‘Liever aanslepende onderhandelingen dan een non-regering’
Een diepgaande staatshervorming blijft meer dan nodig, een noodregering die zoals de sociale partners halfslachtige akkoorden afsluit, is gevaarlijker dan onderhandelingen die nog een tijdje voortduren. Die waarschuwing stuurt Urbain Vandeurzen de wereld in. Maar de ex-topman van Voka geeft ook toe dat de tijd dringt: “Er wordt een schaakspel gespeeld met de welvaart van burgers en ondernemingen.”
Een totaal geblokkeerd formatieberaad, noodzakelijke sociaaleconomische hervormingen die uitblijven, een halfslachtig interprofessioneel akkoord, een dalende concurrentiekracht… België blijft vierkant draaien en heeft al een paar keer kortstondig de aandacht van de financiële markten getrokken. Meer en meer stemmen roepen op om een regeerakkoord af te sluiten, het maakt niet uit hoe. “Daar ben ik het totaal niet mee eens”, zegt LMS-topman en oud-Voka-voorzitter Urbain Vandeurzen. “Dan is het echt terug naar af, zoals eind jaren zeventig en begin jaren tachtig. Er waren toen wel degelijk regeringen, maar de concurrentiepositie van België is enorm verslechterd en de overheidsfinanciën zijn ontspoord.”
België bevindt zich nu nog onder de radar van de financiële markten, maar een noodregering zou dat snel kunnen veranderen.
URBAIN VANDEURZEN. “Sommige politici misbruiken de onrust op de financiële markten ter versterking van hun onderhandelingspositie. Er wordt een schaakspel gespeeld met de welvaart van burgers en ondernemingen. Een regering zonder structurele hervormingen is een non-regering en dat is gevaarlijker dan de onderhandelingen te laten doorlopen. Anderzijds kan dit niet oneindig aanslepen. De oproep aan de regering van lopende zaken om een begroting voor 2011 op te stellen en eventueel een aantal extra besparingen door te voeren, is nuttig. Zo koop je tijd om een regering te vormen.”
Je hoort wel eens: beter om het even welk akkoord dan geen akkoord. Is het nieuwe interprofessioneel akkoord (IPA) daarvan een voorbeeld?
VANDEURZEN. “We blijven in de rituelen van het klassieke interprofessioneel overleg, zowel in de procesaanpak als in de oplossingen. Het lijkt nog zo slecht niet: de automatische indexering blijft wel bestaan, maar er kan hoogstens 0,3 procent reële loonstijging bijkomen. Maar daarmee heb je de loonkostenhandicap niet fundamenteel aangepakt.
“Het dossier arbeiders-bedienden is een oud probleem. Maar is dat het cruciale dossier voor ons concurrentievermogen? En als ik het akkoord over arbeiders-bedienden lees, dan zie ik dat er niets verandert voor bestaande contracten en voor de nieuwe is er sprake van een beetje convergentie. De wil om tot een akkoord te komen, was blijkbaar groter dan het vermogen om een akkoord uit te tekenen.
“Je schakelt de tijdbom van de financiële markten niet uit door snel een regering te vormen of door te wijzen op een sociaal akkoord. Het ene noch het andere lost de structurele problemen op.”
U hebt het over de afwezigheid van structurele oplossingen. Is een staatshervorming dat wel?
VANDEURZEN. “De Vlaamse werkgeversorganisaties zijn allemaal overtuigd dat er een sociaaleconomische staatshervorming moet komen. Het gaat om de noodzaak meer mensen aan het werk te zetten om de koek te vergroten. Doe je dat niet, dan zit je vast in een spel zonder winnaars. Dan gaat het over het verschuiven van de koek.
“Een van de uitdagingen is een arbeidsmarkt op maat van de deelstaten. De VDAB is bevoegd voor activering en moet de werklozen naar een job leiden. Komen de werkzoekenden in de sanctioneringfase terecht, dan vind ik het absurd dat dit dossier opnieuw naar het federale niveau van de RVA verschuift. Meer verantwoordelijkheid voor de deelstaten betekent dat ze de dossiers zelf moeten opvolgen. Dan zie ik echt niet in wat die duizenden RVA-ambtenaren op federaal niveau nog moeten doen.”
Maar dan moeten ook de werkloosheidsuitkeringen worden gesplitst…
VANDEURZEN. “Blijven we kiezen voor passieve werkloosheidsvergoedingen of gaan we een stuk van die middelen heroriënteren naar een activeringsbeleid? Ik kom snel tot de conclusie dat je minstens een deel van die middelen moet koppelen aan de overdracht van bevoegdheden. Wat niet wil zeggen dat je de solidariteit zal loslaten.
“Je kunt oplossingen bedenken waarbij de financiering van het werkloosheidssysteem federaal blijft, maar waarbij de uitvoering zoveel mogelijk naar de deelstaten gaat. Dan zeg ik er meteen ook bij: met een stuk responsabilisering. Wat je niet moet doen, is het stelsel federaal financieren, de deelstaten de uitkeringsbevoegdheid geven maar er geen voorwaarden aan koppelen over efficiënt beleid.”
Is een zakelijke aanpak in België nog mogelijk gezien de emotie waarmee het politieke debat wordt gevoerd?
