Levende materie
Vlaanderen en Catalonië hebben elkaar ontdekt. Ambitieus en dynamisch etaleren beide regio’s hun eigen identiteit en zelfstandigheid tegenover de centrale overheid. Dat levert ook culturele raakpunten op. Vlaanderen ontmoet Catalonië, deel II.
Catalonië en dan vooral de hoofdstad Barcelona is de voorbije decennia uitgegroeid tot het Mekka van de hedendaagse architectuur. Doorgedreven citymanagement tekende voor architectuurpareltjes die intussen in heel de wereld navolging kennen. “De architectuur maakt hier deel uit van de totale filosofie van de stad, een stad die door de inwoners wordt gekoesterd en bemind. Ook in die zin bieden de Catalaanse architectuurprojecten een interessante spiegel voor onze eigen steden”, weet programmaverantwoordelijke Katrien Vandermarliere van deSingel.
De verwantschap tussen Vlaanderen en Catalonië leverde vorig jaar al een cultureel hoogstandje op, toen Vlaamse kunstenaars in Barcelona te gast waren met maar liefst zeven gelijklopende tentoonstellingen. Selecties uit beeldende kunst, fotografie en design, maar ook een rijke greep uit de collectie van het Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent en het MuHka in Antwerpen. Aan dit culturele uitwisselingsproject breien beide partners dit najaar een vervolg met een rits Catalaanse tentoonstellingen en happenings in heel Vlaanderen, met een zwaartepunt in Antwerpen. Met in totaal een vijftiental projecten is dit culturele tegenbezoek een forse concurrent voor Europalia, dat in de hoofdstad loopt.
Tot de blikvangers behoort Architectuur in Catalonië: overheidsopdrachten uit de jaren negentig in deSingel. De expositie is een coproductie van het Collegi d’Arquitectes de Catalunya (de orde van Catalaanse architecten) en de Generalitat de Catalunya (de Catalaanse regering), dat de schijnwerpers richt op de indrukwekkende metamorfose van Barcelona. Een zeventigtal projecten van onder meer de ontwerpers Miralles/Pinos, Bonell/Gil en Viaplana/Pinon demonstreren de architecturale rijkdom van Barcelona en omgeving. Zowel overheidsgebouwen, zoals de Pompeu Fabra-universiteit, publieke ruimten, culturele en sportinfrastructuur – het Hospital del Mar – sociale projecten met de Villa Olimpica, als grote infrastructuurrealisaties zoals het Pau-station komen aan bod.
Op stedenbouwkundig vlak
is de stad één van de moderne trendsetters waar architecten en kunstenaars vanuit de hele wereld sfeer komen snuiven en inspiratie proeven. Barcelona zette sinds begin jaren ’80 de toon en tastte ook de rest van Catalonië stap voor stap aan. Aan dit opmerkelijke reveil ging wel een heel verhaal vooraf. De Catalaanse successtory die in de hoofdstad zelf het meest tot de verbeelding spreekt, toonde zich schoorvoetend vanaf 1979, toen na het Franco-regime, het eerste democratische gemeentebestuur de ambitieuze uitdaging aannam om de stad weer een nieuwe identiteit te geven. Vooral de organisatie van de Olympische Spelen van 1992 zwengelde de vernieuwing van de stad aan.
Een visie die leidde tot een uniek domino-effect met de massale aanleg van nieuwe infrastructuur, publieke ruimten en een indrukwekkende lijst nieuwbouw- en verbouwingsprojecten in opdracht van de regionale en federale overheden. Dat uitgerekend de overheid het voortouw neemt voor deze geslaagde en alom op gejubel onthaalde vernieuwing, is opmerkelijk.
