Let altijd op de kosten

KOSTEN VOOR VERMOGENSBEHEER Een prestatievergoeding is niet altijd goedkoper dan een vaste commissie. © Getty Images

De Europese regelgever heeft de kostentransparantie van financiële producten en diensten een boost gegeven. Maar het blijft een ingewikkeld kluwen, ook bij private banken en vermogensbeheerders. “Ze kunnen hun vergoedingen aanpassen à la tête du client.”

Sinds begin 2018 is de Europese regelgeving inzake beleggersbescherming van kracht, in EU-jargon beter bekend als MiFID II. Ze moet klanten van financiële instellingen en beleggers op alle fronten beter beschermen. Een van de specifieke doelstellingen was meer transparantie te creëren over de kosten van beleggingsproducten en -diensten.

Sindsdien moeten de private banken en de vermogensbeheerders hun klanten een jaarlijks overzicht bezorgen van alle kosten die verbonden zijn aan het beheer van hun vermogen. “Dat heeft de klanten de jongste jaren bewuster gemaakt van de kosten”, zegt onafhankelijk vermogensadviseur Tim Nijsmans. “Ook al is die kostentabel niet de makkelijkste om te lezen, ze heeft veel klanten doen inzien hoeveel ze hun beheerder betalen, en de resultaten en de diensten die daartegenover staan.”

De jongste decennia hebben veel onderzoeken aangetoond dat vermogensbeheerders er over een lange periode zelden in slagen het gemiddelde marktrendement te kloppen.

Kostenkluwen

Het staat private banken echter nog vrij zelf de vergoeding te bepalen voor het vermogensbeheer dat ze aanbieden. Daardoor bestaat in België een wirwar aan commissie- en kostenstructuren. Sommige private banken rekenen een procentuele vergoeding aan, afhankelijk van het te beheren bedrag. Die moet alle kosten dekken, zoals de algemene beheerkosten of de kosten verbonden aan de effectenrekening en de transacties die daarop gebeuren. Andere banken vragen een vaste vergoeding per kwartaal of per jaar, maar daar komen productkosten bovenop, afhankelijk van welke beleggingsproducten de klanten in hun portefeuille opnemen.

“Er wordt niet altijd een duidelijke opdeling gemaakt van de afzonderlijke kosten, zoals die van de effectenrekening en het bewaarloon, het beheer van de effecten en de transacties”, zegt Benedict Peeters van de vermogensbeheerder Shelter. Hij wijst ook op een neveneffect van de MiFID-regels. “Ze hebben banken en vermogensbeheerders er vooral toe aangezet hun huisfondsen aan te bieden. Dat maakt het voor klanten niet altijd even makkelijk te weten welke kosten ze onder welke dienst of product aangerekend krijgen.”

Ook Tim Nijsmans ziet die evolutie: “Almaar meer klanten komen in profielfondsen van hun bank of vermogensbeheerder terecht. Die hebben een jaarlijks kostenpercentage, waarin allerlei kosten vervat zitten. In theorie vragen sommige van die fondsen instapkosten, maar dat is het laatste waar je als klant mee akkoord mag gaan.”

Stel dat u 1 miljoen euro laat beheren voor een vergoeding van 1 procent. Dan kan uw beheerder dat miljoen beleggen in zijn huisfondsen, die elk op hun beurt een jaarlijks percentage aan lopende kosten hebben, die u als klant ook absorbeert. Bij de meeste fondsen zitten die kosten namelijk in de koers verrekend. “Sommige fondsen hebben verschillende klassen aan deelbewijzen met verschillende kostenpercentages. Dan is het zaak te onderhandelen, om terecht te komen in de klasse met de laagste kosten”, legt Tim Nijsmans uit.

Om wegwijs te raken in dat kostenkluwen, adviseert Benedict Peeters enkele eenvoudige vragen te stellen aan uw beheerder. “Vraag tegen welke index of benchmark je bank of vermogensbeheerder zich afmeet, en welke de goedkoopste instrumenten zijn om die te volgen”, legt hij uit. “Vraag dan welke dienst of product daartegenover staan, en of die aan de hand van de prestaties uit het verleden hun kostprijs waard zijn.”

