Losse bodem

Wie in rubber, suiker, katoen of zink wil beleggen, heeft niet alleen stalen zenuwen nodig, maar ook een degelijke kennis van de werking van de termijnmarkten.

Behalve voor goud en enkele andere edele metalen (platina, of zelfs zilver) gaat de fysieke verhandeling van tonnen zink of vaten petroleum de particuliere belegger uiteraard niet aan, al was het maar omwille van het opslagprobleem. Grondstoffen worden vandaag vooral op de termijnmarkt en de optie- en futuresmarkt verhandeld. Niet de producten zelf veranderen er van eigenaar, maar wel contracten, “papier” met de prijs, kwaliteit en de periode (termijn) waarin men die producten kan kopen of verkopen.

Op de termijnmarkt worden de posities niet dadelijk afgesloten, maar wel op een vooraf bepaalde datum. Speculanten verkopen en kopen die contracten voor de termijn is afgelopen, en wachten dus niet tot ze een “fysieke” hoeveelheid grondstoffen moeten leveren of kopen. En dat in tegenstelling tot professionelen die de grondstoffen ook daadwerkelijk moeten kopen of verkopen om hun onderneming draaiende te houden. Speculanten spelen in op de koersevolutie van het contract gedurende de looptijd.

STOCKBEHEER.

Philippe Verhoeven is “first vice-president international” van de afdeling Beleggingen op de Brusselse zetel van de broker Prudential-Bache Securities. Het is zijn taak om bijstand te verlenen aan bedrijven die met de schommelingen van de grondstofprijzen te maken hebben (de petroleumsector, raffinaderijen, distributeurs, opslagbedrijven, enz. Omdat deze instellingen aanzienlijke stocks beheren, moeten zij zich tegen die prijsschommelingen indekken. Daarom verkoopt zo’n onderneming een deel van haar productie via een broker op de internationale termijnmarkten. Zo “blokkeert” ze een deel van haar winst aangezien de prijs waartegen ze haar productie verkoopt al is bepaald, lang voor de goederen worden geleverd. Eigenlijk beschermt (of verzekert) de onderneming zich op deze manier tegen een eventuele koersval. Zo vat Philippe Verhoeven zijn werkdomein samen.

OP EEN DALING INSPELEN.

Het systeem werkt in twee richtingen : een marktspeler kan zowel op een stijging als op een daling van de koersen “gokken”. Dat is het principe van elke termijnmarkt. Bovendien kan men iets verkopen dat men niet in zijn bezit heeft. Is men van oordeel dat de koersen zullen dalen, dan kan men contracten verkopen en ze wat later tegen een lagere prijs weer inkopen. Het verschil steekt men op zak, verklaart hij nog.

De enige voorwaarde om deze techniek toe te passen, is dat bij een erkende financiële instelling een bepaald bedrag werd gedeponeerd. Die som dient als waarborg indien de koersen tegen de verwachting in toch in de omgekeerde richting evolueren. Omwille van het hefboomeffect bij speculatie kan de speculant de totale inzet verliezen, en zelfs veel meer. “Voor een particuliere belegger ligt de waarborgsom op 20 tot 25 % van de waarde van het contract. Een grote, institutionele onderneming met een goede naam moet minder dan 5 % plaatsen,” verduidelijkt Philippe Verhoeven. Het hefboomeffect, dat het verband weergeeft tussen de gedeponeerde som en de bedragen waarmee men speculeert, wisselt dus zeer sterk en kan erg groot zijn.

De grondstoffenmarkten, ontstaan omdat professionelen zich tegen prijsschommelingen moesten indekken, trekken steeds meer speculanten aan, die zich door de kans op snelle winsten laten verleiden. Volgens Philippe Verhoeven is meer dan 30 % van de markt in handen van kleinere of grote, louter financiële speculanten, terwijl de professionelen die in grondstoffen handelen, minder dan 70 % vertegenwoordigen.

PETROLEUM OP DRIFT.

De koersevolutie van de grondstoffen hangt, op lange termijn, in grote mate van fundamentele elementen af, de wet van vraag en aanbod. Speculatie versterkt de bewegingen nog, kondigt ze ook vaak aan, maar kan bezwaarlijk verantwoordelijk worden geacht voor de basistendensen.

De petroleumkoersen, bijvoorbeeld, zijn sinds begin 1996 werkelijk de hoogte ingevlogen. Begin vorig jaar werd een vat ruwe aardolie van “brent”-kwaliteit (ruwe olie, afkomstig uit de Noordzee) tegen ongeveer 16 dollar (USD) verhandeld. Eind ’96 was datzelfde vat ongeveer 24 USD waard. Wat was er gebeurd ? De vraag naar ruwe aardolie was veel groter dan verwacht en de stocks van de raffinaderijen verdwenen.

Aan de aanbodzijde had Saudi-Arabië, de belangrijkste wereldproducent, met een paar problemen te kampen terwijl Irak zijn petroleumuitvoer nog niet had hernomen. In de herfst van 1996 kreeg het vat brent bovendien een nieuwe duw door de komst van winterweer, zowel in Europa als aan de oostkust van de Verenigde Staten. De koersen reageerden nerveus omdat de reserves van deze petroleumproducten niet zo groot zijn, en dus niet lang aan een sterke stijging van de vraag kunnen voldoen. Kortom : een explosieve situatie voor de stookolieprijzen.

KRISTALLEN OLIEBOL.

En de toekomst ? Dat is moeilijk te zeggen. Fundamenteel zijn er negatieve elementen genoeg. Eerst en vooral zal men Irak op een zekere dag toch de toestemming moeten geven om zijn oliekranen opnieuw open te draaien.

Ten tweede slagen de OPEC-landen (organisatie van olie produceren en uitvoerende landen) er nog steeds niet in om de productiequota te respecteren die ze zichzelf hebben opgelegd om zo de koersen blijvend te ondersteunen. Volgens een recent rapport van het Internationaal Energie-Agentschap heeft de productie van de OPEC-landen, voor het eerst sinds 1980, de grens van 26 miljoen vaten per dag overschreden. Deze stijging zou te wijten zijn aan landen buiten de Golf, zoals Indonesië, Nigeria en Venezuela. Nochtans dringen vele landen er regelmatig op aan dat het huidige productieplafond gerespecteerd zou blijven (25,033 miljoen vaten per jaar).

DOLLEKOPERZIEKTE.

In tegenstelling tot petroleum kreeg de kopermarkt in juni 1996 een echte schok te verwerken, met de zaak- Sumitomo. Een “dolle” trader die voor rekening van de grote Japanse Sumitomo-bank handelde, wist over meerdere jaren een astronomisch verlies op te stapelen door op de kopermarkt te speculeren.

Tussen haakjes : deze zaak lijkt in vele opzichten op het faillissement van de Londense Barings Bank. Dat faillissement werd veroorzaakt doordat de tradingverantwoordelijke voor de beurs van Singapore, Nick Leeson, de verliezen op afgeleide producten bleef opstapelen.

Maar een ongeluk komt nooit alleen, en de koperkoersen kregen enkele maanden later opnieuw een spectaculaire opdoffer. Deze keer door de publicatie van een rapport dat Nederland ervan verdacht belangrijke koperstocks te bewaren die in geen enkel inventaris zouden zijn opgenomen. Deze affaire bevestigde de stelling dat de koersen van het rode metaal werden gemanipuleerd.

Er werd echter nooit een clandestiene stock ontdekt. Maar een statistische studie, uitgevoerd door het World Bureau of Metal Statistics (WBMS), toonde enorme hiaten aan tussen de cijfers die door de Nederlandse overheid worden gepubliceerd en die van de London Metal Exchange (LME, zie kaderstuk). Belangrijk is wel dat de stocks opgetekend door de Londense markt een bepalende rol spelen in de prijsevoluties, omdat men ervan uitgaat dat ze een getrouwe weergave van vraag en aanbod op wereldvlak zijn.

OP EIGEN RISICO.

Tot slot kunnen willen we u waarschuwen voor elke vorm van speculatie op de grondstoffenmarkten. “Voor een particulier die zonder professionele hulp z’n slag wil slaan, of die niet professioneel met beleggingen bezig is, zijn de risico’s té groot,” meent Philippe Verhoeven. Koersevoluties zijn ongelooflijk moeilijk te voorspellen, aangezien professionals op zeer korte termijn handelen.

In de Verenigde Staten heeft de particulier via allerhande speculatieve fondsen toegang tot deze markten. Deze fondsen worden voornamelijk met de hulp van technische analyse beheerd. Regelmatig worden de fondsen, die goed zijn voor ongeveer 25 miljard USD, door de controlerende overheden doorgelicht, verzekert ons Philippe Verhoeven. Hij stelt ook dat de risico’s die aan zo’n beleggingsvorm verbonden zijn tegenwoordig klaar en duidelijk aan de Amerikaanse klanten worden uitgelegd. Dat legt de wet immers op.

De grote beleggingshuizen die deze fondsen promoten, hebben voor hun Aziatische en Zuid-Amerikaanse klanten ook “offshore”-fondsen opgericht. In Europa ligt de situatie anders. De marketingkosten voor dergelijke fondsen weegt niet op tegen de enorme moeite die men zich moet getroosten om een fonds in elke lidstaat van de Europese Gemeenschap te laten registreren. Enkel een Europese richtlijn kan daarin verandering brengen, zo verklaart Philippe Verhoeven. Als die er komt, zullen de Amerikaanse brokers hun fondsen waarschijnlijk ook in Europa op de markt brengen, zodat ook de Belgische belegger er toegang krijgt.

De (zeer) actieve belegger, verzot op de termijnmarkt en bezeten van technische analyse, kan een paar beperkte “gokjes” wagen op de grondstoffen, op voorwaarde dat hij er een ijzeren discipline op na houdt. Op eigen risico.

PHILIPPE TOMBERG

Philippe Verhoeven : Speculanten zijn goed voor 30 % van de transacties op de grondstoffenmarkten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content