De Barcelonese strategie koos voor een duidelijke sleutelrol voor de openbare ruimte. Naast het verbeteren van de woongelegenheden schoof de stad deze openbare ruimte naar voor om de sluimerende culturele en economische troeven verder te stimuleren. Even opvallend is dat de overheid er ook in slaagde om de bevolking mee op dit spoor te krijgen en nauw te betrekken bij de toekomstige invulling van hun stad. Precies de buurten die het meest te lijden hadden onder het knagende sociale verval, kregen door verschillende ingrepen een nieuwe levensadem ingeblazen. De centrale filosofie achter dit gebeuren draait rond het idee dat elke ingreep structureel deel uitmaakt van het totale stedelijke weefsel. Het vernieuwen van de haven, de restauratie van een klooster, het inplanten van een nieuw administratief pand, alles is een onderdeel van een en hetzelfde strategische project. Niet ten onrechte omschrijft de Barcelonese stedenbouwkundige Joan Busquets deze aanpak als een “project van projecten”.
“Die manier van denken over stedelijke vernieuwing was nieuw en leidde tot opmerkelijk geslaagde resultaten”, zegt Katrien Vandermarliere. “De architectuur staat hier niet op zichzelf, maar is een onderdeel om de identiteit vorm te geven. Zonder het interessante verleden uit het oog te verliezen, houdt deze strategie perfect het midden tussen de noden van het verleden, het heden, maar ook de toekomst. In tegenstelling tot de vaak gangbare aanpak is de overheid in Barcelona nooit vertrokken van een globaal stedenbouwkundig dertigjarenplan. De ingrepen vinden plaats volgens de mogelijkheden die zich aandienen. Verdwijnt er ergens een gebouw of komt er een open ruimte ter beschikking op de markt, dan speelt de stad op die kansen in. Zo’n dynamische aanpak vergt een heel alerte kijk. De stad moet voortdurend een overzicht kunnen bewaren en zich de vraag stellen aan welke infrastructuur er op welke plek nood is. Zoiets is maar mogelijk als de verantwoordelijken hun stad als een levende materie beschouwen, die ze bovendien door en door kennen. De samenwerking op dit vlak tussen overheid, sociale werkers, architecten, scholen en andere partners, heeft heel wat vruchten afgeworpen.”
Het succes
van die nieuwe stadsaanpak is dan ook het werk van vereende krachten die doorgaans moeilijk op één lijn te plaatsen zijn. Katrien Vandermarliere: “Het is een samenspel geweest van opdrachtgevers, vooral de overheid, die de stad als een belangrijk onderdeel van de maatschappij schetsen. En van getalenteerde architecten die deze projecten en programma’s in concrete vormen hebben gegoten.” Wie vandaag door Barcelona flaneert – en je hoeft er zelfs geen stadsfanaat voor te zijn -, kan niet naast de bruisende sfeer van een heroplevend stadsleven heen. Als de liefde van de inwoners voor de stad zich inderdaad uit in de uitstraling, dan kan Barcelona zich een innig beminde geliefde noemen.
“Ook in die zin vormt Barcelona een voorbeeld waar onze steden zich kunnen aan spiegelen. Alle overheidsinitiatieven ten spijt, kunnen steden maar echt mooi worden als de inwoners ervan houden en zich trots voelen. Dat gevoel ontbreekt vandaag in onze steden nog te veel. Daar overheerst nog het negatieve stedelijke imago, waardoor te veel mensen de stad ontvluchten voor een landelijke woning. Vernieuwende ingrepen van de overheid moeten de mensen warm maken om hun stad weer door een andere bril te zien en een soort positieve burgerzin te kweken. Het is een samenspel tussen twee partners. De projecten uit Catalonië die hier getoond worden, geven aan dat het anders kan, dat er wel degelijk knappe stedelijke alternatieven zijn.”
Toch ontsnapt ook het Barcelonese concept niet aan terechte kritiek. De filosofie van stadsvernieuwing houdt immers ook het gevaar in van te gaan overhellen naar een artificiële stad, waar elk pleintje herschapen wordt in een eiland van design, maar waar de authenticiteit nog ver te zoeken is. Het is dansen op een slappe koord om die grens niet te overschrijden en in de eerste plaats een leefbare stad te blijven.
KARI VAN HOORICK
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier