Lokalisatie van diensten: wat verandert er concreet?

Begin volgend jaar vindt in de btw een kleine aardverschuiving plaats. Er treedt dan een nieuwe regeling in werking inzake de ‘lokalisatie’ van diensten. Die is van groot belang. De ‘plaats’ van de dienst bepaalt of er btw verschuldigd is, en welke lidstaat bevoegd is om de btw te heffen.

Tot nu toe luidt de hoofdregel dat diensten geacht worden plaats te vinden daar waar de dienstverrichter gevestigd is. Vanaf 2010 geldt deze hoofdregel alleen nog in situaties waarin een belastingplichtige diensten verricht ten aanzien van een eindverbruiker (business to consumer, afgekort B2C). Wanneer daarentegen diensten worden verricht ten aanzien van een andere btw-plichtige (business to business, afgekort B2B), zal een andere hoofdregel gelden.

De diensten zullen dan in eerste instantie gelokaliseerd worden waar de afnemer van de dienst gevestigd is: is hij buiten de Europese Unie gevestigd, dan zal de dienst ook geacht worden buiten de Europese Unie plaats te vinden, en zal er dus geen btw verschuldigd zijn (van btw kan slechts sprake zijn, als de diensten binnen de Europese Unie plaatsvinden). Is de afnemer binnen de Europese Unie gevestigd, dan zal de dienst gelokaliseerd worden in de lidstaat van vestiging van de afnemer; en zal de btw overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat worden toegepast.

Op de hoofdregel bestaan evenwel tal van uitzonderingen. In de bestaande regeling zijn er zoveel, dat men meestal eerst nakijkt of er geen uitzonderingsregel van toepassing is. Pas als dat niet het geval is, keert men terug naar de hoofdregel (die tot eind dit jaar ook in B2B-situaties luidt, dat de dienst geacht wordt plaats te vinden daar waar de dienstverrichter gevestigd is).

In de bestaande regeling is het dus een beetje de omgekeerde wereld: de hoofdregel is slechts in uitzonderlijke gevallen van toepassing. Zo bijvoorbeeld bij dierenartsen. Ten aanzien van hun normale werkzaamheden zijn – wat de lokalisatie betreft – geen uitzonderingen van toepassing. Zij worden dus vandaag overeenkomstig de hoofdregel geacht hun diensten te presteren waar zij gevestigd zijn. Een Belgische dierenarts die prestaties verricht ten aanzien van een Nederlandse cliënt, zal dus Belgische btw moeten aanrekenen.

Vanaf 2010 wordt dit fundamenteel anders. Een dierenarts zal dan moeten nakijken wat de hoedanigheid is van de cliënt ten aanzien waarvan hij diensten presteert: gaat het om een eindverbruiker, dan blijft de oude hoofdregel van toepassing. In het voorbeeld moet bijgevolg nog steeds Belgische btw worden aangerekend. Wanneer de cliënt daarentegen zelf een btw-plichtige is, zal de nieuwe hoofdregel (voor B2B-situaties) spelen. In het voorbeeld zal dan geen Belgische btw verschuldigd zijn, maar wel btw van de lidstaat waar de afnemer gevestigd is (in het voorbeeld is dat Nederlandse btw).

Zoals in de bestaande regeling zullen ook in de nieuwe regeling naast de hoofdregels verschillende uitzonderingen gelden. Ten aanzien van ‘werk in onroerende staat’ bijvoorbeeld zal de uitzonderingsregel gelden, dat de diensten gelokaliseerd worden waar het onroerend goed gelegen is.

Ook ten aanzien van een aantal andere diensten blijft alles in de praktijk bij het oude. Neem de ‘advieswerkzaamheden’. Die worden vandaag altijd gelokaliseerd waar de afnemer gevestigd is, op voorwaarde dat zijn vestigingsplaats zich buiten de Europese Unie bevindt. Dat blijft normaal gezien in de nieuwe regeling ook zo (zij het dat de regels die tot deze oplossing leiden, niet meer dezelfde zullen zijn). En wat als de afnemer binnen de Europese Unie gevestigd is, in een ander land dan de dienstverrichter? In de huidige regeling worden advieswerkzaamheden dan in de lidstaat van de afnemer gelokaliseerd, op voorwaarde dat de afnemer zelf de hoedanigheid van btw-plichtige heeft. Dat zal ook vanaf begin volgend jaar het geval zijn, maar dan niet meer ter uitvoering van een uitzonderingsregeling; wel bij toepassing van de nieuwe hoofdregel die voor B2B-situaties zal gelden: plaats van de dienst is daar waar de afnemer gevestigd is. In een aantal gevallen zullen de uitzonderingen wel tot andere oplossingen leiden dan vandaag. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij ‘materieel werk’ dat aan roerende goederen wordt verricht, of nog bij een ‘korte verhuur’ van vervoermiddelen. Een dergelijke verhuur zal in de nieuwe regeling altijd geacht worden plaats te vinden waar het vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking wordt gesteld van de huurder. Zowel in B2B- als in B2C-situaties. Een verhuur van vervoermiddelen zal geacht worden ‘kort’ te zijn, als hij niet langer duurt dan 30 dagen (of 90 dagen in geval van boten).

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

De diensten van dierenartsen bijvoorbeeld zullen soms anders worden gelokaliseerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content