer arbeidsmigratie dan vroeger,” zegt Vanden Houte. “Tijdens de Spaanse vastgoedcrisis zijn vele Spanjaarden naar Duitsland gaan werken. Maar alles bij elkaar blijft de arbeidsmigratie beperkt in Europa, door de taal- en cultuurverschillen. Het gevolg is dat een land een economische schok in zijn eentje moet incasseren. Gaat het bijvoorbeeld slecht met het banksysteem, dan worden kredieten duurder voor de lokale bedrijven, en komt de economie nog meer in de problemen.”

Vanden Houte pleit voor een centraal budget om de impact van lokale problemen op te vangen. “Zo zou je kunnen denken aan een Europees budget voor werklozensteun. Dan hoeft de begroting van een lidstaat niet verder te ontsporen als gevolg van oplopende werkloosheidsuitgaven.”

Gevaar

Zo’n systeem van transfers naar lidstaten houdt ook een gevaar in. “De transfers mogen geen duurzaam karakter krijgen. Bepaalde probleemlanden zouden wel eens erg afhankelijk kunnen worden van het centrale budget. Als het geld altijd naar dezelfde landen gaat, dan verdwijnt de solidariteit als sneeuw voor de zon.”

Een economische tegenslag overkomt iedereen wel eens. Maar sommige landen doen het altijd slecht. “Vaak zijn dat landen met structurele problemen, zoals corruptie, overdreven overheidsinmenging of slecht werkende staatsstructuren. Dat moet je vermijden. De steun moet er zijn voor iedereen. Ook de beste van de klas kan ooit hulp nodig hebben.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content