VANDEURZEN. “Ik denk dat er aan elk dossier een rationeel en emotioneel element zit. Als Vlamingen pleiten voor responsabilisering, dan reageren de Franstaligen met ‘ze gaan ons geld afnemen’. Wij zeggen: ‘Solidariteit ja, maar je moet ook je verantwoordelijkheid nemen. ‘ Je moet meer mensen aan het werk zetten zodat de solidariteit in de financieringswet – goed voor 1 miljard euro – in de loop van de jaren wordt afgebouwd.
“Naast de rationele en emotionele discussie is er de politieke discussie. Je zit hier met twee landen waarin politici constant bezorgd zijn voor hun positie ten opzichte van hun achterban. Er loopt nog een andere discussie door: er moet 20 miljard euro worden bespaard. Welke keuzes zullen daar worden gemaakt? Gaat het om fundamentele besparingen? Of gaan we op zoek naar nieuwe inkomsten in een land dat al zowat wereldkampioen is in belastingdruk?
“Het kan anders. In Duitsland waait een nieuwe wind sinds de Hartz-hervormingen van Gerhard Schröder. De arbeidsmarkt werd hervormd. Ook de sociale partners kiezen ervoor: eerst concurrentievermogen, dan groei, vervolgens banen en dan kunnen we praten over meer. Ik denk dat ze de prioriteiten daar juist hebben gezien. Duitsland heeft gekozen voor beheersbare loonkosten via loonmatiging en langere werktijden.
“Duitsland blijft tegelijk investeren in innovatie en specialisatie en speelt nog altijd een belangrijke rol op de wereldmarkten. Onze oosterburen hebben hun economie hervormd en hebben tegelijk een offensief beleid gevoerd.”
In Vlaanderen hoor je wel eens: loonmatiging is inderdaad nodig, maar onze bedrijven innoveren en investeren te weinig. Akkoord?
VANDEURZEN. “Dat is een terechte bekommernis en als Voka-voorzitter heb ik altijd gezegd dat we te weinig innoveren. Al mag je niet zeggen dat er niets gebeurt. LMS investeert jaarlijks 25 procent van het budget in O&O. Er zijn veel bedrijven die de productiviteit verhogen door het imiteren van best practices. De innovatie-investeringen in de industrie krijgen inderdaad klappen. Veel industriebedrijven zijn dochters van multinationals, zoals de chemie en de automobielsector. Daar vinden behalve vervangingsinvesteringen weinig nieuwe investeringen plaats, behoudens een paar uitzonderingen zoals BASF. Het verschil moet komen van je eigen middelgrote ondernemingen. Die moeten in staat zijn om op de internationale markt te concurreren.”
De Duitse Mittelstand dus.
VANDEURZEN. “Juist. In dit debat hebben de vakbonden het steevast over de koopkracht van de mensen om de lokale markt te stimuleren. Ik denk dat een overheid haar beleid veel meer moet afstemmen op wat er nodig is om middelgrote ondernemingen competitief te houden op de wereldmarkt. Als je daar marktaandeel bezet, haal je koopkracht naar hier. Dat is de fundamentele discussie.
“De vraag is: kun je als regio een Standort voor innoverende ondernemingen zijn, die internationaal concurreren en die koopkracht naar het thuisland halen? Dat financiert al de rest. Vlaamse ondernemingen die dat wel kunnen, zijn bedrijven die hun kernactiviteit internationaliseren. Kijk naar Bekaert: 23.000 man van wie nog amper 10 procent in België werkt. Het bedrijf heeft zich dicht bij de klanten in Brazilië en China gevestigd met lokale productie. Maar dat is een zeer geïnternationaliseerd bedrijf. Ook onze kernactiviteit is geïnternationaliseerd.”
De notionele-intrestaftrek staat onder druk. Sommige bedrijven betalen amper belastingen. Is klagen over belastingdruk dan niet het verkeerde signaal?
VANDEURZEN. “Het slechtste wat een overheid kan doen ten opzichte van buitenlandse kandidaat-investeerders, is een systeem invoeren en na verloop van tijd op losse schroeven zetten. Dat komt de geloofwaardigheid van het beleid niet ten goede. Ik ben voorstander van continuïteit van het beleid.
“Maar aan de notionele-intrestaftrek zitten een aantal haken. Als een aantal bedrijven daarvan prioritair gebruikmaken en als dat tot gevolg heeft dat ze niet langer bijdragen tot de vennootschapsbelasting, dan moet dat systeem worden bijgestuurd.
“Het systeem komt vooral kapitaalsintensieve bedrijven ten goede zoals banken en industriële ondernemingen. Als je vooral een kennisintensieve economie wilt, moet je voor een andere aanpak kiezen, want kennis staat niet op de balans. Bedrijven die een groot kapitaal hebben aan immaterieel vermogen vallen uit de boot. Je houdt hier de hand boven het hoofd van de oude economie. En je kunt gaan kijken wie vertegenwoordigd is in bepaalde milieus. De notionele-intrestaftrek is een techniek op maat van een bepaald soort bedrijven.”
Hoe kan het anders?
VANDEURZEN. “Met een eigen fiscaliteit zou Vlaanderen bedrijven die kennisvermogen opbouwen ondersteunen. Je kunt de kennisintensiteit van de bedrijven stimuleren met een offensief fiscaal beleid in plaats van met een subsidiebeleid.”
JOHAN VAN OVERTVELDT EN ALAIN MOUTON
“De wil om tot een akkoord te komen, was blijkbaar groter dan het vermogen om een akkoord uit te tekenen”
“De notionele-intrestaftrek houdt de hand boven het hoofd van de traditionele, oude economie”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier