KUNST ZONDER GEVOEL

Kunnen computers kunst maken? Ze doen het al. Alleen kunnen ze enkel voortborduren op wat mensen vooraf hebben bedacht. Tot het bedenken van iets origineels zijn ze niet in staat. Voorlopig tenminste.

In een wereld waarin computers steeds meer kunnen, zou je hopen dat er domeinen zijn waarop ze de mens nooit kunnen overklassen. Is het bijvoorbeeld denkbaar dat we binnenkort worden ontroerd door kunst, literatuur of muziek uit de computer? Die komen toch voort uit doorleefde emoties en belevingen? Wie weet is het al zover, maar willen we het niet zien. Onderzoekers zitten in geen geval stil en proberen artistieke creativiteit te vatten in software.

Een pril en legendarisch voorbeeld is Aaron. Al sinds 1973 brengt dat programma kunst voort, op instructie van zijn geestelijke vader, de Brit Harold Cohen. Aanvankelijk rolden er abstracte patronen uit de printer, die Cohen met de hand inkleurde. Gaandeweg verfijnde hij Aaron en maakte hij er composities met planten, rotsen en menselijke gestalten mee. De machine leerde ook rechtstreeks met verf op canvas te werken.

Er volgden tentoonstellingen, onder meer in Tate in Londen en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Een tijdlang kon je Aaron gratis downloaden op proef. Wie een flatscreen aan zijn muur had, kon hem elke dag een nieuw kunstwerk laten maken. Want Aaron is onuitputtelijk – en hij overleeft zelfs zijn schepper Cohen, die in april dit jaar overleed. Geen twee werken van het programma zijn hetzelfde. Alleen: Aaron kan geen nieuwe stijlen uitvinden. Hij is alleen creatief binnen de stijlen waarmee Cohen de machine uitrustte.

Een nieuwe Rembrandt

“Een ander, recent project is The Next Rembrandt, een initiatief van de Technische Universiteit van Delft en ING”, weet Laurence Van Elegem, marketing- en communicatieverantwoordelijke van het innovatiebedrijf nexxworks, die beroepshalve de technologische evoluties volgt. Voor The Next Rembrandt werd de software gevoed met driehonderd schilderijen van Rembrandt. “Die maakte daarmee een portret van een zeventiende-eeuwse man met een snor en een witte kraag, helemaal in de stijl van Rembrandt. Het doek werd geprint in 3D, om ook de textuur van de olieverf weer te geven.”

De makers dekten zich in door te benadrukken dat “niemand wil beweren dat Rembrandt kan worden gereduceerd tot een algoritme”. Experts konden het niet laten op te merken dat de neus en de kraag niet helemaal Rembrandt-getrouw waren. Niettemin: het resultaat ziet er beter uit dan wat de meesten van ons zouden presteren.

Daarmee is een eerste vraag beantwoord. Kunnen computers kunst maken? Ze doen het al. De doeken van Aaron en The Next Rembrandt hebben alle uiterlijke kenmerken van een kunstwerk. Wellicht passeren ze zelfs de turingtest. In 1950 voorspelde de computerpionier Alan Turing een toekomst waarin “computers het imitatiespel zo goed spelen” dat een gemiddelde mens hooguit 70 procent kans zal hebben om na vijf minuten te weten dat hij met de output van een machine te maken heeft. Als de computer in de test slaagt, is hij louter praktisch bekeken even bekwaam als een mens. Over innerlijke processen zegt de test niets, maar hij is elegant in zijn eenvoud.

Verrezen uit de doden

Ook in de muziek wordt al lang aan de weg getimmerd. De Amerikaanse musicoloog David Cope bouwde in 1981 Emmy, software die muziek kan schrijven. Copes aanpak is vergelijkbaar met die van de Rembrandt-programmeurs. Hij laat Emmy bestaand werk ontleden, karakteristieke structuren herkennen en die combineren tot een nieuw werk, zodat oude meesters als Bach, Vivaldi, Chopin en Beethoven lijken op te staan uit de doden. Cope bracht diverse cd’s uit en veel composities van Emmy zijn te beluisteren op YouTube. Ze worden er gespeeld door gesimuleerde instrumenten, wat voor een wat blikken timbre zorgt. Maar zelfs als ze zouden worden uitgevoerd door een echt orkest, is de kans lang geen 70 procent dat de luisteraar het onderscheid met authentiek werk hoort.

Maar ook hier geldt: kunst is wat een publiek bereid is te accepteren als kunst. Als een machine op basis van toeval geluid voortbrengt, is dat ruis. Als een gevestigde componist als John Cage dat doet, is het avant-garde en krijgt het een plaats in de muziekgeschiedenis. De meeste mensen zijn ervan overtuigd dat kunst moet ontspringen uit iemands innerlijke behoefte aan expressie of aan het pijnlijke denkwerk van een geniaal individu. Software heeft tot nader order geen zielenleven en bijgevolg wordt computerkunst in het beste geval gezien als een experiment, en in het slechtste als een ontheiliging.

Het is tekenend dat Cope na 25 jaar de stekker uit Emmy trok. Want zelfs wie sympathiek stond tegenover zijn project, legde hij uit, beschouwde Emmy’s muziek nog altijd veeleer als computeroutput dan als kunst. Ook de commentaren op YouTube liegen er niet om. “De muziek fietst door leuke patronen, veeleer dan een verhaal te vertellen.” “Een zinloos patchwork van aan elkaar genaaide fraaie frasen. Een belediging voor Beethoven!”

Transformatieve creativiteit

Een ander bezwaar tegen computerkunst, is dat ze niet innovatief is. Ze bestaat uit variaties op bestaande voorbeelden – een gesofisticeerde vorm van ‘bewerken: knip en plak’. De kortfilm Sunspring is daar een schoolvoorbeeld van. Die is gebaseerd op een script van de computer Benjamin. Hij leerde de structuur van een scenario te imiteren, inbegrepen de regieaanwijzingen. Benjamin verwerkte tientallen scripts van sf-films en -series zoals Alien, Dune en de Star Trek– en Star Wars-films, en berekende welke woorden en zinnen de grootste kans maken om samen voor te komen. Daar bouwde hij een scenario mee. Het mag niet verbazen dat daar voorspelbare zinnen in voorkomen als “What the hell is going on?” – die typisch zijn voor personages op buitenaardse avonturen – en een metacommentaar op het verhaal zelf. Je zou kunnen zeggen dat Benjamin alleen voortborduurt op wat anderen voor hem hebben geschreven, en dat zijn stem per definitie niet authentiek is.

Margaret Boden, een internationaal gerenommeerde specialiste in artificiële intelligentie, bekijkt het zo: er is exploratieve creativiteit die “een deur opent naar een nieuwe kamer”, en er is transformatieve creativiteit, die een heel nieuw huis optrekt. Tot dat laatste is, in haar ogen, artificiële intelligentie niet in staat.

Nu is er heel wat culturele productie, van popsongs tot tv-series, die louter exploratief is en varieert op bestaande patronen. Laurence Van Elegem: “In het westen staat originaliteit heel hoog in het vaandel, terwijl oorspronkelijkheid in haar puurste vorm zelden voorkomt. Heel wat werken zijn een combinatie van bestaande ideeën en creaties. Er zijn ook culturele verschillen. In Japan bijvoorbeeld gaat men heel anders om met creativiteit en kopiëren.” Van de renaissance tot pakweg de achttiende eeuw was het in het westen de norm dat een artiest niet iets oorspronkelijks hoefde te bedenken, maar dat het volstond beroemde voorbeelden om te zetten (translatio), na te bootsen (imitatio) en eventueel te overstijgen (aemulatio). Alleen lijkt dat overstijgen voor een artificiële intelligentie nog een knelpunt.

Deep learning

Ondanks al die opwerpingen lijken slimme machines ons vrij dicht op de hielen te zitten – tenminste als je de turingtest als maatstaf neemt. Vandaar dat er een nieuw gereedschap is uitgedacht: de lovelacetest. Lady Lovelace schreef in 1843, vertaald in hedendaagse termen, dat een machine nooit even origineel als de mens zal zijn, tenzij ze iets creëert – een idee, een verhaal of muziek – waarvoor ze niet vooraf geprogrammeerd was. Bovendien moet het voor de maker onbegrijpelijk zijn hoe de oorspronkelijke code tot die output heeft geleid – er wordt dan gesproken van ’emergentie’.

Maar misschien is die kijk op originaliteit aan verandering toe, en zal de daadwerkelijke praktijk onze opvattingen veranderen. Le dernier cri is een Russische computer die Ostagram.ru heet: zijn stijl wordt ‘inceptionisme’ genoemd. De DeepDream-beelden van het inceptionisme zijn alsnog vooral decoratief, maar het is niet uitgesloten dat hier de kiem ligt voor een nieuwe visie op kunstzinnige productie.

Google Brain Team is intussen in de weer om een programma, Magenta, te leren hoe het autonoom originele muziek kan componeren. Magenta, uitgerust met een capaciteit die deep learning heet, heeft met een input van vier noten een rudimentair muziekstukje gebouwd. Het duurt 80 seconden, er zit een ontwikkeling in en het is al bij al heel eenvoudig; het klinkt als het deuntje van een getalenteerde peuter op zijn eerste Casio-pianootje. De drums werden achteraf ter kruiding toegevoegd door de onderzoekers.

Die autonomie is van belang, want het grote publiek blijft vaak in het ongewisse in hoeverre een programma geholpen is door de mens om zijn kunstje uit te voeren. Bij The Next Rembrandt is dat een pertinente vraag en, vertelt Laurence Van Elegem, er is het spectaculaire verhaal van de computergegenereerde roman: “Begin dit jaar raakte een door een artificiële-intelligentiesysteem geschreven roman voorbij de eerste ronde in een Japanse literatuurwedstrijd. Maar achteraf lees ik dan dat 80 procent van de tekst menselijke inbreng was. We zijn er dus nog helemaal niet.”

Robojournalist

En dit stuk? Zou dit ooit geschreven kunnen worden door een computer? Laurence Van Elegem: “Dat zal allicht binnenkort kunnen. Er bestaat al dataminingsoftware dat het web kan afschuimen naar artikels en trends over een thema. En we hebben journalistieke programma’s die op basis van statistieken artikels kunnen schrijven. Als we die twee kunnen combineren, heb je meteen een straf stuk, dat je alleen hier en daar stilistisch nog wat moet bijschaven.”

Op dit ogenblik laat Associated Press (AP) machines al stukken schrijven op basis van kwartaalverslagen of sportuitslagen. Dat zijn voor journalisten notoir lastige opgaven, omdat ze zowel accuratesse als snelheid vereisen. AP is daarvoor in zee gegaan met een bedrijf dat Automated Insights heet. De artikels gaan er de deur uit zonder menselijke interventie. Ze zijn wat droog van stijl, maar er staan minder fouten in dan in stukken van menselijke journalisten. Er zijn geen banen door verloren gegaan, stelt AP. Journalisten zouden net tijd vrij gekregen hebben om meer aandacht te besteden aan grotere verhalen.

Er zijn nog voorbeelden. Bij de Financial Times deed men enkele maanden geleden een soort journalistieke turingtest. Een ervaren journaliste, Sarah O’Connor, nam het op tegen de computer Emma. Allebei kregen ze de opdracht uit een set economische gegevens een stuk van vierhonderd woorden te puren, waarna de bureauchef moest inschatten welke tekst door de machine gegenereerd was. Emma (12 minuten) was sneller dan Sarah (35 minuten), maakte geen tikfouten (Sarah wel), maar overschreed de limiet van vierhonderd woorden en was minder bekwaam in het onderscheiden van het nieuwswaardige en het saaie. Het niveau van een beginnende stagiair, zeg maar. In dit geval zakte de computer voor de test, al gaf Sarah O’Connor ruiterlijk toe: “Beter geschreven dan ik verwachtte, van een robot.”

FILIP HUYSEGEMS

Een bezwaar tegen computerkunst is dat ze bestaat uit variaties op bestaande voorbeelden – een gesofisticeerde vorm van ‘bewerken: knip en plak’.

Google Brain Team is in de weer om een programma, Magenta, te leren hoe het autonoom originele muziek kan componeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content