Volgens Tim Nijsmans loont het ook altijd te onderhandelen over de beheersvergoeding: “De beheerders bekijken elke klant apart. Voor een jonge ondernemer zullen ze wat meer moeite doen dan voor mensen die na hun pensioen hun vermogen willen laten beheren. Ze kunnen hun vergoedingen aanpassen à la tête du client.”

Een faire vergoeding

In woelige beurstijden met negatieve rendementen, zoals de jongste maanden, smaken die kosten extra zuur. U betaalt uw bankier of beheerder een vaste kostprijs, maar uw vermogen dikt niet aan. Kapitaalbeheer blijft uiteraard iets voor de lange termijn, en menig beheerder zal zeggen dat kapitaalgroei niet haar of zijn enige doel is, maar ook risicobeheer. Desondanks strijken de meeste beheerders ook een vergoeding op in jaren dat ze geen positief eindresultaat neerzetten.

Voor de fondsbeheerder Steven De Klerck wrong dat. Daarom vraagt hij voor zijn fonds Pure Value Capital enkel een prestatievergoeding en geen beheerskosten. “Wij verdienen niets, als het vermogen van onze klanten onder ons beheer niet toeneemt”, zegt hij. “Op een rendement van 4 procent of lager vragen we geen vergoeding. Daarboven rekenen we een commissie aan van 20 procent van het behaalde rendement boven die drempel”, legt hij uit.

Ook Sam Hollanders en Joel Schols lijkt dat de meest eerlijke manier om een fonds te beheren. Zij zijn de initiators van het Chess Capital Fund, dat ze in Luxemburg opzetten. “Als wij niet presteren en geen rendement neerzetten, worden we niet betaald”, zeg Sam Hollanders. “Als je geen rendement kunt neerzetten boven een bepaalde risicovrije drempel van bijvoorbeeld 4 of 6 procent, dan heb je in principe geen bestaansrecht als beheerder.”

Omgekeerd is enkel een prestatievergoeding niet per se goedkoper. “Als een fonds een hoog rendement haalt, zullen klanten een relatief hoge prestatievergoeding moeten betalen. Maar daar staat wel een hoog rendement tegenover. Veel fondsen betaal je ook als ze niet presteren”, zegt Hollanders.

Dat risico op verlies is ook meteen wat volgens hem vermogensbeheerders tegenhoudt om enkel met een prestatievergoeding te werken. “Op momenten waarop de beurzen dalen, zoals nu, heb je geen inkomen als beheerder. Je moet die periodes kunnen overbruggen, maar voor veel spelers die personeel moeten betalen, is dat lastig”, zegt hij.

Om enkel op prestatie vergoed te worden, is een slanke kostenstructuur nodig, zegt ook Steven De Klerck. Daarom heeft hij, net als Hollanders en Schols, zijn fonds in Luxemburg opgezet. “Als je onder de Belgische fondsenregelgeving valt, moet je veel meer zaken naleven, wat extra kosten met zich brengt. Fondsen die in België geregistreerd zijn, kunnen bijna niet anders dan beheerskosten te vragen om die te dekken.”

Meer dan alleen beheer

Alle goede bedoelingen ten spijt heeft MiFID de algemene kosten van de vermogensbeheerders veeleer doen stijgen dan doen dalen. “Met de aanwas van regelgeving moeten de banken steeds meer mensen in dienst nemen om de naleving te controleren. Dat wordt een steeds groter deel van de algemene beheerskosten die ze hun klanten aanrekenen”, zegt Benedict Peeters.

Private banking is de jongste jaren meer geworden dan enkel en alleen het beheer van vermogen. Veel private banken hebben hun diensten uitgebreid naar successieplanning, begeleiding van vastgoedinvesteringen, juridisch advies, networking enzovoort. Daarom is het niet helemaal eerlijk de beheersvergoeding enkel af te zetten tegen het rendement op het beheerde vermogen.

Je betaalt dus voor meer dan alleen rendement. “Voor veel mensen is hun private banker een sparringpartner, iemand die hun een gerust gemoed geeft over hun financiën”, zegt Benedict Peeters. “Mensen houden van het gevoel dat ze iemand de verantwoordelijkheid kunnen geven. In het geval van hun financiën is dat hun bankier”, voegt Tim Nijsmans toe. “Daarom wisselt de Belg sneller van levenspartner dan van bankier.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content